NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
LASTER.
No. 89.
Woensdag 4 November 1908.
Zeven-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Van den Hak op den Tak.
DOCTOR JOZEF.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever O. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonno.69.
ADVERTENTIËN:
I Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/. Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Van wien hangt het heel dikwijls
af, of iemand al of niet in een goeden
roep staat? Dikwijls van zulke lieden
die zeiven in een kwaad blaadje staan
en dit ook volstrekt niet verdienen,
onbeduidende en erbarmelijke indivi
duen die, geërgerd over hunne eigen
onb -duidendtieid, zedelijk en welen-
schappelijk boven ben staande door
hunne slinkscbe opmerkingen een
smet trachten aan te wiijven en dus
van hunne gopden naam te berooven
of in hot vuil te trekken, waarin zij
zeiven rondkruipen, 't Is dien groot
meesters over bet meer of minder
verdienstelijke van hunne medemen
schen volkomen hetzelfde of zij in
hun oordeelen en veroordeelen geruch
ten vergrooten, of ze misschien geheel
en al verzinnen.
Werkelijk achtenswaardige en hoog
hartige personen zullen nooit, ten
minste slechts bij booge uitzondering,
over afwezenden een ongunstig oor
deel uitspreken, tenzij de omstandig
heden hen daartoe dwingen en zij
zullen de gezelschappen mijden, waar
de naaste met scherpe tong in zijne
afwezigheid wordt gehekeld.
Doch ongelukkig zijn deze fijnge
voelige en achtenswaardige personen
bet kleinste, of beier gezegd het minst
op den voorgrond tredend deel der
menschheid en het ligt dus in den
aard der zaak, dat praatjesmakers
allerwege het grootste woord voeren,
terwijl lieden, die in het leven een
hooger doel najagen dan de eer hun
ner medemenscben te bezoedelen,
zich zelden of nooit in het publiek
laten hooren waar zij dit niet nood
zakelijk achten en dan nog over zaken,
allerminst over personen.
Het is overigens een doorgaans
onjuiste cn door niets gemotiveerde
beschuldiging, dat bet voorat de vrou
wen zijn, die door babbelzucht eu
zucht tot kwaadspreken den goeden
naam van anderen bederven. Volstrekt
niet. Er zijn minstens evenveel man
nelijke als vrouwelijke kletskousen.
Zucht tot kletsen en kwaadspreken
is niet aan bet geslacht, maar aan
het individu verbonden.
Het kletsen en kwaadspreken en
daardoor verdraaien van feiten is bij
de mannen nog gevaarlijker dan bij
de vrouwen, daar mannen, die een
ambt drijven of eene wetenschappelijke
opleiding gehad hebben, mogen ge
acht worden over het algemeen een
juister meer omvattend begrip te
hebben van wat gepast of welvoegelijk
is en er dus aan hun oordeel door
gaans ook meer waarde wordt ge
hecht.
En hoe wordt er niet dikwijls onder
mannen kwaadgesproken en gebabbeld 1
Men moet het hebben ondervonden om
het te kunnen gelooven. Over het
algemeen en reeds langen tijd zijn
de koffiekransjes der vrouwen, be
schouwd, alsof zij voor iemands goeden
naam al bijzonder gevaarlijk waren.
Maar lieve hemelt in dit opzicht
zijn de kofïïekransjes der vrouwen
dikwijls onschuldige kringetjes ver
geleken bij de koffiehuizen, de bier-
kneipen, de bittertafels etc. van de
mannen.
De vrouwen zullen, ook al halen
zij iemand over den hekel, toch altijd
nog zekere grenzen, zeker decorum
in acht nemen bij de mannen vallen
daarentegen dikwijls, wanneer zij onder
den invloed van wijn, bier of sterken
drank zijn, alle grenzen weg. Zij ver
tellen aan hunue vrienden, aan bier
of bittertafel vaak ware roovers-
geschiedenissen en deze rooverhistories
worden dan met de noodige aan
hangsels verder verspreid, totdat zij
dikwijls op het punt van uitgang
terugkeerend, een afmeting hebben
aangenomen, welke zich tot de eerste
vertelling verhoudt als een huis en
hof verpletterende lawine.
