Plaatselijk Nieuws.
ging van: «Ik weet er niks van!...«
Tegelijk zorgend dat Veldman niet
zien kon, hoe die simpele vraag wakker,
in hem maakte, grooter, echter, dieper
deernis met den man, die van daag,
na vier jaren, op vrije voeten was
gelaten, dan de beambte in de
vèrte gissen kon.
Veldman maakte eerbiedig-militair
saluut en sloop zachtjes been.
En toen bij een poosje later, met
zijn vertrouweling-kameraad, in 't
glazen wachtbokje nog wat zat na te
babbelen, zei veldman toch op goed
keurenden toon:
sik geloof, dat de ouwe toch wat
verstandiger wordt. Ik heb zoo iets
gemerkt. Nou, 't wier tijd
En weer lachten de twee bewaar
ders stillekens-spotlend...
Maitre Corbeau.
Door de afdeeling Amersfoort
van den Bond van Nederlandsche On
derwijzers is het navolgend adres ver
zonden
.dan den Raad der gemeente
Amersfoort,
Geeft met verscbuldigden eerbied te
kennen de afdeeling Amersfoort en
Omstreken van den »Bond van Neder
landsche Onderwijzers," (goedgekeurd
bij Koninklijk Besluit van 22 Maart
1890, no. 128;)
dat zij konnis genomen heeft van
de door den heer van Kalken in de
raadszitting van 9 Maart j.l. ingediende
motie inzake:
het verleenen van ontslag aan on
derwijzeressen die in het huwelijk
treden,
dat adressante Uw College, beleefd
verzoekt deze motie of mogelijke voor
stellen, van gelijke strekking, niet aan
te nemen, en wel om de volgende
redenen, nader in bijgaande Memorie
toegelicht:
le a. omdat het aannemen van bo
venbedoelde motie, aanleiding geeft
tot het verleenen van ontslag in een
geval, dat door de Wet niet als reden
voor ontslag wordt aangegeven,
b. dat het daarom in zulk een ge
val onbillijk en onrechtvaardig is,
ambtenaren te ontslaan, alleen op ver
moeden van latere ongeschiktheid of
mogelijk plichtsverzuim, gevallen
waarin do Wet wel zou voorzien
2e a. omdat het niet in het belang
is van het onderwijs, wanneer een
groep onderwijskrachten, waarbij zeer
goede kunnen zijn, uit de school wordt
geweerd, temeer
b. omdat in het algemeen mag wor
den aangenomen, dat de gehuwde
vrouw, vooral wanneer zij moeder is
geworden, stijgt in waarde voor de
school.
't Welk doende,
Namens bovengenoemde afdeelingi
Het Bestuur
A. B. VAN DER KLEIN.
N. HAZENDONK.
T. BOER.
G. A. VAN MECHELEN.
Mej. M. J. BOUKAMP.
Toelichting.
Het zij ons vergund ter toelichting
van het Adres van de afdeeling Amers
foort e. o. van den Bond van Neder
landsche Onderwijzers een en ander
in het midden te brengen.
Waar art. 151 der Gemeentewet
het maken van verordeningen, welker
bepalingen reeds bij de Wet zijn vast
gesteld, onmogelijk maakt en de Wet
voor onderwijzers en onderwijzeressen
heeft bepaald in welke gevallen ont
slag kan en moet worden verleend
meenen wij, dat aan bedoelde ambte
naren alleen op grond van de wette
lijke bepalingen ontslag kan worden
gegeven. Waar nu de Wet het huwelijk
van een vrouwelijk ambtenaar niet als
reden voor ontslag aanmerkt, zijn wij
van oordeel, dat een ontslag, steunende
op de voorgestelde Motie, die welis
waar geen Verordening kan wezen,
maar toch zeker als verordening be
doeld is men lette op de geschie
denis en de gevolgen van eensluidende
moties in andero gemeenten niet
alleen onrechtvaardig is, maar bovenal
in strijd is met de Wel.
