NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON
BUITENLAND.
No 87.
Woensdag 28 October 1908.
Zeven-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
EIGENBELANG.
DOCTOR JOZEF.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Het sterkste belang,
Dat geen stand kent of rang
En voor drang wijkt noch dwang
Is het eigenbelang.
Het eigenbelang speelt een be
langrijke rol op ons wereldtooneel
of liever, minder op het tooneel, als
wel achter de schermen. Het doet
de spelers: spelen, spreken, zwijgen,
huichelen, uitvaren, vleien, al naar
het zoo in de kraam te pas komt.
Het is de machtige factor in het
product, dat 's menschen handelingen
uitmaakt; de groote en krachtige
drijfveer van veler werken en zwoegen.
Dat iemand voor zijn belangen op
komt ijvert, om vooruit te komen, of
de welvaart der zijnen te bevorderen
dat hij zijn stoffelijke middelen tracht
te vermeerderen, zijn positie tracht
te verbeteien, dat alles zal hem door
geen weldenkend mensch euvel
worden geduid.
Het ligt in den aard van den mensch,
dit te doen. Eerder zou men bel
in bom misprijzen, wanneer hij het
tegengestelde deed. Als we hooren
van iemand, die zijn eigen belangen
verwaarloost, dan denken we in het
algemeen aan een luiaard, aan een
gemakzuchtige, aan een onverschillige.
Maar men kan alle dingen over
drijven en vele dingen verkeerd doen,
daardoor deugd maken tot ondeugd,
hel goede doen veranderen in iets
kwaads. Daar hebt ge b. v. de lieden,
die zulk een enge opvatting van hun
eigen belang hebben, dat ze, dit
meenende te bevorderen, inderdaad
werkzaam zijn die belangen te schaden.
Zoo immers doet de man van zaken,
die langs bedriegeljjke wegen zijn
winst tracht te verhoogen. Hij be
nadeelt zich zelf; is slecht, maar ook
dwaas. Zijn knoeierijen of oneerlijk
heden zullen aan het licht komen.
De kruik gaat te water tot ze breekt.
Evenzoo gaat bet met den werkman,
den beambte of den ambtenaar; in
't algemeen, elk, in wien men zeker
vertrouwen stelt. Tracht hij op slink-
sche wegen zijn eigen belang te be
vorderen, hij komt bedrogen uit. Het
zal blijken, dat bij de vijand van
zich zelf was.
Voor zijn belangen opkomen is
goed, maar twee gevaren bedreigen
ons hierbij
Vooreerst dit, dat wij door eigen
belang gedreven, anderen belangen
gaan schaden en daarbij de gepaste
grens overschrijden. Ten tweede, dat
wij gevaar loopen een volslagen egoist
te wordeniemand die geheel onge
voelig is voor het leed en de ellende
van anderen.
Het eerste gevaar is moeilijk ge
heel te vermijden. Onwillekeurig zal
men, zijn eigen belangen bevorderende,
daardoor onwillens een ander öf in
zijn zaak öf in welk opzicht dan ook,
benadcelen. Het komt er echter op
aan te zorgen, dat wat wij doen het
licht mag zien dat de middelen door
ons aangewend, niet kunnen afgekeurd
worden. Vooruit is goed, maar dan
zonder verloochening van karakter of
beginselen; zonder misbruikmaking
van het in u gestelde vertrouwen,
zonder met opzet anderen op zij oi
achteruit te dringen. Een eeilijke
en humane wedstrijd zij het leven,
hoe moeielijk het ook ga!
Erger is het tweede gevaar, waar
toe wij komen als wij ons zeiven
geen meester meer blijven, maar ons
geheel en steeds door eigenbelang
laten leiden; als eigenbelang de eenige
kracht wordt, die ons drijft. Dan zijn
wij voor ons zeiven en anderen ver
loren. Dan hebben wij in den edelen
zin van het woord onze belangen
geschaaddan zijn we niets meer voor
onzen evenmenschdan is het uit
met menschenliefde, met gevoel voor
recht en onrecht; dan is alle hooger
leven in ons uitgebluscht, alle edel
vuur uitgedoofd.
