NIEUW 1
Nieuws- en Advertentieblad IÉT
voor de Provincie Utrecht.
TENTOONSTELLINGEN.
BINNENLAND.
FEU1L LETON.
BENJAMIN
No. 15.
zaterdag 20 Februari 1909
Acht-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
lESZarin. 2v£ic]aa,ëlie.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Hureau: Langestraat 77. Teiephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'h Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Over het nut van tentoonstellingen
wordt verschillend geoordeeld. Som
migen achten ze uit den tijd, anderen
zien er een groot voordeel in. Het
hangt in dezen zeker af, op welk
standpunt men zich stelt.
Tentoonstellingen zijn wereldker-
missen, maar zij geven toch ook ge
legenheid tot leering; bij al de ont
spanning, die zij gevon, vorderen zij ook
van den geest een groote inspanning.
Sommige mogen aangelokt worden
door reclame en inwendige schittering,
daarnaast staat een groot deel dat er
heen gaat uit zuivere belangstelling
en met de bedoeling er zijn voordeel
mee te doen.
Op elke tentoonstelling zal men
onder de exposanten een publiek aan-
treflen, hetwelk men overal vindt, doch
de innerlijke waarde van het geheel
kan daarna niet beoordeeld worden.
Het valt niet te ontkennen, dat,
indien het gelukt de verschillende
landen tot deelneming te bewegen, de
tentoonstelling een wedstrijd is der
natiën, die het boste, dat zij kunnen
voortbrengen, laten zien. Zij is een
middel om nij veren en bandelaars uit
alle oorden der wereld met elkander
in aanraking te brengen, om connec
ties aan te knoopen, relaties uit te
breiden, den gezichtskring te verwijden.
Zonder te beweren, dat ze nood
zakelijk zijn voor den bestendigen
bloei en den vooruitgang van handel
en nijverheid kan men toch erkennen,
dat menige onderneming van handel
en nijverheid, in het exposeeren van
eigen en van andere artikelen de tast
bare voordeelen heeft genoten.
Wie zal ons zeggen, welke indirecte
voordeelen er dikwijls uit tentoonstel
lingen zijn voortgesproten als daar
zijnverbroedering van volken, bij
legging van binnenlandsche geschillen,
opruiming van allerlei scheidsmuren,
van bekrompenheid en eigenwaan?
Te Brussel zal in 1910 eene groote
tentoonstelling gehouden worden.
De regeering steunt het plan krachtig
en bet geheele Belgische volk zal het
eene eer zijn deze grootsche onder
neming naar wensch te zien slagen.
Het welslagen eener tentoonstelling
hangt dikwijls van de deelneming af,
maar ook niet geheel. Het zal dik
wijls voorkomen, dat de hooge kosten
aan exposeeren verbonden beletselen
zijn om voor den dag te komen zoo
als men kan en gaarne zou willen.
Omdat deelneming aan een tentoon
stelling een nationaal belang is, ligt
het voor de hand dat meestal finan-
tieele hulp van de regeering gevraagd
en ook verstrekt wordt. De Neder-
landsche regeering vond aanleiding
om voor de Brusselsche tentoonstel
ling 400,000 gulden aan te vragen,
ten einde ons land bij die gelegenheid
waardig te vertegenwoordigen.
't Is zeker een groote som, waarbij
nog een evenredig bedrag gevoegd
zou worden voor onze koloniën.
Blijkbaar begreep onze regeering
dat Nederland als naaste buur van
België, en als leverancier van een
groot aantal producten verplicht was
ditmaal eens ferm voor den dag te
komen hetgeen dan ook strekken zou
om de vriendschapsbanden tusschen
beide landen nauwer toe te halen.
In België werd deze vriendschappe
lijke gezindheid van onze regeering
zeer gunstig opgenomen.
Tegen veler verwachting echter
heeft de Tweede Kamer het regeerings-
voorstel verworpen.
Eensdeels meenden de tegenstan
ders dat tentoonstellingen geen regee-
ringsbijdragen meerwaard zijn, anders-
deels achtte men de som te hoog. De
minister kon de bezwaren uiet vol
doende ontzenuwen.