Zien wij iets verder, dan doet zich
de vraag voor: «Hoe zal het gaan met
de rechtspositie van burgerlijke ambte
naren na het aannemen van moties,
als die door den heer tan Kalken voor
gesteld? Spreekt men nudewensche-
lijkheid van "het ontslag bij huwelijk
uit, welke wenschelijkheden voor ont
slag zal men misschien nog meer kun
nen zoeken cn vinden? Wij viagen:
«Wanneer het mogelijk is op zulke
moties ambtenaren te ontslaan en
dat het mogelijk is weten wij reeds
bij ondervinding; men denke aanbel
geval te Rotterdam waartoe dient
dan de Wet, waarin bepaalde gevallen
voor ontslag staan omschreven, wan
neer elk Bestuurslichaam het aantal
gevallen naar wensch kan vermeer
deren.
Daar de Wet als reden van ontslag
wel kent gebleken plichtsverzuim en
ongeschiktheid zal een verdediger van
de voorgestelde motie zeer zeker trach
ten aan te toonen, dat het huwelijk
en de natuurlijke gevolgen daaivan,
de onderwijzeres ongeschikt maken
voor haar taak en dat men dus door
haar te ontslaan, het onderwijs van
de mogelijke nadeebn vrijwaart.
Natuurlijk is het waar, dat er na-
deelen kunnen voortspruiten uit het
huwelijk eener onderwijzeres, evenals
dat het geval zal kunnen zijn bij het
huwelijk van een onderwijzer.
Gaat het echter aan op grond enkel
van een mogelijkheid een geheele cate
gorie van ambtenaren uit te sluiten?
Wij maken in deze de woorden van
Buig. Zimmerman van Dordrecht, ge
sproken in de Raadszitting van 31
October 1899 tot de onze:
»Wij zijn van meening, dat er slechts
twee grenzen aan de vrijheid der on
derwijzers gesteld mogen worden
le. de vervulling van hun plicht als
onderwijzer, dus de waarneming van
de betrekking in de school zelf.
2e. de grens aan elk staatsburger,
dus ook aan de onderwijzers gesteld,
de strafwet.
Ons standpunt, dat ongeschiktheid
door het huwelijk eerst gebleken moet
zijn, werd o.a. ook gedeeld door Z. Exc.
Minister J. D. Veegens, die aan een
ambtenares der Rijksverzekeringbank.
die hem kennis gaf van baar voor
nemen om te huwen en verzocht om
inlichtingen of zij na haar huwelijk
ontslagen zou wordenantwoordde,
dat hij wanneer het noodig mocht
blijken o a. bij ongeschiktheid voor
haar taak, maatregelen zou nemen,
doch op grond van haar huwelijk baar
niet zou ontslaan.
De practijk bewijst niet, dat de na
doelen welke uit den gehuwden staat
eener onderwijzeres kunnen voort
vloeien, zich in den regel ook zullen
voordoen. Met deze nadeelen bedoelt
men dan meestal in de eerste plaats
de verzuimen van gehuwde onder
wijzeressen. Maar toch zijn deze schade
lijke gevolgen naar onze meening, niet
zoo ernstig als zij wel schijnen.
Immers de tijdelijke afwezigheid van
een onderwijzeres wegens zwanger
schap en na de bevalling brengt geen
grootere bezwaren mee, dan die we
gens vervulling van militieplichten of
andere langdurige verloven. Juist de
meest nadeelige verzuimen zijn die
waarvan tijd en duur niet te bepalen
zijn, zooals de ongeregelde, toevallige
verzuimen door ongesteldheid, waarin
niet tijdig voor plaatsvervanging kan
gezorgd worden.
Dit geldt niet voor verlof wegens
zwangei schap, waar tijdig en voor een
zekeren tijd een plaatsvervangster kan
aangesteld worden.
