NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BINNENLAND. No. 6. Woensdag 20 Januari 1909. Acht-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Van den flak op den Tak. Keuvel a ar. OP HET TERREIN DER MONNIKEN. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele ityk 1. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BurenuLangeetraat 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7ll, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Waarmee zullen we beginnen? Waren we allen jongedames en zaten we als zoodanig knusjes bijeen, in gezelligen kring, dan zouden we elkaar de belangrijke gebeurtenissen van den dag, uit eigen plaats, kunnen mededcelen Zog, weet je 'tl Die is geëngageerd, Is dat geen aardig paartje? Ea die 's verliefd, en die verkeert, Dat duurt nog wel een jaartje. En weer een huwelijk is op til Hoe, die en die! O jeetje! En al publiek? Neen, hou het stil, Ik denk het nog maar, weetje, Eu die liep gisteren diir met die, En hij en zij er neven; En hij heeft vast in die genie, En zou dat ook wat geven? En zoo zouden we dan kunnen voortbabbelen. Maar dat gaat nu niet. Ik moet mij bepalen tot dingen van meer algemeenen aard. En nu grijp ik hier wat en daar wat, neen, lang niet alles is oven belangrijk en op geen stukken na zoo gewichtig als de dingen, welke in die intieme onder-onsjes besproken worden, maar ik vlei mij, dat ge ze toch wel zult willen lezen. En dan begin ik allereerst iets te vertellen van een koe. Van een koe te Blijham, een dorp in Groningen. En die koe stond in een schuur van den landbouwer E mét andere koeien. En in die schuur was het een der nachten niet pluis: daar klonk een aanhoudend en ongewoon gerommel en gestommel. Men stak het licht aan, ging de schuur binnen en keek behoedzaam rond. Niets bijzonders, alleen in de gelederen ontbrak één koe, de bewuste. Waar was die? Het gestommel begon weer en men keek in die richting en daar zag men zwarlblaar van de turfhoop op den zolder stappenheel voorzichtig poot voor poot. Vermakelijkzegt ge Alles behalve! Want nauwelijks was ons koetje er goed en wel boven op, of: krak, krak! daar zakte de zolder door en de arme zwartblaar viel met een smak in de keuken. De boerenfamilie was hevig geschrokken En 't koetje lag gansch van de sokken. Misschien zegt da.r éen: Wat is me dal beest, Jandorie, verschrikkelijk stom toch geweest! Het zy zoo! Maar zie eens: een koe is een koe! En zijn dan veel menschen er wijzer aan toe? Zij klimmen en klimmen als dollen en mallen, Vergetend: wie hoog klimt, kan heel [licht ook vallen. Van deze koe spring ik op een kleermaker, in figuurlijken zin name lijk, want ge moest niet van mij denken, dat ik op dat arme koebeest zou trappen daartoe ben ik te zeer een dierenvriend en nog minder zou ik het wagen om op dat kleermakertje, dien ik op het oog beb (ook in figuurlijken zinte sprin gen, want, zooals ge zult hooren, is dat een venijnig, kwaadaardig kereltje. Hij woont in Sulzmatt en werd daar altijd geplaagd door een paar school jongens. Üat stond dien jongens lee- lijk En dat den geplaagden man het gal weleens overkookte, kan ik me best voorstellen. Hij zon op wraak. Ook begrijpelijk, zelfs van een vol wassen menscb. Maar wat deed bij? Toen het bem laatst gelukte een der deugnieten in zijn wraakgierige klau wen te krijgen, droeg hij hem naar huis, legde hem op een strijkplank, nam een verwaimd ijzer en streek toen met welbehagen de broek van den jongen glad Dat spelletje had echter tengevolge, dat zekere lichaams- deelen, die ik niet nader behoef aan te duiden, ernstig verbrand waren, zoodat de gekastijde jongen in vier weken niet kon zitten Dat was toch te bar, vindt ge niet? Een warme broek had bet baasje wel verdiend, maar niet aldus. De vader gaf de mishandeling aan en de rechtbank veroordeelde, verzach tende omstandigheden in aanmerking nemende, den kleermaker tot f3.