In België heeft het verwerpen van
dit voorstel groote teleurstellingen
verwekt, want men had er reeds op
gerekend dat het royaal uitkomen
van ons land ook andere landen tot
evenredige deelneming zou prikkelen.
De inlandsche nijverheid is inmiddels
ook wakker geworden. Waarschijnlijk
had zij er te zeer op gerekend, dat
het regeeringsvoorstel in zijn geheel
zou worden aangenomen en daarom
vooraf geen blijk van instemming
gegeven met het plan.
Thans worden er vergaderingen
samen geroepen van vertegenwoor
digers van vele takken van nijverheid
en van den handel. Op deze bijeen
komsten is wel degelijk gebleken dat
de Nederlandsche nijverheid belang
stelt en voordeel ziet in de Brusselsche
tentoonstelling en niets liever ziet dat
ons land daar een goed figuur maakt.
Van de regeering is ook zeker na al
bet voorgevallene meer steun te ver
wachten en het zou jammer zijn dat
ons land, nu telkens stemmen opgaan
tot eene toenadering met onze zuide
lijke buren in deze achterwege bleef.
Toenadering met België kan in deze
ernstige tijden zeker geen kwaad:
O, werp met onr een sluier op 't verleden,
Toen woesle drift ons d'oogen hield beltneld
En denk alleen aan het verblijdend heden.
Nu kunst en taal hier weer te samen smelt,
Het ruw geweld moog' onze vrij heul sparen,
Licht, liefde en hemel verstrek' ons tot banier
Vergeet dan niet dat w'eenmaal broeders waren
En 'tSpaansche juk vlood voor de Batavier!
Het voornemen bestaat om een
der gebouwen van de strafgevangenis
te Leeuwarden in te richten voor
krankzinnige gevangenen, zoodat deze
niet meer naar Medeblik zullen behoe
ven overgebracht te worden.
Met hunne behandeling wordt belast
de met 16 dezer benoemde genees
heer aan die gevangenis, de heer P.
B. Wosterhuis, arts en specialiteit op
het gebied der psychiatrie.
Een goed voorbeeld.
Ter gelegenheid van de door H. M.
de Koningin te verwachten heuglijke
gebeurtenis heeft mevrouw Tjaden
Modders, van de bekende philantro-
pische spijskokerij enz. «De Metro-
pooi", te 's-Gravenhage, het denkbeeld
opgevat, om met bare dochtertjes aan
de arme kinderen van Den Haag en
ScLeveningen beschuiten met muisjes
uit te deelen op den te verwachten
blijden dag.
Een vorstelijk geschenk.
Door iemand die onbekend wenscht
te blijven, zijn aan de vereeniging
»Het Nederlandsche Roode Kruis"
twee automobielambulancewagens
aangeboden, elk ingericht voor bet
vervoer van vier gewonden.
Unie-liberalen en Vrijzinn.-
deuiocraten.
De «Vaderlander" (het weekblad
der Liberale Unie) noemt verblijdend
het advies, vervat in de circulaire van
het hoofdbestuur dezer Linie. Het
eerbiedigen van eikaars districten is
de allereerste voorwaarde voor den
vrede tusschen de twee elkander zoo
na staande fracties. Elk district blij ve
aan de partij, waaraan het behoorde,
ook al stelt het zittend lid zich niet
meer verkiesbaar.
Gelukkig was in dit opzicht nog
niets bedorven. Hier en daar ziju wel
voorloopige candidaten gesteld, maar
over en weer is nog geen enkele
definitive candidatuur aanvaard door
een vrijzinn.-democraat in een Unie
district of andersom. Het blad hoopt
en vertrouwt nu op een gelijk advies
van vrijz.-democratiscben kant. Het
kan zich zelfs niet voorstellen, dat
men, door dit na te laten, bet hoofd
bestuur der Liberale Uuie zou dwingen
zijn advies te herzien.
Begrafenis jhr. Van de Poll.
Onder zeer groote belangstelling
werd Donderdag jhr. F. H. van de Poll,
oud-directeur van Kosmos en oud
inspecteur der registratie en domeinen
te Zeist begraven.
De lijkwagen werd gevolgd door
de ambtenaren van Kosmos, terwijl
de bureauchefs langs den wagen gin
gen. Vele kransen en bloemstukken
waren aanwezig, waaronder van H.