Zelfs heeft een enquête in 't najaar
1906 ingesteld door 't Nat. Comité
in zake Wettelijke Regeling van Vrou
wenarbeid aan 't licht gebracht«dat
noch zwangerschap noch andere be
zwaren een storenden invloed hadden
uitgeoefend op den gang der dienst
zaken bij posterijen en telegraphies
en waarom zouden deze gevolgen dan
wel bij bet onderwijs nadeelig werken
Zelfs de cijfers der Statistieken van
Amsterdam, de stad met zijn 133
gehuwde onderwijzeressen, waar men,
meer dan in elke andere gemeente
van ons land, met ervaring zou kun
nen spreken over de verzuimen van
bedoelde onderwijzeressen, brengen
zoo weinig van de nadeelige gevolgen
aan het licht, (lat in een der laatste
Raadszittingen de Heer Ketelaar aan
toonde. dal 't aantal verzuimen van
gehuwde onderwijzeressen als onmid
dellijk gevolg van het huwelijk betrek
kelijk gering was.
Geeft de practijk in Amersfoort zelfs
tot het concludeeren van «nadeelige
gevolgen van het buwelijk« aanleiding?
Wij zouden den Heer van Kalken en
iedereen, die zulks zou willen beweren,
durven vragen: «Beweert gij en kunt
gij aantoonen, dat het verlof door de
gehuwde onderwijzeiessen in deze ge
meente genoten, direct gevolg is van
hun huwelijk?
Dit lijkt ons onmogelijk. Onder
wijzers werden ziek genieten verlof
soms meerdere malen maanden
achtereen, niet gehuwde onderwijze
ressen werden ook ziek en hadden
verlof noodig. Zulke zaken komen nu
eenmaal in alle ambtenaarskringen voor
en verlof wegens ziekte is een gewoon
verschijnsel en bij alle ambtenaren en
niet alleen bij hen, die gehuwd zijn.
Nu zou evenwel 't verlof aan gehuwde
onderwijzeressen verleend, daarbij
het gewone verlof weger.s zwanger
schap natuurlijk buiten beschouwing
gelalen direct maar als een gevolg
van huwelijk en daardoor het huwelijk
als nadeelig voor het onderwijs kun
nen worden aangemerkt. Hel lijkt ons
niet wenschelijk, dat leeken hier een
beslissend oordeel vellen. Bovendien
gaat het niet aan op grond van twee
gevallen een voorstel te doen, zoo
ingrijpend als dit.
Waar wij aantoonden, dat nadeelen
niet het noodzakelijk gevolg behoeven
te zijn van het huwelijk van een
onderwijzeres, lijkt het ons ook niet
ongewenscht te wijzen op een positief
voordeel van de gehuwde onderwijzei es
(- moeder) in de school. Waar het
ons niet moeielijk zou vallen, uitspra
ken aan te halen van paedagogen, die
in het algemeen de vrouw als opvoed
ster stellen boven den man, omdat
zij door haar aangeboren mooderlijk
instinct dichter bij het kind zou staan
dan de man, daar behoeven wij maar
éen schrede verder te gaan om tot de
conclusie te komen dat dit nog in
meerdere mate het geval zal zijn,
met haar, die inderdaad moeder is
geworden.
De onderstelling, dat een onderwij
zeres, die bij haar huwelijk hare
betrekking durft aanhouden, in den
regel een meerderwaardige zal zijn
in lichamelijk en geestelijk opzicht,
schijnt ons niet al te gewaagd.
De praktijk leerde reeds dat in vele
gevallen de physiek zwakkeren zich
uit eigen beweging uit de school
terug trokken orn zich alleen te
wijden aan haar huiselijke taak.
Dat wij in deze kwestie met onze
meening niet alleen staan blijkt wel
uit de practijk.
In Hongarije b.v. verbood de mi
nister aan bijzondere scholen de onder
wijzeressen bij 't aangaan van een
huwelijk te ontslaan; in Belgie heeft
men er nog nimmer asn gedacht, in
Pruisen en Wurtemburg, landen,
waarvan we op onderwijsgebied nog
wel wat goeds kunnen leeren, is in
November '1907 het huwelijksverbod
opaeheven, in Franklijk acht men,
volgens Mevr. De Jong van Beek en
Donk de gehuwde onderwijzeres ge
schikter voor haar taak dan de onge
huwde.