— boete. •Die straf is te min, 'k had hem anders onthaald I" Zoo hoor ik mijn neefje daar zeggen: Was ik rechter geweest,'k had zonder pardon Hem ook op de strijkplank doen leggen." Ja, dat zou net iets voor jongens zijn om dat kwaadaardige kleer- makerije ook eens de broek glad en warm te mogen strijkenMaar die vertooning zou al evenmin passen als die, welke te Berkhout (N -H.) ge geven zal worden. De gymnastiek vereniging sOlympia" aldaar zal zoo lees ik in een harer uit voeringen levende beelden opvoeren, die in 4 bedrijven zullen voorstellen: de Zeister moordzaak Dat zal een treffend schouwspel wezen, Een amusante boel Maar 'k wil toch in gemoede vragen: Spreekt dat van fijn gevoel? Het licht der beschaving is lang nog niet overal doorgedrongen. Zoo vertelt de N. Oosterb. Crl. hoe een brutale kerel, die met strooibiljetten langs de straat ging, op een deftig heer zwaar gebaard en met stienge oogen achter een grooten bril toetrad en dezen een biljet aanbood. De heer nam het aan, stak het in den zak en ging zonder opzien verder. Maar de kerel tikte hem op den schouder: «He, he, me cente «Je cente?" sprak de heer. «Ja, wis en bl. s, me cente voor die brosjuur «Welke brochure?" «Die je in je zak hebt, gauw as de weerlich De heer haalde bet papier uit zijn zak. vouwde het open en vroeg: nis bet dit? «Ja, dat is liet en nou me cente «Wat is dit dan?" «Dat is de chocheme streek van een gesjochte jonge." «Neem dan je chocheme streek van je gesjochten jongen terug, man, asjeblief «Nu me cente! me cente 1" lawaaide de kerel. De heer nam zijn bril van den neus, stak dien in zijn zak (den bril wel te verstaan) en keek den deugniet in de oogen: «Pak an je papier, gauw, als de weerlicht «Maar maar." «Gauw, schooier, of ik pak je in je nek en ik breng je naar 't politiebureau, jou gemeene oplichter." «Da sa je me waar make «Dat zal ik, kom maar bier!" En de zwarte beer balde de vuisten, nadat bij 't papier had verfrommeld en op den grond geworpen. Nu zweeg de schooier, keek den heer schuw aan en droop af. Op vijftig meter afstand bleef hij staan en keek om; de heer stond nog op dezelfde plaats. Toen riep de kerel een gruwelijk gemeen scheldwoord en ijlde weg Die lafaard Tot slot iets mooiers, een kort bericht: Ik las in de kranten de blijde maar, Dat reeds was gezien: de ooievaarI Ge vraagt, lezeres, Naar 't beest z'n adres? Dat moet, naar 'k heb gelezen, Te Oudenboscb, in Brabant, wezen. Door bet bestuur van het Bakkers-Comité in zake de afschaffing van den nachtarbeid in het Brood bakkersbedrijf is de navolgende brochure verspreid In de Troonrede, waarmede deze zitting der Staten-Generaal werd geopend, kondigde de Regeering een wetsontwerp aan tot beperking van den Zondags- en den nachtarbeid in het broodbakkersbedrijf. In verband daarmede won de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel het advies van verschillende corpo raties in omtrent een door hem ontworpen overzicht van een dergelijk ontwerp. Hoewel deze daad heel wat beroering in de bakkerswereld heeft verwekt, is tot dusver echter door het publiek niet veel belangstelling getoond en oogenschijnlijk terecht. Wat heb ik ook, zoo zult gij zeggen, met deze zaak te maken, daar ik noch tot de patroons, noch tot de gezellen, in dit bedrijf werkzaam, behoor. Oppervlakkig misschien zeer juist gesproken, maar inderdaad, indien gij eenige oogenblikken aan de lezing van deze brochute zult willen besteden, komt gij misschien toc\ wel tot de overtuiging, dat ook voor U verstrek kende gevolgen aan