Afschuwelijk de man en beklagens
waardig, die zoover is gekomen, dat
hij mets meer kan verrichten, of eerst
moet de vraag beantwoord, of het
wel strookt met zijn eigen belang,
die begint met de vraag: wat zal het
mij opbrengen?
Waar komt hij toe? Hij zal vleien
wie hem voordeel kan verschaffen,
bedriegen wie hem vertrouwen schenkt,
uitlachen met een satanische lach,
wie op hem meende te kunnen rekenen.
Voor vriendschap en liefde zal hij
doof blijven, spotten zal hij met de
dwazen, die, zooals hij het noemt, de
wereld willen hervormen. Zijn hart
is koud als steenzijn geweten is
doof. Bij hem geen blijdschap met
de blijden, geen droef zijn met de be
droefden. Zijn schijnbare godsdienst
zal zijn een afschuwelijke huichelarij.
Een ieder neme zich in acht voor
zulk een slaaf van zijn eigen belang
De cricis in den Balkan.
De conferentie.
Men schrijft aan 't »Handelsbl."
De Russische minister Iswolsky is
te Berlijn, en heeft daar bezoeken
gebracht aandenOostenrijkschen, den
Fransehen en den Roemeenschen
gezant, hij heeft een lang onderhoud
gehad met minister Von Bülow, en
werd gisteren ontvangen door den
Keizer. Maar het is nog volstrekt
niet bekend, welke practische resul
taten dit Berlijnsche bezoek van den
Russischen minister heeft gehad. De
Duitsche regeering heeft opnieuw
verzekerd geen tegenstander van de
conferentie te zijnmaarzij verklaarde
tevens slechts een wensch te hebben
en wel, dat de cricis in den Balkan
zoo spoedig mogelijk zal worden
bijgelegd. Iedere weg, die tot doel
leiden kan, is haar goed, en zij wil
dien gaarne inslaan, zoo de beide
mogendheden, met welke zij door een
bondgenootschap en door vriendschap
pelijke betrekkingen verbonden is,
dien goedkeuren. Duitschland zal zich
voor de conferentie verklaren,
ferentie zal leiden tot een bevredigend
resultaat en niet tot het oprollen van
nieuwe strijdquaesties. Naar haar
meening ligt de beantwoordingvan
de vraag of de conferentie zal
bijeenkomen niet in de eerste plaats
te Berlijn, maar te Konstantinopel
en te Weenen. Wel is voorloopig een
einde gekomen aan de rechtstreeksche
besprekingen tusschen Turkije en
Oostenrijk, maar het is nog niet dui
delijk of die aibreking het gevolg is
van de inwerking van buiten, dan
wel of zij uit de gestelde eischen en
voorwaarden zelf voorkomt. In beide
gevallen bestaat echter de mogelijk
heid dat die besprekingen hervat
worden. Voorloopig echter is de toe
stand, tengevolge van deze omstan
digheden, iets minder helder dan bij
het begin van de vorige week.
Oostenrijk en Engeland.
Weener berichten melden, dat het
afbreken der onderhandelingen tus
schen Oostenrijk en Turkije geheel
geweten moet worden aan de houding
van den Engelschen gezant. Het
verloop en het vooruitzicht der
onderhandelingen was zoo gunstig
mogelijk. Reeds was het zeker, dat
de Turksche ministerraad het besluit
zou nemen, om de annexatie van
Bosnië en Herzegowina goed te keuren,
toen plotseling de Engelsche gezant
in de Porte verscheen. De minister
raad werd geschorst en Kiamil-pasja
ontving den gezant, die hem ver
klaarde: Engeland wenscht niet dat
verdragen eenzijdig worden gewijzigd
dat moet een zaak zijn, die aan de
Europeesche conferentie wordt onder
worpen. Hij maakte Kiamil bevreesd,
dat een eenzijdige opzegging van een
gedeelte van het Verdrag van Berlijn
de waarborgen zou wegnemen voor
de overige bepalingen, die de terri
toriale integriteit van Turkije vast
stellen. Tevens verklaarde de Engel
zoo sche gezant, dat Engeland de Jong-
zij de zekerheid heeft, dat de con- Turken, in geval van een tegen-
revolutie, zou bijstaan met geld en
met zijn vloot, die voor de Darda-
nellen ligt en ieder oogenblik in
Konstantinopel kan binnenloopen.