Slimmer en gevaarlijker nog dan
wooiden zijn halve aanduidingen,
sarcastische glimlachjes, geheimzinnige
schouderophalingen, alsof men iets
bijzonders wist over hem of haar
wel veel meer kan zeggen, maar niet
wil en het aan anderen overlaat,
uit deze honende aanduidingen de
dolste schandaalhistories te vormen
en naar believen verder te verspreiden.
En dat doet een tweede dan ook.
daarvan kan men verzekerd zijn
Zoo is de goede naam van een braaf
mensch reeds langen tijd bezoedeld,
voor hij daarvan ook maar het ge
ringste vermoeden kan hebben. En
dikwijls komt men het ellendige ge
klets eerst ter oore, wanneer door
herhaaldelijk bijdoen de mug eindelijk
een olifant is geworden en misschien
de eerste kwaadspreker zou terug
schokken voor den omvang, dien zijne
lage verdachtmaking heoft aange
nomen.
Een bepaald soort aanranding van
iemands eer wordt dikwijls door con
currenten in practijk gebracht. En
doorgaans zijn het degenen, die minder
vast in den zadel zittend, hetzij al
of niet door eigeu schuld, door brood
nijd gedreven, den goeden naam van
hun concurrent op een ellendige wijze
aanranden om hem in de oogen van
bet publiek te verkleinen, zijne zaken
te benadeelen, in de hoop in dit troebel
water te kennen visschen. In dit
opzicht kan men het b.v. met ano
niem geschrijf al een eind brengen.
En de aangevallene heeft doorgaans
weinig gelegenheid zich te verdedigen.
Roept hij den sterken arm der wet
te hulp, dan zal hem dit niet alleen
doorgaans weinig baten, maar bij
geeft daardoor aan de zaak nog vaak
een ruchtbaarheid die het geval nog
veel pijnlijker voor hem maakt en
den laster in grooten kring verspreidt,
terwijl houdt hij de zaak voor zich,
alleen de weinigen die ellendig klein
zielig genoeg waren om naar den
lasteraar te luisteren, er van hooren.
Een hooghartig stilzwijgen bewaren
is dikwijls nog het verstandigste wat
de geplaagde kan doen om zijn repu
tatie te reddeD.
„November I Uit den schoot der golven
Ontrolt zich, uitgestrekt,
Een mistkleed, dat dra heel bet land
Als met een lijkkleed overdekt."
Is November bet beeld van ons leven,
d. w. z. is des menschen leven, van
achteren beschouwd (evenals het
woordje nleven" van achteren gelezen);
nevel? Ja, zeggen velen, wier leven
in troostelooze somberheid, in teleur
stelling en verdriet, is voorbijgegaan.
Neen, zeggen anderen, die mochten
wandelen aan des levens lichtzijde,
of die ijverig wisten te garen de
bloempjes, welke er bloeiden langs
hun weg. Zeker, de omstandigheden
maken voor een goed deel des men
schen lot, vormen mede zijn oordeel
over het leven. Toen Peter Rosegger,
de Oosteur. dichter en romanschrijver,
op 't ziekbed lag, klaagde hij: sDit
aardscbe leven is het grootste ongeluk,
slechts uit te houden door het ver
trouwen op den dood." Maar later,
toen zijn pijnen verdwenen waren,
luidde zijn oordeel andersde nevel
was opgeklaard. Zoo gaat het ons
allen. Vooral van het lichaam zijn wij
afhankelijk: werkt een orgaan slecht,
dan is alles niets. Alle jeugd, macht
en eer wordt een bespotting als het
lichaam ziek is. Maar nauwelijks is
het lijden geweken, of bet oordeel
over het leven helt een heel anderen
kant uit. Gelukkig de mensch, die
onder alle omstandigheden een open
oog en een ontvankelijk gemoed be
houdt voor het goede, dat hem om
ringt, want hoe zwaar zijn kruis ook
zij, ook de rozen ontbreken er niet
aan. 't Leven is een kruisken," zegt
Pater Poiters, en verder»Wat is een
kruisken? Een recht boutjen en een
dwars houtjen, die maken een kruis
ken te zamen. Iemand is rijkdat is
een recht boutjen. Maar hij heeft niet
een uur gezondheid: dat is een dwars
houtjen; samen een kruisken.
