MI1ÜWI
Nieuws- en Advertentieblad
voor ie Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
Mo lO'i
Woensdag 30 December 1908
Zeven-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EiV ZATERDAG.
Sylvesteravond.
Van den Hak op den Tak.
DE GETUIGE.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en V rij dag.
Uitsever O. J. SLOTHOUWER.
Bureau; Langpstrnnt 77. Telephoonno. 69.
AD VERTENTIKN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'I, Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Sylvesteravond noemt men in sommige
streken den Oudejaarsavond naar den
heiligen Sylvester, die dan aan de deur
klopt en vraagt om binnengelaten te
worden.
Oudejaarsavond stemt tot stilheid en
nadenken en voor de ernstige menschen
is er geen avond, die zoozeer de heilige
gevoelens van het hart oproept en tot
volharding in het goede aanspoort.
Voor vele menschen moge het voorbij
gegane jaar moeilijk en zorgvol zijn ge
weest, er komt op den laatsten dag van
't jaar allicht een klein lichtje der hoop
schijnen, dat het 't volgende jaar beter
zal zijn. Men wenscht elkaar tenminste
het beste toe en tracht met nieuwen
moed te beginnen.
Er zijn streken, waar de Oudejaars
avond onder de vreugde van allerlei
onschuldige grappen gevierd wordt. Vooral
het voorspellen van de toekomst neemt
daaronder een groote plaats in. Bjj de
oude Germanen werd Oudejaarsavond op
24 Decemher gevierd. Dan klopten de
meisjes als de klok 12 uur sloeg aan
de staldeur om de koeien te hooren
spreken, om aan het geluid te hooren of
zij dat jaar trouwen zouden of niet. Op
IJsland doen de meisjes het nog en voor
de oplossing van de gewichtige vraag
„trouwen neen of trouwen ja"
worden verschillende hulpmiddelen te
baat genomen. In vele Duitsche dorpen
wordt door de meisjes tegen het kippenhok
geklopt, omdat het kraaien van een haan
als een zeker teelten wordt beschouwd
dat men trouwen zal. In Beieren en
Oostenrijk nemen de meisjes een handvol
keisteentjes uit de beek. Als zij een
oneven getal in de hand hebben, bestaat
er geen kans, dat zij het eerstkomende
jaar voor het altaar gebracht zullen wor
den. In het koninkrijk Saksen laat de
jeugd notedoppeu op het water drijven.
Als de schaal, die een jongen op het
water heeft gelegd, in botsing komt met
den notedop van een der meisjes, gaan
die twee samen trouwen. In Weenen en
in geheel Oostenrijk bestaat nog de ge
woonte van het pantoffel werpen.
Als het meisje weten wil of zij het
volgende jaar zal gaan trouwen, moet
zij met den rug tegen de deur gaan
staan en een pantoffel achter zich werpen.
Als deze met de punt naar beneden valt,
staat de bruiloft van haar, die ze ge
worpen heeft, voor de deur, maar als
dit niet gebeurt, blijft ze het eerstkomende
jaar nog ongetrouwd.
Al deze gebruiken zijn voornamelijk
bij vrouwen in zwang. De mannen vieren
den Oudejaarsavond bij vele volken op
het platte land in de herberg met andere
vermakelijkheden. Onder deze is in Oos
tenrijk, zoowel als in vele zuidelijke
landen, het Sylvester afkloppen eeuwen
oud. Men komt daarvoor in de met
groene dennetakken versierde gelagkamer
bijeen. Midden in het vertrek hangt een
krans dennen aan de balken en bij de
kachel staat een bleeke, vlasharige jonge
ling met een krans van maretakken op
het hoofd.
Deze stelt den heiligen Sylvester voor.
Komt een jongeling door toeval met den
krans aan de zuldering in aanraking, dan
springt Sylvester uit zijn hoek te voor
schijn en geeft hem een kus. Dit duurt
tot middernacht en dan geeft de kastelein
aan alle gasten een dennetak waarmede
het zoodra het 12 uur slaat, Sylvester
de deur wordt uitgejaagdDan is het
oude jaar, dat door Sylvester wordt voor
gesteld, voorbij en men is een nieuw
ingetreden.
In vele gezinnen draait men even vóór
twaalf uur het gas uit eii als de klok
heeft geslagen steekt men het weder op
en wenscht elkaar geluk.
Te Berlijn heerscht de gewoonte om
op Oudejaarsavond bij elkander visch te
komen eten en geen Berhjnsche huis
vrouw zal vergeten een koolblad achter
den spiegel te steken, daar zij daardoor
haar gezin in het komende jaar voor
ziekte bewaart. Vandaar de gewoonte
om op Nieuwjaarsdag kool te eten.