Kiamil-pasja liet zich hierdoor
overhalen, en stelde den ministerraad
voor, de ouderhandelingen met Oos
tenrijk af te breken. In den nacht
kwam Kiamil dit besluit aan den
Oostenrijkschen gezant, markgraaf
Pallavicini, mededeelen. Hij grondde
het op de overweging, dat de vorm
der overeenkomst, door Oostenrijk
voorgesteld, niet aannemelijk was.
Maar hij verklaarde tevens, dat dit
besluit slechts tegen zijn zin was
genomen.
De zonderlinge houding van Enge
land maakte in Weenen een onaan-
genamen indruk. Door de afzonder
lijke onderhandelingen zou de oplos
sing der Balkan-crisis bespoedigd
zijn, zonder dat de conferentie er
door onmogelijk was geworden. Voor
Oostenrijk is de annexatie een onher
roepelijk feit, en zoo Engeland meent,
dat die annexatie nog eens op de
conferentie moet worden besproken,
zal Oostenrijk, naaar het woord van
Aehrenthal, aan de conferentie niet
deelnemen. Daardoor zou de geheele
conferentie verijdeld worden.
Maar in Weenen meent men, dat
het Engeland niet meer om de con
ferentie te doen is. Men brengt de
stap van den gezant te Konstanti
nopel in verband met de aanmoedi
gingen, die de staatslieden en de
pers in Engeland aan Servië en
Montenegro geven, en trekt daaruit
het besluit, dat Engeland, ondanks
zijn voortdurende vredelievende ver
zekeringen, verwikkelingen in den
Balkan poogt te doen ontstaan. Men
hoopt te Weenen, dat het zoover
niet komen zal, wijl men niet gelooft,
dat Turkije de gunstige gelegenheid
om te onderhandelen zal laten voor
bijgaan. Oostenrijk kan ieder oogen
blik de reeds bekend gemaakte con
cessies terugtrekken, en herinnert er
slechts aan, dat het sandjak Novi-
Uit het Zweedsch
DOOR
SOPHIE ELKAN.
8)
"Ik zegen je," fluisterde mijne gastvrouw,
toen wij, na een paar uren onder vier oogen
te hebben doorgebracht, ons weêr bij de an
deren voegden "Je bent onbetaalbaar I Het is
de onmogelijkste gast, dien ik ooit gehad heb.
Waarover heb j e toch met hem kunnen praten
"Hij is het geweest, die gepraat beeft. Ik
heb slechts gezwegen en toegeluisterd."
"Dat kan niet zijn!"
Doctor Sylvius bracht mij dien avond tot
aan mijne voordeur en beloofde Philip een der
eerstvolgende dagen te komen opzoeken.
Philip wa9 bij zijne komst niet thuis. Hij
bracht den ganschen middag bij mij door. Ik
haalde mijne japon te voorschijn, om hem te
toonen dat de vlek geheel en al verdwenen
was.
Of ik couquet tegenover hem was? Neen.
Neen, waarlijk niet. Ik heb u immers
gezegd, dat ik u volkomen oprecht zou op
biechten. Ik vond het heel vleiend te zien,
dat hij zoo duidelijk bewee9 mijn gezelschap
boven dat van andere vrouwen te verkiezen
en ik deed natuurlijk mijn best dat dit zoo
blijven zou. Maar van een anderen kant
had ik het vrij wat pleizieriger gevondeD,
indien mijn redder mij een weinig hooger dan
tot aan de schouders had gereikt, niet zoo
onderdanig ware geweest en wat rechter beenen
had bezeten. Zooals hij was, mocht hij geen
Adonis heeten Maar dat was eigenlijk gezegd
ook niet noodig. Hij was Philip's vriend en
hoe heter ik hem leerde kennen, hoe meer ik
van hem hield. Hij bezit een mooi karakter
en verbergt onder een zeer prozaïsch uiterlijk
een waarlijk poëtische en beminnelijke natuur.
