NIEUWS
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
BINNENLAND.
flo. 21
Zaterdag 13 Maart 1909.
Acht-en-dertigste jaargang.
VKRSCHIJ\T WOENSDAG EN ZATERDAG.
De Jaarvergadering van
Patrimonium.
FEU1L lETOiN.
BENJAMIN
Amersfoortsche
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangeetraat 77. Telcphoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer Tl, Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
's Lands treurspel weer verjaart.
Neen, inderdaad liet is geen blijspel,
al lijkt het soms een klucht, die het
Ned. Werkliedenverbond Patrimonium
ons ieder jaar bij te wonen geeft.
Het is een treurspel, een zeer treurig
zelfs, een bijna vergelen fragment uit
de groote tragedie der volkeren, een
bedrijf dat men voor goed afgespeeld,
voor altijd verouderd en vergeten
waande.
Ja, het is een treurspel, die trouwe
gezichten van ordelijke en brave wer
kers ieder jaar opnieuw hoopvol de
oogen te zien vestigen op leiders en
voorgangers, in maatschappelijke posi
tie hunne meerderen, die hun onder
worpenheid eri geduld prediken en
hen telkens weer opnieuw zich te zien
veiheugen met de krasse woorden die
hun worden toegestaan, en de holle
beloften, waarmee zij nu al tientallen
jaren geduldig genoegen hebben geno
men.
En het droevigste van deze ganscbe
innig tragische vertooning is nog, dat
de man, die hun nota bene! reeds
jaren geleden toeriep, dat zij geen
dag en geen uur meer konden wachten,
en die hen niettemin wachten liet
tot heden toe, hunne vergadering nog
durfde betreden, en nog bovendien
den moed had hen aan te sporen,
om, als do hun toegezegde zekerheid
voor den ouden dag hun werd aan
geboden uit een andere band dan de
zijne, deze te weigeren, te weigeren
ondanks hunnen nood, te weigeren
om zijnentwil en te zijner eere.
Men hoorde bet eerbiedig aan.
Men zong den spreker zelfs een zege
bede toe. En hij vertrok heelhuids.
Dwingt zoo iets niet, om te denken
aan hypnose ot dressuur, meer dan
aan een natuurlijke werking van vrije
sympathie?
Dit artikel is ontleend aan het Haagsche
dagblad „Het Vaderland."
Een treilende passage in het ver
slag is die, waar men, in den soberen
verslagstijl, de debatten vindt weer
gegeven over de vraag, ol het cntwor pen
piogram een program van actie zou
mogen wezen dan wel een program
van wenschen zou moeten zijn.
Er had aanvankelijk stoutwegspro
gram van actie" gestaan, doch (zie
het verslag), hel bestuur had het niet
aangedurfd, en er wenschen" van
gemaakt.
Welk een onderworpenheid ligt er
in die daad!
Maar verschillende sprekers kwamen
daartegen op. De ketenen rinkelden
en schudden een weinig.
Wij hebben nu al zoo langgewenscht!
klaagde de een. Wij tellen 12.000
15.000 leden! dwong een ander. Wij
verwachten toch iets van onze geest
verwanten mokte een dei de. Moeten
we dan misschien blijven wachten tol
het jaar 2000 vroeg een vierde. Wij
kunnen desnoods ook links stemmen
en dan springt de coalitie uiteen!
dreigde een vijfde.
Het Kamerlid Van der Molen (deze
werkman is schoolopziener), suste de
gemoederen men moest toch oppassen
door verkeerde tactiek het zittend
Christelijk Ministerie niet tot heen
gaan te dwingen. Welk een verlies,
niet waar? zou dit voor de arbeiders,
de leden van Patrimonium zijrr.
En de voorzitter wilde desnoods de
concessie doen, de omschrijving blanco
te laten, hetgeen wel de zwaarste
concessie is, waartoe een onderdaan
van koning Kuyper te vinden is.