Twee gebruiken zijn in alle landen
inheemsch elkander mondeling of schrifte
lijk geluk'te wensehen en het uitreiken
van fooien.
Reeds de Deensche koning Kanud de
Groote, overleden in 103G, hield het
gebruik in eere en nog heden ten dage
is het in alle landen in zwang.
Wel wordt het zoogenaamd nieuwjaar
winnen minder dan vroeger, toen geheele
scharen jongens en meisjes de dorpen
afliepen om bij kennissen en buren te
heilwensehen. Het geld dan ontvangen,
werd gewoonlijk in de herberg verteerd.
Zoo eindigde do dag, die het begin van
een nieuw leven moest wezen in een
dronkemanspartij. Die slechte oude ge
woonten zullen wel langzamerhand ver
dwijnen, maar het aardige, oude gebruik
om elkaar een gezegend jaar toe te
wensehen, blijve nog lang bestaan!
Waarde lez rs, geachte lezeressen,
Ik b-e-1 U mgii hnilwensch in zessen;
A'ier»-eist dan >n negentienhonderd neger,
lu 'talgemeen: Veel hr-il en zegen!
Gezorniheid wensch 'k elk in 't bijzonder,
Daaiin doe nieruand voor wie. o »k onder,
Van vt>or>poed krijge elk een behoorlijk deel,
Al Zij 'l dan «»ok met allen evenveel.
Voorts visite en vn-u^de onheperKt,
Want vlaai do-u Wuidt de 111 n-ch gesterkt.
Ten slotte: d -n moed, om gelaten te dragen
Den last en 't verdriet van 's levens plagen.
J i, waarde lezers, geachte lezeres-
-en. liet is niet overbodig, dat we
elkaar ook moed en geestkiachl top-
wenscheii, want, niet waai ondank-
alle heilbeden en Zegenweiiscben blij
ven we voor leed niet gespaard, en
daarop dienen we dus voorbereid te
zijn. Gelukkig hij dan of zij, die het
geheim des levens veislaat. dat I gt
opga-loten in het woord eens dooi
een' menfchenvriend gespioken «Laai
het lijden niet van u gaan, vóór liet
ii gezegend heeft." 't Leven is vaak
zeer moeilijk maar het meest vooi
lien, die van de smal t niet den zegen,
van het lijden geen loutering ondei-
vinden. Zij kennen met den vrede,
welke alle versland la hoven gaat.
Viede. n. Wat lieflijken klank heeft
dat woord, maar ook wat billeiheid
wekt het als we de inwe, grimmige
werkelijkheid aanschouwen.
Vrede op aarde! och, was het maar waai 1
D -ch overal zit iv-en elkaar in h<-t haar,
En iractlt men elkaar te b -lagen
'i Is ooiloa in 't jood in 't klein,
Hier dond'ieii kan.innen, da r -pnwt hei venijn,
'i Is last'ren en kwellen eu plagen!
Maar wij dan wij allen, die ook
min of meei hieraan si hu dig zijn, wij
gevoelen tncll, dal: vrede stichten,
menschen tol elkaai brengen, handen
meen leggen, een heeilijk werk is
Ja. onk een moeilijk weik. liet ver-
ischl grooien taci. fijne menschen
kennis, teedeie helde Laten wij dai
weik aanvatten, tedei in eigen kring,
naar de male on/er krachten niet
heilig voornemen, roet héél ons hart
Wie zoo gezind ts, zou niet kunnen
Handelen, als die Belgisch-Limburgsiihe
boer ie Totigei en. die zijn einde voelende
nadeien. zijn geheele vei mogen, aan
verschillende banken geplaatst, op
vroeg. hi papiei en geld Op zijn
ei I maakte hij daarvan een biand-
-upel en liet alles door het vuur
verteren. Toen liet luj zijn erfge
namen komen en wees hen op do
asch
Hel baer'je lachte met duivelschen lach
Eu woedend waren zijn erven,
Maar erger dan zij was de vrek er aan toe,
Hie onbeweend, van 'tschrapen moe,
Van alles berooid, moest sterven.
Aardiger, prettiger om te Ipzen is,
hetgeen in de Si Willebiorduskei k
te A. gehemde. Dn kerk was eivol,
geen plaat-je was onb.-zet. Twee
heeren zalen als opeengedrongen.