Wij bespraken alle mogelijke onderwerpen.
Hij praatte het moest.
Geen oogenblik vergiste ik mij omtrent den
indruk, dien ik op hem maakte. Ik begreep
zoo goed dat hij er mij dankbaar voor was,
zich, zoodra hij bij mij was, op zijn voordeeligst
te toonen. Hij daarentegen verstond dit niet
zoo duidelijk als ik. Buitendien bracht ik hem
in eene aangename stemming, niet doordien
hij bij mij persoonlijk was, daarvan gaf ik
mijzelve zeer goed rekenschap, maar omdat
ik eene vrouw was. Tot daartoe was hij te
verlegen geweest, om van vrouwelijk gezelschap
te houden, thans genoot hij er van.
Hij was voor het overige zeer bescheiden,
bang mij overlast aan te doen, ongelegen te
komen of te storen. Maar ik behandelde hem
op de juiste manier, geheel en al alsof hij bij
ons thuis behoorde en leerde hem gelooven,
dat ik mij niet aan zijn bijzijn stoorde, wan
neer ik mij met iets anders bezig houden
moest. Ik bemerkte echter spoedig, dat men
toch ook voorzichtig met hem om moest gaan.
Hii was zeer ongeduldig, lichtgeraakt en wan
trouwend. Zoo trok hij zich dingen aan, waar
van men nooit iets kwaads zou heben gedroomd
en, over het geheel genomen, is hij niet zoo
gemakkelijk te verstaan als gij meent en ik
in den aanvang zelf dacht.
Hebt gij, bij voorbeeld, wel bemerkt, dat
hij zichzelf volstrekt niet gering 6chat en een
groot gevoel van eigewaarde bezit? Misschien
is dat nu het geval niet meer, maar destijds
wel. Dit stond in verband met de vaste over
tuiging het altijd bij het rechte eind te hebben,
aan de zijde van plicht, eer en rechtvaardig
heid te zijn en in alle opzichten een braaf
mensch te wezen.
Hij had gelijk daarvan zeker te zijn. Men
beweert dat dit alles geenszins te waardeeren
valt, dat het nu eenmaal in zijne natuur lag.
Maar dat weet ik beter. Hij had zichzelf
overwonnen, aleer hij zoo werd; hij wist dit
en daarin was zijn zelfbewustzijn gelegen. Wat
mij betreft, hield ik meer van hem, toen ik
hij nadere kennismaking leerde inzien dat hij
een hooge gedachte van zichzelf koesterde,
dan toen ik nog geloofde dat verlegenheid zijn
grootste karaktertrek was.
En hij behoeft zichzelf ook waarlijk niet te
onderschatten.
Als man van wetenschap heeft hij zich een
grooten naam verworven. Maar, ziet gij, hij
maakt er zich geen voorstelling van zulk een
onmogelijk uiterlijk te bezitten als hij heeft.
Gij gelooft natuurlijk, dat hij verlegen werd
door het bewustzijn belachelijk leelijk te zijn.
Dat dacht ik ook. En toch was dat het geval
niet. Hoe ongeloofelijk het ook schijnen moge,
dat was de reden niet. En nu zult gij hooren
hoe ik dat te hooren kwam, dat wil zeggen
de geschiedenis van doctor Jozef vernemen.
Zooals ik reeds zeide, bezocht hij ons den
ganschen winter. Hij kwam dikwijls en
zonder plichtplegingen. Philip plaagde er mij
mede, dat ik eene verovering had behaald en
dat hij eigenlijk jaloersch behoorde te wezen.
Ik zeide hem betzelfde wat ik u nu vertelde
en dat ik mij met den besten wil van de
wereld geen illusie's maken kon. Philip lachte
en antwoordde dat zulk eene gevoelsontleding
geheel en al bij mij paste. Ook mijne vriendinnen
vermaakten er zich over, noemden doctor Sylviu»
mijn "lijftrawant" en vroegen of hij mij altijd
hij mijne rokken vasthield. Wordt ventlgd.)