Iemand is gezond als een viscbdat
is een recht houtjen. Maar bij beeft
geen brood in huis, dat is een dwars
boutjen. Samen een kruisken.
Iemand beeft een vrouw gelijk een
engel; dat is een recht houtjen Maar
het is een kiekenboofd, een lantaarn
zonder licht: dat is een dwars boutjen.
Samen een kruisken. Wie is er, die
geen kruisken dragen moet?" Zoo
is bet.
Dit ondervindt reeds de arme
kleine, waarvan de O. H. C. verhaalt:
een meiske van 6 i 7 jaar, dat dezer
dagen in den laten avond, blootsvoets,
in d'r nachtkleertjes gestoken, met
een zwarten doek om het bovenlijf
geslagen den scherpen noordenwind
trotseerde om moeder te zoeken in
een café Droevig lotl Immer
weer is bet de alcohol, die het geluk
van zoo menig gezin verwoest, die
den mensch verlaagt tot beneden het
dier, zelfs het moederlijk gevoel doodt.
En wat is er toch heerlijker dan de
liefde van een moeder tot haar kind,
wat genotvoller dan zich aan de op
voeding van een kind te mogen wijden I
Zoo dacht er ook een onbemiddelde
vrouw in het plaatsje Weilburg in
Nassau over, waar in een koffiehuis,
door een heer en een dame in een
groote sluitmand een zuigeling was
achtergelaten. Op de rondvraag van
den burgemeester, wie der ingezetenen
zich met de opvoeding der vei laten
kleine wilde belasten, bood zich ben
arme vrouw aan. Zij nam het
jongske tot zich, door ontferming
bewogen. En alras werd zij beloond,
want in een zijden zakje om het
halsje van het kind vond zij 20.000
mark aan bankpapier met een brief,
die behelsde, dat bet geld was voor
degene, die het kind wilde opvoeden.
Die verrassing doet ons goed, maar
toch hoeveel hooger staat bij ons die
eenvoudige vrouw dan die rijke heer
en dame, die wellicht met verlooche
ning van hun natuurlijk gevoel op
zoo schromelijke wijze zich aan hun
hooge plicht onttrekken.
Misschien spreekt later, maar dan
Uit het Zweedsch
DOOR
SOPHIE ELKAN.
5)
Nu en dan beproefde ik mij wijs te maken,
dat het slechts verbeelding was, dat hij mis
schien gewaar was geworden te zeer aan mij
te hechten en dat hij zich bijtijds wilde redden
dat had ik kunnen begrijpen. Maar dat was
het niet. Hij kwam nog altijd onder mijn in
vloed; hij vond mij aangenaam, belangwekkend,
was mij dankbaar hem op dreef te helpen, zooals
de Denen zeggen; maar ik was het, die hem
liefhad. Het is immers gewoonlijk het geval
volgens de meening der heeren althans
dat eene vrouw een man liefkrijgt, nog voor
dat hij haar bekend heeft haar te beminnen.
Ja, zoo gaat het misschien, maar niet met mij.