de totstandkoming van de wet verbonden, kunnen zijn. Maar, zoo zult gij wellicht vragen, verdient het dan afkeuring, dat de Regeering maatregelen wil beramen om aan degenen, die in het bakkers bedrijf werkzaam zijn, volstrekte nacht rust te waarborgen? Wordt door zoodanige maatregelen niet het alge meen belang behartigd? Ongetwijfeld zit dit bij de Regeering, in het bijzonder bij Zijne Excellentie den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel voor bij de in overweging genomen maat regelen. Maar heeft Zijne Excellentie wel voldoende de mogelijkheid van de doorvoering zijner plannen overwogen Heeft bij zich niet, bewogen met het feit, dat een bakkersgezel dikwijls moet werken, terwijl anderen slapen, te veel door zijn gevoel alleen laten leiden? Wat hiervan zij, bet Bakkers-Comité heeft, toen van Regeeringswege zijn oordeel over deze zaak werd gevraagd, gemeend de voorgenomen maatregelen te moeten toetsen aan de eiscben der practijk. Hoezeer toch ook algeheele afschaffing van nachtarbeid niet alleen in het bakkersbedrijf maar ook in andere bedrijven op gevoels gronden ware toe te juichen, het Bakkers-Comité acht maatregelen dienaangaande alleen dan gerecht vaardigd, indien daartoe kan worden overgegaan zonder vrees _voor te groote storingen. Dat vrees voor storing niet denkbeeldig is, blijkt hieruit, dat de Regeering afschaffing van nacht arbeid uitsluitend wil in het bakkers bedrijf, niet in andere bedrijven. Nu de Regeering dus de afschaffing van nachtarbeid beperkt tot het bak kersbedrijf, kan zulks geen anderen grond hebben dan dat Zij meent, dat de storingen in het bakkersbedrijf geringer zullen zijn dan in de overige bedrijven. Waar het Bakkers- Comité, door zijne samenstelling uit de meest ontwikkel den der Nederlandsche bakkers het Uit het Zweedsch door SOPHIE ELKAN. 4) Clementius de Vijfde verzekerde den abten en monniken van de Orde der Bernadijnen al de ge schenken en voorrechten, die zy bezaten of nog konden verkrijgen en bevrijdde ze van zware schuldenlasten, terwijl hij aan alle bisschoppen en verdere kerkvorsten gebood deze engelen Gods in bescherming te nemen tegen elke verkrachting hunner rechten. Men kan zich daarom voorstellen welk eene rust en goede dagen die libertijnen genoten." Nu begreep de barones welk eene diepe min achting de bisschop koesterde voor deze monniken, in wier geschiedenis en geschriften hij zulk een levendig belang stelde. Maar de gouverneur maakte uit zijne woorden op, dat de bisschop er zeer misnoegd over was, dat de dagen van priesterheerschappij voorbij waren. Thans was er een andere stand heer en meester op Roma's bodem geworden en deze zou zich daar weten te handhaven. Hij dacht daaraan, onder het aannemen van het snuifje, dat de bis schop hem uit de geëmailleerde gouden doos aan bood. Het drietal bevond zich nu op weg naar het gouvernementshuis. Vol zorg verwijderde hij met behulp van zijn stok eenige bladeren, die op het fraaigeharkte pad lagen en het ontsierden. Hij was een geboren man van orde, dat bleek uit alles: men zag het aan de goed onderhouden en geknipte heggen, aan de bloemperken, die op sierlijke wijze waren aangelegd en aan de geheele regeling en aanblik van het landgoed. Het geheel droeg het kenmerk er niet alleen zoo uit te zien op zekere feestdagen of bij groote gelegenhedenmaar zomer op zomer, jaar in jaar uit. Het was een vermoeiende dag voor den hoogeer waarde geweest en hy trok zich spoedig in zijne kamer terug. Maar de gouverneur, baron Gröohagen verwisselde zijne feestkleedy voor eene gemakke lijke kamerjapon, hoorde de verslagen van zijn rentmeester aan en deelde nog tot middernacht bevelen uit. Even vóór zonsopgang den volgenden dag, ter