M de Koningin. H. M. de Koningin-
Moeder, den Prins der Nederlanden,
de ambtenaren en het bestuur van
Kosmos, Koo. Zeister Harrnoniegezel-
schap, waarvan de overledene eerevoor
zitter was. Overal waar de lange stoet
passeerde, waren de huizen gesloten.
Aan het graf werd het woord gevoerd
door jhr. Röell, voorzitter der Tweede
Kamer, ds. Hiilschman, predikant te
Groningen, den beer Lahouchère
namens commissarissen van Kosmos,
jhr. G. Huydecoper namens kerkvoog
den en notabelen der Ned Herv. Kerk.
Jbr. mr. F. van de Poll, de oudste
zoon, dankte allen voor de groote
belangstelling hun bewezen. Men zal
zicb misschien berinneren dat voor
zes weken de moeder werd begraven.
Het Kon. Zeister Hat moniegezelschap
voerde uit de Marche Funèbre van
Chopin, en enkele koralen.
D-treinen.
Naar wjj van welingelichte zijde
vernemen, bestaat bij de directiën van
de betrokken spoorwegmaatschappijen
bet voornemen D-treinen te laten
rijden van Amsterdam (en Rotterdam)
via Utrecht,Zwolle,Groningen,Nieuwe-
schans naar Hamburg v.v.
Wanneer dit plan tot uitvoering zal
komen, valt vooralsnog niet te zeggen,
aangezien daaraan vele bezwaren zijn
verbonden betreffende den weg (dub
bel spoor MeppelGroningenNteu-
weschans) en materiaal.
Een feit is echter, dat door de directie
der Ned. Centr. Spoorw.mpij reeds
twee zware locomotieven, ieder met
vier cylinders, zijn besteld. Ofschoon
deze machines natuurlijk uitstekende
diensten kunnen bewijzen voor het
vervoeren van sneltreinen in hetdrukke
reisseizoen gelijk men weet, worden
's zomers deze treinen geregeld met
twee machines vervoerd brengt
men het nemen van dezen maatregel
toch in verband met het D-treinenplan.
(Ass. Cl.)
DOOR
2)
Op Broeken-Bloksberg was er overigens geen spoor
van katten, of dat nu kwam omdat de muizen
wel dood vroren, of door de booze heksen, levend
opgegeten werden, maar een kat was er niet te
bespeuren, neen, zoowaar I
Morten's zoon, de kleine Martin met de fijne
krulletjes, trok naar den Harz toen zijn tijd aan
brak. Hy was een eigenaardige vent, die soms
niet wist of hij slaapwandelde, wakker was of
droomde.
Zooals onze Lieve Heer de bergen over de aarde
had gestrooid, groene boomen over ze heen gelegd
en den hemel er boven gehangen had als een
blauwen mantel, hoog boven alles; zoo mooi
konden niemand's gedachten het uitgedacht heb-
beDNee nooit!
Waar hij ook liep, altyd ritselde de beekjes langs
hem en hy dompelde er het hoofd of de beenen
in voor de reinheid en voor de heerlijke koelte
die 't gaf.
Maar uit den bodem van het klare water plukte
hij fijne gladde steentjes, roode en witte en blauwe
op en die moesten mee naar huis naar zyn
stadje Weile.
lederen morgen, als hy zijn bundeltje dicht bond
en op zijn knuppel hing, was het heel licht; maar
naarmate de dag verstreek, werd het zwaarder en
zwaarder evenals het kind dat de heilige Chris-
toffel over de beek droeg. Alles wat hij niet meer
in zijn bundel kon hebben stopte hy in zijne zak
ken en laarzen maar altijd eindigde 't daar mee,
dat hy voor den avond er het meeste uit moest
gooien, al was 't nog zoo'n zonde en schande.
Hij kon zoo innig weemoedig naar al die mooie
steentjes en takjes kijken, naar al die boomwortels
en paddestoelen, die hem naar Weile hadden moeten
volgen.
Nu lag 't er maar voor oud vuil. Hy moest weg
maar na een oogenblik keerde hij weer om en
zocht een steen uit of slechts een groen blaadje
als herinnering aan dien heerlijken dag.