Ik wachtte eene liefdesverklaring van doctor
Jozef af; en ik had nooit te voren vermoed,
maar zeker was het toch, dat eene declaratie
my vry wat minder gekwest zou hebben dan
zijn
het feit dat hij, zonder aanleiding van
kant, zou geloofd hebben, dat ik
In den aanvang beproefde ik, zooals ik reeds
zeide, hem op duizenderlei wijze te verstaan
te geven, dat hij hoegenaamd geen indruk op
mijn hart had gemaakt en dat hij volkomen
gerust kon wezen. Maar hij begreep dit niet.
Gij zult zeggen te weten hoe dat kwam en u
afvragen waarom ik hem niet openhartig zeide,
dat zijne houding mij niet beviel. Dat was
onmogelijk. Ja, als het had kunnen geschieden,
zooals ik gewild had, in scherts; maar doctor
Jozef verstond geen scherts. En neem zulk
een plechtigen, verlegen man eens onder handen,
om hem te zeggen»Ik weet dat gij mij ver
liefd op u gelooft; dat zou ik echter onmoge
lijk ooit kunnen worden I" Het zou geweest
zijn alsof ik hem een klap in het gezicht had
gegeven. Daartoe bezat ik geen moed.
Maar het was me onmogelijk geduld met
hem te hebben zooals hij zich gedroeg. Enkele
mijner vertrouwde vrienden begonnen mij met
mijn doctor te plagen. Ik bad hem zeker te
veel aangemoedigd. Hij scheen dat niet te
kunnen verdragen. Indien hij niet zoo weinig
ingebeeld was, kon hij gelooven
Het was natuurlijk eenvoudig scherts. Indien
zij het werkelijk geloofd hadden, zouden zij
niets hebben gezegd. Zij plaagden er mij mede,
omdat zij hem als zoo geheel onmogelijk be
schouwden. Niemand kon hem daarvoor zoozeer
aanzien als ik. Er was slechts één persoon,
die het tegendeel dacht, en dat was hijzelf
doctor Jozef!
Zonder dat ik er mij zelf goed rekenschap
van gaf, kreeg ik ten slotte lust mij te wreken.
Er was slechts eene manier om mijn wraakte
koelen. Gij raadt reeds welke Ik wilde
dat hij verliefd zou worden op mij. De rolver-
deeling beviel mij niet. Het spreekt van zelf,
dat ik niets gevaarlijks wenschte, dat ik hem
niet ongelukkig maken wilde. Ik verlangde
slechts naar genoegdoening voor mijn gekwetste
eigenliefde. Ja, nu werd ik coquet tegenover
hem. Op welke wijze Ziet gij, dat valt
moeielijk te beschrijven. Kan ik dat niet
laten rusten? Op mijn manier En het
gelukte mij. Ik wilde hem alleen maar het
hoofd op hol brengen, met hem spelen en hem
daarna weder loslaten. Hem slechts bewijzen
dat men kon als men wilde! Het was zeer
zeker verkeerd. Ik heb er menigmaal berouw
over gevoeld. En nu, dat die verzoeking voorbij
is, kan ik niet begrijpen, dat ik ooit daartoe
verleid werd. Zoo gaat het altijd.
Gij zoudt niet in die verzoeking zijn ge
komen Zeg dat niet zoo beslistGeen
woorden kunnen beschrijven hoezeer hij mij
ergerde.
Hij maakte mij niet het hof, overlaadde mij
niet met bouquetten of minnebrieven. Wel
had ik op iets dergelijks gehoopt. Ik zou er
niets op tegen gehad hebben, indien hij zich
op zulk een manier bespottelijk had gemaakt.
Als een verliefd Celadon zon hij heel belachelijk
geweest zijn, dat zult gij moeten toegeven.
Er zijn lieden met zulk een uiterlijk, dat zij
u onmogelijk voorkomen met eene smachtende
uitdrukking. Kleine, lichtblauwe knippende
oogen zijn er niet juist toe geschikt groote
hartstochten weêr te geven en eene kleine
ronde gestalte en blozende wangen neen,
hij zou heel bespottelijk geweest zijn, indien
bij dat had beproefd. Maar dat deed hij niet.
(Wordt vervolgd.)