Waar wij de behandeling van bijna
gelijkluidende moties in andere ge
meenten nagaan zien wij, dat verde
digers ook nog aanvoeren: «Met het
ontslaan van een gehuwde onderwij
zeres handelen wij niet alleen in het
belang van het onderwijs, maar ook
in dat van het gezin.
Nu lijkt ons dit oordeel wel eerlijk
van het standpunt van hem, die het
uit hij toch verschuilt niet al zijn
beweegredenen achter het «belangd
van het onderwijsdoch niet op zijn
plaats in de vergaderzalen van gemeente,
provincie of staat, dit oordeel toch
behoort niet tot de kompetentie der
Overheid en wij meenen, dat deze
enkel hoeft te beoordeelen of de dienst
in overeenstemming rnet Verordenin
gen en Reglementen wordt vervuld.
Het schijnt ons een overdreven
zorg, wanneer men zich in dit speciaal
geval beducht gaat maken over de
vervulling der huiselijke plichten van
de gehuwde onderwijzeres of over de
verzorging van haar kinderen.
Zou men een beroep willen doen
op de beschermende bepalingen dei
wet waar het vrouwenarbeid geldt,
dit gaat volstrekt niet op omdat be
scherming op het terrein van het
onderwijs toch zeker zou voorafgegaan
moeten worden door meerdere bescher
ming op menig ander gebied van
vrouwenarbeid, waar het inderdaad
dringender noodig is.
Inderdaad, boe de gehuwde ondei-
wijzeres door gebruik le maken van
de verbetering der techniek op huis
houdelijk gebied, door verbetering
van huishoudelijke weikzaamheden,
door het aanstellen van goede ver
trouwde hulpkrachten haar huiselijke
taak wenscht te regelen moet uitge
maakt worden door haar en haar
echtgenoot. In deze zijn wij het ge
heel eens met De Savornin Lohman
wanneer hij zegt: «De menschen die
een huwelijk sluiten, moeten zelf be
oordeelen of zij de moeilijkheden waar
voor zij komen te staan, aandurven
of niet en moeten zelf weten, wat in
hun omstandigheden hei geschiktsteis.»
Tot voor kort had het feit, dat
sommige onderwijzeressen na haar
huwelijk in funktie blijven niet de
bijzoudere aandacht van autoriteiten
en publiek getrokken. Er bestond ook
weinig of geen aanleiding toe, daar
in 't algemeen de zaken op school
hun geregelden voortgang hadden,
zonder dat opmerkelijke feiten of
storingen zich voordeden.
Op enkele plaatsen begon een
strooming te ontstaan, welke de ge
huwde onderwijzeres niet gunstig
gezind bleek te zijn. Het is niet denk
baar, dat ook hier het lid van Kalken,
die nu tracht met de voorgestelde motie
de gehuwde onderwijzeres in den weg
te treden, zoo van nabij met haar
werk op de school bekend is, dat hij
zich daarop kan beroepen. Veeleer
ligt hier de veronderstelling voor de
hand dat een vooropgesteld principe
omtrent de gehuwde vrouw en haar
plaats in de maatschappij oorzaak is
geweest van deze beweging, die zich,
wij zijn er van overtuigd, niet alleen
sporadisch openbaarde, maar zich rneer
en meer in den lande openbaren zal
in moties van gelijke strekking als de
door den heer van Kalken voorgestelde.
Het feit dat deze inzonderheid van
kerkelijke zijde haar uitgang vindt,
geeft te denken en wij meenen dan
ook te mogen besluiten, dat ook deze
voorgestelde motie een deel is van het
streven om de gehuwde vrouw uit
openbare betrekkingen te weren en
niet het minst heeft uit te staan met
de belangen van het onderwijs.