Tijdens den dienst voelt een der heet en,
I t zijn huurman in zijn zak komt
«Een wolf in een schapenvacht
denkl hij. maar wijl ei zich niets in
bevindt, houdt hij zien koest omgeen
opschudding ie veiooizaken
't Was maar gord ook, want:
A» der- had hij nu stellig hrt land,
Zijn buurman toch was ren -et lijke kwant,
Dk in 't iiiuist ge-*n kwaad k-tn neduelen.
Hij stak per ahuisxij" port-iuonnaie
I- den ander zijn z^k...; dat hij dit ded
Schei-n hij iu {geheel mei te voelen.
Doch de ander voelde wel wal, maar
diens verbazing was groot, toen hij
aan 'l emd van den dienst in zijn
Zak een goed voorziene pni lemomiaie
vond. Hij snapte Tras en haa-tte
zich den reclitinaiigen eigenaar te
achterhalen, din hem mei wooid en
handdruk zijn dank betuigde.
'i Was dus de volle kerk, die schuld
had aan 't geval De piediker daar
had dus over slechte opkomst niet te
klagen. Vaak is hel anders L'gl dat
aan den geest van den lijd? Mogelijk
wel, maar onk in vioegeren lijd was
de belangstelling niet altoos groot.
In een ouden dichtbundel lezen we
althans, dat:
Een Prediker door spyt en gramschap was
onisteeken,
Omdat hy somtyds moest voor stoel en ban
ken preeken.
Hij bedacht een list en deed in zijn
Sermoen der gemeente kond, dat de
Duyvel hem was verschenen en wat
die hem gezegd, zou hij den volgenden
dag verhalen.
Dat tiok, want:
»A1 eer de Koster nog de Kerk-deur open sloot,
De Wyven drongen schier malkand'ien dood.
D-ie nu den Pi ed ikant na '1 lrzen en na 'I zingen,
Had nauwl jjks door het volk ter stoel op kunnen
dringen,
Riep by, hoort lieden boorlAls ik van Godt
hier preek,
Zoo komt er nauw een Mensch,ineen veheele
week.
Maar doen ik zeg, dat ik zou van de Duyvel
preeken,
Komt gij met alle man ter kerke ingestreeken.
Gij loond wiens volk gy zyl, teiwyl gy liever
hoort
Na 't geen de Duyvel zegt, als na des Heeren
Woort.
Of dit lesje geholpen heeft, ver
meldt het gedicht met. Niet altoos
valt een vei manend of terechtwijzend
woo'd in goede aarde. Omtrent Kei
zer Wilhelm, van wien onlangs werd
gemeld, dat hij door een loods werd
teiecht gezet, lezen we nu de volgende
anecdote. De keizer bezocht een
schouwburg en slapte in de pauze
liet tootieel op om aan acteurs, regis
seurs, tot zelfs aan de machinisten
aanwijzingen te geven. Onderwijl stak
hij kahn een sigaar op. Niemand
duif.Ie hem zeggen, dat dit niet ge
oorloofd was. Maar daar trad een
eenvoudig weikinan naar voren, die
hern wees op een bord, waarop -tond
Verboden Ie rooken.
De Keizer werd eerst rood als een kalkoensche
haan.
Uit het Zweedsch
DOOR
SOPHIE ELK AN.
7)
Op het rechthuis heerschte een groot gedrang.
Heel de donkere zaal was volgepropt met menschen,
die het verhoor wilden bijwonen. Er waren daar
niet enkel leegloopers, straatmmphen en stoeiende
schoolknapen bijeen, zooals anders wanneer er
eene opvallende zaak behandeld zou worden; dit
maal waren de meeste plaatsen ingenomen door
voorname jonge lieden, officieren en burgers. Zelfs
waren er vele dames gekomen, om te hooren hoe
de knappe Sebastian zich zoude verdedigen tegen
de vreeselijke beschuldiging.
Op de bank der getuigen zat mevrouw Ulfsparre
naast hare huishoudster, juffrouw Grubb.
Majoor Stedt kon de oogen niet -van de jongo
vrouw afwenden. Nooit nog was zij hem zoo be
koorlijk voorgekomen als heden. Zy was in het
zwart gekleed en bleek; men zag aan hare oog
leden, die zij neergeslagen hteld, dat zij veel ge
weend had en telkens weder gleed er eene rilling
door hare leden.
Toen Sebastian Uggla tusschen twee gevangen-
bewakers werd binnengevoerd, hief zij den blik
naar hem op en kleurde een diepe blos hare
wangen.
Majoor Stedt en verscheidene aDderen gevoelden
diep medelijden met de jonge vrouw. Zij begrepen
hoe vreeseliik het voor zulk een fijngevuelig en
teruggetrokken schepseltje moest zijn, zich bloot
gesteld te zien aan zoovele nieuwsgierige en onbe
scheiden blikken en daarbij nog te weten, dat haar
getuigenis ten nadeele van haar vroegeren speel
makker moest zijn en tot zijn val zou bijdragen.