L)e vergadenng koos den veiligen
middenweg. Het in de oogen der leden
van Patrimonium al te brutale woord
»actie" werd geschrapt, maar voor
«wenschen" gevoelde men toch óók
niets. En zoo werd het een «ver-
kiezingï'-program, d. w. z. een blanco-
artikel zonder blanco
De heer Tal ma, die vroeger zoo
voortreflelijk de tevreden stemming
er in wist te houden, (die werkman
was destijds piedikant), kon ditmaal
i als minister niet tegenwoordig wezen.
He voorzitter tracht zijn groeten aan
j de vergadering over. en dr. Kuyper
'speelde den heer Talma uit, rn het
belang van het vasthouden aan het
door hem voorgestane Uuitsche ver
zekeringssysteem. «Patrimonium moest
nu niet aarzelen of weifelen, maar
beslist par iij kiezen, ook voor de eer
van uwen vriend, minister A. S. Talma,
die daarop recht heeft."
«Intusscheri, de voorzitter kon ook
een andere en betere boodschap bren
gen van hem, die vroeger zoo dikwijls
de vergaderingen van Patrimonium
had beheerscht: het ontwerp-ziekte-
verzekering van minister Talma lag
nu voor indiening geieed.
Misschien zijn er onder de leden
van Patr imonium geweest, die bij deze
mededeelrng den vinger aan het voor
hoofd hebben gebracht, en nazezonnen
hebben, of zij die bekende klanken
niet reeds vroeger uedden gehoord.
Ja, ter indiening gereed gelegen heeft
een ontwerp-zioktevei zekering tot
tweemaal toe. Onder Kuyper. En onder
Veegens. Het is onder beiden gekomen
tot de indiening. En dit zal dan het
derdeontwerp zijn.
Maar wanneer komt de rest?
Zuster Anna, ziet gij nog niets
komen?
Men herinnert zich de grappige
historie van de a.r. «Rotterdammer,"
die in den zomer van 1908 een pas
sage, dia een klein a.r. blad had
gebruikt, scherp veroordeelde als meer
passende in het woordenboek van een
socialist, dan van een belijdend Chris
ten.
Bij nader inzien evenwel bleek het
citaat van niemand minder dan van
dr. Kuyper te zijn. Waarop
onze Rotterdamsche collega zich be
ijverde om er een mouw aan te
passen door te betoogen dat het wel
beschouwd toch niet zoo heel erg was.
Iets dergelijks kwam in de jaarver
gadering van Patrimonium voor. Een
der afgevaardigden bestreed den heer
Van dei Molen, die had gezegd, dat
de Kamers van Aibeid zijn een dood
paard aan een boom gebonden.
De beer Van der Molen: «Neen,
dat beb ik niet gezegddr. Kuyper
heeft het gezegd.
Een stem«O, dan is het zoo
De afgevaardigde in quaeste«Ja,
dan is bet zoo I"
Deze scène is teekenend.
Maar zij wordt dat nog meer, indien
men zich herinnert, dat dr. Kuyper
indertijd vóór de totstandkoming van
de wet op de Kamers van Arbeid
heeft gepleit. Hetgeen hem niet belette
in zijn verweer tegen prof. Fabius de
instelling der Kamers van Arbeid
voor te stellen als een hinderpaal om
zijn zuiver anti-revolutionaire denk
beelden op het gebied der arbeiders
verzekering door te voeren, en die
zelfde denkbeelden dan maar prijs te
geven, voor het vroeger fel door hem
bestreden Duitscbe stelsel.
De leden van Patrimonium hebben
dit alles meegemaakt, en de gevolgen
daarvan om zoo te zeggen, aan den
lijve ondervonden.
Toch wemelt bet verslag als bet
ware van beroepen op dr. Kuyper.
Telkens als do discussie bokt, als de
bereidwilligheid om toe te geven te
wenschen overlaat, als er verschil van
inzicht over eenig punt is, behoeft er
maar gezegd te worden«dr. Kuyper
denkt er zus of zoo over," en alles is
weer in orde, vloeit en vlot weer.
Het is inderdaad roerend, en het
zou stichtelijk en slichten wezen,
indien het met zoo diep treurig are
Welke wijziging, welke verwording
en ontaarding, moet de vrije, mensche-
lijke natuur niet ondergaan, om tot
dit alles in staat te wezen. Het
schouwspel is verbijsterend door zijn
treurigheid, maar opbouwend en ver
heffend is het niet, en zoo er ooit
iets is wat wij onzen tegenstander te
benijden hebben, dit nimmer!