Vooral wenschen wij hier te doen
opmerken, dat de beantwoording van
de vraag, welke houding de overheid
in deze zaak moet aannemen, niet af
hankelijk mag zijn van persoonlijke
sympathieën of antipathieën ten aan
zien van het verschijnsel zelf, doch
dient, zooals we reeds opmerkten, uit
sluitend te worden bepaald door het
dienstbelang in de eerste plaats en de
billijkheid tegenover de onderwijzeres
in de tweede.
Bij aanneming der motie zal zij een
als straf gevoeld gevolg verbinden aan
een vrije en natuurlijke handeling
het huwelijk eener ambtenares, aan
wier vrijheid in dit opzicht door de
wet geenerlei beperking is opgelegd
De vrouw, door omstandigheden, bui
ten haar wil naar de arbeidsmarkt
gedreven, vraagt met den man, gelijke
rechten en nu probeert men haar
terug te diingen naar verhoudingen,
die niet meer zijn van onzen modernen
tijd.
Wie den groei van de maatschappij
gadeslaat, begrijpt dat de vrouw moreel
het recht heeft haar arbeid te geven
aan de maatschappij, indien zij het
zelf wenscht. liet kan niet in het be
lang van de gemeenschap zijn, als
Verordeningen en Wetten haar daarin
zullen verhinderen.
Laat de school niet zijn een soort
van doorgangshuis voor de vrouw om
te komen tot het huwelijk. Deschool-
arbetd moet zijn het opvoedingswerk
van man èn vrouw, laat het vooral
wezen de opvoeding door haar, die
het dichtst bij het kind staat. de
moeder
Ten slotte wenschen wij nog eens
nadiukkelijk te verklaren, dat aanne
ming der motie o. i. een beperking
is van invidueele vrijheid, die te ver
gaat en op bedenkelijke wijze de rechts
positie der ambtenaren aantast.
Met Mr Levy zeggen wij:
«Machtsmisbruik is het,indien men,
heeft de vrouw ti ouwplannen, broods-
gebrek haar in 't vooruitzicht stelt.»
Wij meenen de verschillende be
zwaren voldoende te hebben toegelicht
en hopen, dat deze door Uw College
wel zullen worden overwogen.
Namens de afdeeling Amersfoort e.O
van den Bond van Ned. Ond.
IIET BESTUUR.
Het huldeblijk van de echtge-
nooten der officieren van het Neder
landsche leger is der Koningin aange
boden. Het comité mocht daarvoor van
Hare Majesteit een telegram van
dankbetuiging ontvangen; H. M.
betuigde ook nogmaals hareingenomen-
heid met de bestemming der overge
bleven gelden. Deze beslemming is het
uitreiken van spaarbankboekjes aan
ouders, ten behoeve van kinderen van
tot het Nederlandsche leger behoorende
militairen beneden den rang vanofficier,
die in hetzelfde etmaal als de te ver
wachten Koninklijke Prins of Prinses
het levenslicht zullen aanschouwen.
De Kerkeraad der Ned. Ilerv.
Gem heeft besloten om op den dag,
volgende op dien waarin de blijde ver
wachting der Koningin in vervulling
is gegaan, des morgens te9uui inde
St. Joriskerk een dank- en bidstond
te houden.
In de predikbeurtenlijst van de
Remonstrantsche Gemeente is voor
den 4en April een wijziging aange
bracht. Alsdan treedt niet Ds. ten Cate,
maar Ds. Hooykaas als spreker op en
heeft de bevestiging van de nieuwe
lidmaten plaats.
Hedenavond te half 8 uur (na
het Lof) zal in de kerk van den II.
Franciscus Xav de kerkelijke vergade
ring met installatie van nieuwe leden
der Maria-Ver. plaats hebben.
De leden der Maria-Ver. worden
vei zocht in grooten getale deze ver
gadering bij te wonen ook niet leden
hebben toegang.
Bij den landbouwer R. Veer, te
Woudenberg, is miltvuur geconsta
teerd. Eene koe is reeds afgemaakt.
Rij de huishoudelijke schiet
wedstrijd tot sluiting der winteroefe-
ningen van de Amersf.scbietvereeniging
«Broederschap" werden de prijzen
behaald door de hoeren: 1. W. B.