Hy wist haast niet wat het mooist was, de
dalen of de bergenwas hy beneden dan verlangde
hij weer boven te zijn. en was hij boven dan ver
langde hy naar 't dal.
Boven zijn hoofd, met de kleine roode eeuwige
punt muts, vlood de lucht evenals de breede wateren
in de Weilefjord en de wolken zeilden net als de
visschersbooten met volle zeilen. De kleine Martin
liep menig keer met zijn neus tegen een boom
door al zyn getuur naar boven.
Er was bepaald geen enkele verver in Jutland
of op Zeeland of te Kopenhagen, die verf kon
mengen voor zulke wolken! En hij verbaasde er
zich steeds over dat onze Lieve Heer zijn Hemel
zoe rein en netjes kon houden, terwijl de aarde
toch alty'd zoo smerig was en de stof op en neer
stoof en zich overal op vastbeet; maar met de
lucht was 't net als met de zy uit China, het stof
gleed er langs.
Vóór hem op den weg kropen groote zwarte
slakken. Ze waren mooi maar langzaam. En de
kleine Martin dacht by zich, dat die niet veel van
de wereld te zien kregen op die manier.
Toen verzon hy om er af en toe een uit het dal
mee te nemen naar de bergen, hoewel 't griezelig
was het slijmerige lichaam aan te raken.
Soms zag de grond er net uit als roe3t van ijzer,
soms leek het wel giftig kopei groen en, wanneer
het regende in de bergen, zag het er letterlijk uit
als of de steenen met groene lymverf bestreken
waren.
Dat kwam zeker door de verschillende grond
soorten, die door elkaar gemengd waren.
Martin liep altijd versjes te maken tot lof van
den Heer en den Harz, maar hij kon nooit de
woorden zoo samenvlechten, dat ze kwamen te
zitten waar ze wezen moesten. En dus moest hij
zich maar tevreden stellen met die liederen, die
hij zich nog van de werkplaats herinnerde, zelfs
al handelden ze over vreeselyke oorlogen of andere
narigheden.
Over de smalle bergpaadjes kwamen de witte
koeien aangetript, zoo vroom en ernstig als de
juffers in Weile, wanneer ze des zomers in haar
lichte kleedjes naar St. Nikolai wandelden.
Martin begreep best dat de koeien zoo in gedach
ten liepen, omdat ze luisterden naar de klank van
de bellen die om hun hals hingen.
Hij hoorde ze altijd luiden, die koebellen,'s nachts
zoowel als overdag, en ten laatste leek het hem
dat de heele lucht in den Harz luidde.
Soms overnachtte hij op de bergen bij de witte
koeien en dan kon hy hooren hoe ze droomden.
Zoo zacht, zoo gelukzalig klepperden de klokjes,
hoewel de koeien doodstil lagen; geheel gehuld in
den wazigen damp, die opsteeg van hun warm
lichaam en hun stoomenden adem.
Dikwijls schreide hij in zijne eenzaamheid, omdat
hij niemand had met wien hij zijn vreugde kon
deelen; maar ook omdat hij Weile en St. Nicolaï
niet naar de Harz over kon brengen, of de bellen
van de witte koeien met hun weerklank op de
rotsen, naar Weile.
Het moeilijkst viel het hem van Ilsenburg te
scheidenIlsenburg, waar de hooge stokrozen reikten
tot het dak van elk huis, waar zelfs het eten
smaakte naar den geur der rozen.
Het was zoo wonderlijk, wanneer men honger
had en zijn genoegen at, kon men zich nauwelyks
meer herinneren, hoe vreeselyk het was honger
te hebben maar alles wat het oog hier aanschouwde
dat werd opgeborgen op een veilig plaatsje waar
men 't nooit weer vergat.
Het verstand van Onzen Lieven Heer was be
paald veel grooter dan men zich zelf kon voor
stellen.
St-Hans. nacht sliep Martin op den Bloksberg.
Hij vertrouwde op zyn God en kende geen vrees
behalve als 't onweerde, als onze Lieve Heer aan
't schelden is maar hy zag geen spoor van een
heks, niet eens een tip van haar rokken.
Wordt vervolgdt.