Maar majoor Stedt gevoelde bovendien bitter
berouw bij het gadeslaan van het mooie vrouwtje.
Immers, indien hij er niet op had aangedrongen
dat juffrouw Grubb zich als getuige zou aanmel
den, ware deze pijn mevrouw Ulfsparre bespaard
gebleven! Thans had dit tengevolge gehad, dat
ook mevrouw Brita Ulfsparre van het Partilled
opgeroepen was, om te verklaren of haar iets om
trent de zaak bekend was, of dat juffrouw Grubb
zich maar iets had verbeeld.
Het verhoor begon.
Eerst werd er medegedeeld op welke wijze het
mes gevonden was. Daarna moest de huishoudster
van den vermoorde voorkomen en getuigen, dat zy
Uggla driftig tegen Hvalross had hooren spreken
en hem uitschelden voor een roofdier.
Uggla glimlachte minachtend en zeide dat, zoo
de heer burgemeester alle jonge lieden uit Gothen
burg in hechtenis wenschte te laten nemen, die
den man in het Gele Huis een roofdier en nog
erger hadden genoemd, de gevangenis spoedig
overvol zou zijn.
Dit hooghartige antwoord deed groot genoegen
aan de voorname toehoorders in de raadhui.-zaal,
I die allen zonder uitzondering hoopten, dat Sebas
tian Uggla vrijgesprokfn zou worden; immers het
zou een ware schandvlek zijn op de eer der Got-
henburgsche wereld, indien een harer knapste
mannen ter dood veroordeeld werd wegens moord
op een ellendtgen woekeraar.
De rechter verzocht den beklaagde rekenschap
af te leggen van de wijze waarop hij den Zondag
had doorgebracht. Hij deed dit op overdreven
nauwkeurige manier, eindigende bij zijn bezoek
aan Gammelstaden en zijn vertrek van daar om
half acht. Maar op alle daaropvolgende vragen
weigerde hy hardnekkig iets anders te antwoorden
dan dat hy van Gammelstaden regelrecht naar
de stad was teruggeredf-n en den nacht had door
gebracht op zijne kamers in Kungsgatan. Hij kon
hiervoor geen bewys leveren; niemand had hem
thuis hooren komen; maar dat beteekende ook
niets, aangezien zijne huisjuffrouw stokdoof was en
by de laatste brand met eens het noodschot, ge
trommel of geklep had gehoord.
„Heeft de beklaagde zich dien Zondagavond en
nacht nergens anders opgehouden dan in Gammel
staden en Gei henburg zeif?"
Het duurde een kort oogenblik voordat de be
schuldigde antwoordde: „Neen!"
Juffrouw Grubb, huishoudster op het Partilled,
werd voorgeroepen.
Zij verklaarde, dat zij van uit hare kamer op de
bovenverdieping van het heerenhuis den beklaagde
dien Zondagavond ten acht ure door het park van
het Partilled had zien gaan. Hy was langs de
groote voordeur binnengetreden en had zich bege
ven naar het gele voorvertrek, waar mevrouw
Ulfsparre zich bevond en piano speelde. Juffrouw
Grubb had het pianospel gehoord, toen zij de deur
der keuken opende, om het avondeten gereed te
maken. Mevrouw Ulfsparre en Juffrouw Grubb
waren geheel alleen geweest in het groote gebouw;
het heele dienstpersoneel was uitgegaan, om iu
het portiershuis te dansen.
„Hoelang is de beklaagde op het Partilled gebleven
en welken weg koos hy, toen hy zich van daar
ver lijderde?"
Hiervan wist juffrouw Grubb niets af. Misschien
was mynheer Uggla wel vertrokken, toen ziizelve
zich in de raelRkamer bevond; maar hy had even
goed vroeger of later kunnen heengaan, er waren
zoovele uitgangen en wegen, die vau het Partilled
wegvoerden.
Men vroeg daarop aan den beklaagde hoe laat
hij het Partilled verlaten had.
Hij ontkende beslist aldaar dien Zondagavond
te zijn geweest. Hy was regelrecht van Gammel
staden naar zy'ne woning in de stad gereden. Niets
kon hem van die verklaring afbrengen. Juffrouw
Grubb had zich zeker vergist en iemand anders
van zijne lengte voor hemzelf aangezien. Hij ver
zocht den rechter opmerkzaam te mogen maken
op het feit, dat juffrouw Grubb half blind was.
Wordt vervolgd).