De gehuwde onderwijzeres.
Verleden week zijn twee Kon. be
slui ten uitgevaardigd, rakende de positie
der gehuwde onderwijzeres. In het
eerste werd afgekeurd een besluit om
eervol ontslag te verleenen aan een
onderwijzeres wegens zwangerschap;
in bet tweede werd te niet gedaan een
voorschrift dat bij verlof wegens zwan
gerschap en bevalling de jaarwedde
zou stilstaan voor den duur van dit
verlof. Beide besluiten juicht de
«Nieuwe Courant" toe, maar zij komt
op tegen den wenk in de overwegingen
gegeven, dat aan onderwijzeressen bij
het in het huwelijk treden eervol ont
slag behoort te worden gegeven.
Het blad keurt zulk een wenk af
op deïe gronden
Ten eerste, wijl het een omweg is
om te bereiken, wat men als algemeen
regel in een gemeenteveroi dening niet
opnemen kan: herhaardelijk werden
algemeene bepalingen, stellende ontslag
op huwelijk van onderwijzeressen,
op grond van artikel'-15I Gemeente
wet ongeldig verklaard.
Ten tweede, wijl het een in zijn
werking als straf gevoeld gevolg ver-
hindt aan een vrije en natuurlijke
handeling vari een ambtenares aan
wier vrijheid in dit opzicht door de
wet geenerlei beperking is opgelegd.
Ten derde, wijl bet niet als vast
staand kon worden aangenomen, dat
de schadelijke gevolgen welke uit den
gehuwden staat eerier onderwijzeres
oorhet onderwijs kunnen voortvloeien,
zich in den regel zullen voordoen, noch
ook dat de «zwarigheid" waarvan de
Minister gewaagt, voor de onderwij
zeres zelve uit haar huwelijk voort
komen zal. Ten vierde, wijl het over
heidsgezag (lands-of gemeentebestuur)
niet heeft uit te maken, hoe volwassen
personen, ook al zijn zij ambtenaar,
in hun eigen belang hun paiticuliere
leven hebben in te richten. «De men-
schen die een huwelijk sluiten, moeten
2£Za.ri3a 2x£ic33.a,ëlis.
7)
Martin was als betooverd. Hy stond waar hij
stond en die domme tranen stroomden hot en her
over zijne wangen.
Wel meer dan vijftig vuren brandden beneden
aan den oever van het breede water.
Tegen middernacht keerde hij om en liep den
rechten weg op naar St. Nicolaastoren, naar den
ouden torenwachter.
Teel woorden gebruikten die twee nooit, hoewel
ze familie waren. Anders babbelde Martin om strijd
met zijn eigen pols, maar hier, met de heilige ge
welven van de kerk onder en den grooten hemel
boven zich, was hij bang voor zijn eigen stem.
Alle uren ging de torenwachter naar de vier
kijkgaten en zong met de oude bevende stem zijn
zacht wijsje naar de vier windstreken uit.
Dan trok hij aan 't touw. De klok bimbamde
en de toren beefde.
Martin Splüd stond tegen het geroeste torenhek
geleund en zag op 't land de vuren smeulen. Hy
zocht de twee landwegen, in 't Zuiden en in 't
Noorden.
Hij dacht er over of het het niet zou
kunnen lukken, in dezen wonderbaarlyken nacht,
I nu de aarde ter eer van de sterren vuren brandde,
in dezen wonderbaarlijken nacht, die opvlamde,
heel alleen, lichtende, in de ry der donkere nachten.
Van de vier kijkgaten blies hij dan zijn broze,
zwevende bellen. Sommigen werden door de nacht
uilen stuk gestooten, anderen stieten te pletter
tegen het dak van het schip. Eén steeg er hoog
op naar de sterren, gehuld in haar waas van re
genboogkleurenmaar daarboven was het net
alsof ze plotseling trilde, verbleekte, ineenkromp
en stierf.