Smit, 2. W. Ruitenberg Gz. 3. K. van
Heuvelen, 4. D de Groot. 5. D. van
den Heuvel. 6 A. B. van der Klein,
7. J. Kuyters, 8. B. Teune. 9 L. W.
van Tellingen, 10. H. Stuurman, 11.
J. J. Otto. 12 D. Ruitenberg, 13. J.
D. van Gelder, 14. J. F. de Greef,
15. J. Mills, 16 G. J. W. Steenholl Jr.
en 17. C. A Stoové.
De heeren K van Heuvelen en J. J.
Otto, die in de afgeloopen winter het
grootste aantal rozen schoten ontvin
gen eveneens een prijs.
De prijzen werden door den heer
Busquet eerevoorzitter der ver-
eeniging met een toepasselijk woord
uitgereikt.
«Onderlinge Hulp".
Maandag j.l. hield de Werklieden
vereniging «Onderlinge Hulp" onder
voorzitting van den heer D. Gerritsen,
baar algemeene vergadering in het
lokaal «de Keizerskroon". Met een
woord van welkom aan de leden
opende de voorzitter de 15e Alg.
vergadering.
Het afgeloopen jaar 1 Maart '081
Mrt. '09 heeft weinig bijzonders op
geleverd.
De ontvangsten en uitgaven waren
gelijk aan die van 't vorige jaar. Het
aantal leden was grooter dan ooit,
nl. 270.
Wat mij bij de rekening en ver
antwoording het meest heeft getroflen,
is dat er niettegenstaande de groote
werkeloosheid zoo weinig leden ziek
zijn geweest, aldus de voorzitter. Het
vertrouwen, dat hij steeds in de
arbeiders had, is niet beschaamd ge
worden. Ze hebben maar niet gedacht,
geen werk, dan maar ziek zijn.
Verder is er weinig nieuws mede
te deelen. Een paar punten zijn nog
niet tot volle rijpheid gekomen Straks
hoopt de voorzitter de discussies hier
over te openen. De eeiste vraag is ot
werklieden in 'dienst van de gemeente
lid van Onderl. Hulp kunnen blijven,
als de Gemeente bij ziekte het volle
loon uitkeert.
En de 'tweede: Hoe moet het
gaan met hen die aan een ongeneeslijke
kwaal sukkelen? Deze kunnen ook
geen lid blijven, 't Is wel treurig,
doch er kan niet anders gehandeld
worden. Vijf a 6 leden zouden de kas
dan totaal uitputten.
De penningmeester zal met cijfers
ile rekening over het afgeloopen jaar
mededeelen. Enkele hebben betiekke-
lijk een groot getal guldens uit de
kas gehaald.
Hoewel elk jaar heihaald is het
woord van hartelijken dank aan den
Penningmeester voor zijn grooten ijver
bij een zóó drukken administratie
niet minder gemeend: (Applaus).
Jhr. S. M. van Reigersberg Ver-
sluys doet nu rekening en verant
woording.
Saldo vorig jaar. f 755.97'
Ontvangst Contributie. -1534.05
Van Begunstigers - 89.50
Aan renten R. P. S. en
Obligaties N. W. S. - 68.45'
Het totaal actief is alzoo f 2447.98
Uitgegeven werd aan uit-
keeringen1315 82
Aan bodeloon, drukwerk enz. - 218.43
Totaal passief f 1534.25
Batig Saldo f 913 73.
Zes obligatiën N. W. S. hebben een
waarde van f 1679.50. Alzoo totaal in
kas 2593.23.
Hoogste uitkeering aan één lid was
naar de 2e klas ƒ110.en naar de
3e f 97.50.
Het aftredend bestuur werd her
kozen, de heeren Jhr. Reigersberg
Veisluys met 86 stemmen, dr. Van
Driel 81, A. van Suiksum 84, J. Cor-
nelissen 81 en J. van Beek met 82
stemmen. De heeren namen de her
benoeming aan
Tot gecommiteerden werden bij