wijl de bisschop nog sliep, reed de baron uit naar weiden en velden. Heden droeg hij een grof, groen jachtpak en hooge kaplaarzen. De pruik hing thuis op een standaard bij zyn toiletspiegel en het gryswordende haar viel in dunne lokken neêr onder de ronde muts. Hü gaf niet langer den in druk de man van vertrouwen van Frederik den Eerste, gouverneur over Gotland, te zijnmaar geleek meer op den driftigen ontwerper van Roma's gouvernementsgebouw. Het was op een mooien,' laten Juni-avond van het volgende jaar. De koets van den gouverneur kwam over den weg van Visby aanrollen- Baron Grünhagen zat zelf in het voertuig, dat hij aan den ingang der laan liet stilhouden. Onder de inspan nende werkzaamheden dien winte. in de - tad, had de gedachte aan dit oogenblik, waarop hij te dezer plaatse uit het rijtuig zou stappen, hem van eene trotsche voldoening vervuld. Immers, dan zou hij voor het eerst de prachtige laan bewandelen, welke van Roma's hoofdkerk naar het gouvernementsge bouw voerde en nu geheel gereed was gekomen. Enkele dagen geleden had hij dit bericht van zijn rentmeester ontvangen en van dat oogenblik af geen rust meer te Visby gehad. De barones en het dienstpersoneel stonden gereed over eene week naar het zomerverblijf te verhuizen; maar de gou verneur kon zoolang niet wachten. Na zijn gesprek met den bisschop had de gedachte aan de monniken hem voortdurend gehinderd- Zijn Hoogeerwaarde had hem, bjj die gelegenheid zoowel als onder nog verscheidene andere gesprekken, duidelijk te ver staan gegeven, dat zij nog vrij wat grooter macht en heerlijkheid hadden bezeten dan hij en dat wat hij, de gouverneur, aanlegde en bouwde eigenlijk slechts eene nabootsing van hun arbeid was, ja zelfs in de meeste gevallen een op hen gepleegde diefstal. Hü had zijn huis opgetrokken van hunne steenen. hij liet het pronken met huDne zuilen en sieraden. De veelgeroemde boerderij was dank zij hen verkregen. Zijn oranjerie was bedekt met glas van hunne kerkvensters. Maar de gouverneur meende, dat het nooit bij de kloosterbroeders was opgekomen zulk een weg als deze aan te leggen. Hier was hy de eerste, die het denkbeeld had geopperd. Tot het volbrengen van dit werk had hy zelfs geen steen van de mon niken genomen. De gedachte, dat hy den weg op onbebouwden bodem had gebaand en dien ha t laten bestraten met nieuwe steenen vervulde zyn luid kloppend hart van fierheid. Voortaan zou hy alles op deze wijze aanleggen, niet op het terrein der kloosterlingen, maar op het zijne. De bisschop zou het niet langer kunnen doen voorkomen alsof de gouverneur van de genade van de monniken afhing; alsof de pracht van Roma's gouvernementsgebouw slechts een bieeke weerkaat sing van de hunne was. Hy, Johan Didric Gröoha gen, was een man, in staat een nieuwen luister aan deze oude plaats te schenken; een nieuwe heerlijkheid daaruit op te bouwen en zichzelf daardoor naam, roem en eer te verschaffen. Hy had reeds veel op Gotland kunnen volbren gen. Maar het was harde grond geweest om op te zaaien, en de oogst zou slechsts langzaam tot rijp heid komeu. Baron Grönhagen was, ondanks al zijn kalm zelfbewustzyn, een man die gaarne tastbare uitkomsten zag, welke hij met de oogen kon aan schouwen, met de ooren vernemen, met de handen beroeren, onder de voeten hebben kon. Het was daarom, dat al wat hy te Roma gedaan had, hem zoo innig verheugde. Nu, terwijl hy langzaam, bijna plechtig huiswaarts liep, door de in maanlicht ba dende laan, genoot hij er van dien vasten grond onder de voeten te voelen. Zyn tred wa3 zwaar en hij stampte telkens op den bodem, om te voelen of deze wel flink met steenen was aangevuld. Wordt verv*lgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1