Martin dacht dat Onze Lieve Heer eigenlijk
groene oogen moest hebben, net als Kleine Hencker,
om alles te kunnen zien wat er gebeurde beneden
in de donkere steegjes en straten.
Zoo ontwaakte eindelijk het licht als een tjilpende
vogel en schudde den nacht van zijn dauwbeparelde
vleugels- De fjord kroop te voorschijn tusschen de
groene kommen van de heuvels. De wolken zweef
den dansend weg, als dartele muggen onder den
hooguitgespannen hemel. De morgenwind dreef de
uilen in hun holen. De vele stankjes van turf en
huiden, vuil en koffie en roggebrood krabbelden
boven uit de schoorsteenen met den grijzen slaap
dronken rook.
En martin vond het net alsof de heele stad hem
goeden morgen tegenriep, en hij ging naar huis.
De een of andere sluwe marskramer had Martin
eens honderd vijftig ellen botergele sits aangesmeerd,
door hem te verzekeren dat dit het mooiste was
wat men kon bedenken voor gordijnen. Maar Ulrika
meende dat wit toch altijd het netst was.
Dus bleef het sits maar liggen, totdat Martin
op zekeren dag opeens bedacht, dat het best voor
de tweelingetjes kon worden gebruikt. Dat was
een idée. Ia mouw-schorten werd het sits omge-
naaid een heele hoop voor ieder en op den
groei gemaakt.
Jaar in jaar uit liepen de vier even groote twee
lingetjes met kanariegele schorten over helder ge
bloemde katoenen jurken en Martin noemde ze
daarna nooit anders dan zijn kanariekuikens.
Den eersten tyd lagen ze alle vier in een groote
kleerenmand, twee aan twee aan ieder eind, maar
toen ze grooter werden, begon Jane de anderen te
schoppen. Toen werden er twee echte bedden ge
maakt van hout, een voor elk tweelingpaar en
daarin lagen ze eendrachtig tot aan hun laat-
sten dag.
Streng en vroom was hare opvoeding. lederen
morgen, winter en zomer, werden ze op den grond
voor het witte Christuskruis gezet, waar ze geknield
haar gebed moesten opzeggen. Het grove vloerzand
prikte haar kleine bloote kniéen, maar dat hoorde
er bij.
Priecies om acht uur za'en ze om de Hollandsche
tegel-tafel, waar de oude schooljuffrouw uitTönde
haar leerde schrijven, lezen, rekenen en kantwer
ken vooral kantwerken. Later leerden ze Dene
marken teekenen naar een gedrukte kaart en wer
den overhoord in Denemarken's rijksgeschiedenis
en in steden en rivieren. Maar terwijl ze overhoord
werden, zaten ze te breien, om toch geen tyd te
verliezen.
Om twaalf uur werd het middageten op de
tegeltafel gezet. Ulrika stond te luisteren, terwyl
Tie het etens gebed opzei; zelf at ze op de werk
plaats met Martin en de zeven knechts.
Na het eten, als het weer er naar was, maakten
ze hand aan hand een wandeliDgeije achter om de
tuinen, terwyl de oude schooljuffrouw haar vertelde
van de meisjes uit Tönde, die konden loopen kant
maken van haar zesde jaar af.
Maar die ieelijke straatjongens uit de stad riepen
haar na: Daar hei je Splüd zyn gele kanaljesl
En dat was wel verdrietig.
's Avonds, als de schooljuffrouw afscheid geno
men had, zaten ze beneden in den tuin garen te
winden of veeren te plukken voor hare moeder.
En deze vermaande haar altijd heel streng, opdat
ze niet in 't eeuwige vuur zouden komen en daar
door verteerd worden.
Maar eer de knechts gedaan hadden en uit de
werkplaats kwamen, waren ze alweer in bed ge
borgen en werd het groote scherm er voor gezet.
De deur naar de andere kamer stond open en
ze hoorden haar moeder's spinnewiel snorren en
snorren. De vader ias hardop voor uit de courant
en af ea roe lachte hij zoo, dat alle knechts mee
lachten. Maar wanneer Ulrika naar de keuken was,
sloop hy naar binnen en stak een kandijklontje in
den mond van alle vier.
Wordt vervolgöt\.