NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BENJAMIN
No. 33.
Zaterdag 24 April 1909.
Acht-en-derti^te jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
Onderaardsche werking.
DE WEEK.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langeetraat 77. Telephoonno.69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
In geen tijden hebben wij zulk een
onderaardsche werking gehad als in
de laatste jaren.
Wij herinneren maar even aan de
verwoesting van San Francisco, de
verschrikkelijke ramp op Sicilië, aan
verschillende aardschokken in Zuid-
Amerika en onze Oost-Indische bezit
tingen.
In Italië is het nog altijd aan het
rommelen, terwijl ons de eonrant
onlangs mededeeling deed van een
groote aardbeving in het reeds zoo
zwaar bezochte Perzië.
Wanneer wij de uitvoerige berichten
nagaan van ooggetuigen dezer ver.
schrikkelijke rampen, kunnen wij ons
een denkbeeld vormen van de verschrik
kingen dezer natuurverschijnselen, van
de ontzetting der menschen, die er
blootstonden en den nasleep van jam
mer en ellende.
Als uit een ketel, de kokende kool
zwarte, gloeiende lava naar alle zijden
uit den vuurberg afstroomt of een
vreeselijke vloedgolf alles verwoest en
medesleept dan kan men zich een
denkbeeld vormen hoe mensch en dier
met ontzetting worden vervuld..
Slechts 2 k 3 minuten behoeft de
grond bewogen te worden als een
zee om de hecbtste huizen ineen te
doen storten, terwijl een reusachtige
brand gewoonlijk dit vernielingswerk
voltooit.
Men zou bet hebben moeten mee
leven om zich een duidelijke voorstel
ling van dit alles te kunnen maken.
Het getal dooden is enorm en die
het leven gered hebben, staan bloot
gesteld aan alle jammeren, welke angst,
honger en gebrek, verlies van bezit
tingen, van bloedverwanten in een
spanne tijds kunnen veroorzaken.
Over het ontstaan van vuurspu
wende bergen verkeert de wetenschap
tamelijk wel in het onzekere De
geweldige werkingen in den schoot
der aarde hebben de vraag doen rijzen of
hiertusschengeenonderlingverbandkan
bestaan, of was het niet merkwaardig,
dat de mijnramp in Frankrijk samen
viel met de verwoesting van San
Francisco en het opstuwen van het
water in verschillende landen.
Zou dit niet de werking kunnen zijn
van een en dezelfde onderaardsche
kracht? De geleerden, die men hier
omtrent heeft ondervraagd moesten
het antwoord schuldig blijven; zij
konden geen gegronde gegevens aan
voeren en bepaalden zich tot vermoe
dens I 't Is toch wel aan te nemen,
dat alle plaats gehad hebbende rampen
in verband stonden met dezelfde
natuurkracht.
Wie weet welk gedeelte van den
aardbol morgen of overmorgen weer
de werking zal gevoelen van deze
geduchte onderaardsche macht. Men
kan er zich niet voor vrijwaren
voorzorgsmaatregelen nemen en onge
rust behoeft men er ook niet bijzonder
over te zijn.
Prof. Wind van hel laboratorium
te De Bildt heeft onlangs op een ver
gadering te Utrecht verklaard, dat
men een aardbeving voortaan in de
toekomst tamelijk wel zou kunnen
voorspellen. Dit zou al veel gewonnen
zijn om vooraf alles in veiligheid te
brengen.
Dat het onderaardsche vuur de
grootste factor is geweest bij de vor
ming van de aardkorst, is aan geen
twijfel onderhevig. Heuvels, bergen,
dalen, meren zijn daardoor gevormd,
wat in verschillende deelen der wereld
duidelijk zichtbaar is. Op verschillende
plaatsen in Europa kan men duidelijk
waarnemen waar het vuur uitmon
dingen heeft gehad, het getal uitge
brande vuurspuwende bergen, wij
denken aan den Rijn in Duitscbland,
is groot. Maar wij weten niet of deze,
uitgebrande vulkanen voor altijd hun
werk geslaakt hebben, of zij nieuw
voedsel zullen krijgen en weer begin
nen te werken. Er zijn voor uit
barstingen geen bepaalde terreinen
gegeven.
Ons land is in den loop der tijden
tamelijk bevrijd gebleven van onder
aardsche werking, doch sluit niet uit,
dat het de een of andere tijd kan
geschieden. De inzinkingen in den
bodem, die in Nederland in den loop
der tijden zijn gekomen, zijn toe te
schrijven aan aardbevingen. Of zou de
Zuiderzee ook in eens ontstaan zijn?
Maken wij ons echter niet noode-
loos ongerust, bepalen wij ons tot het
heden en laten wij de toekomst kalm
afwachten.
De tijden zijn zeer ernstig op allerlei
gebied, de bovenaardsche werking
overtreft dikwijls de onderaardsche.
Ook het menschelijk hart wordt zoo
vaak beroerd door bevingen, waar
dikwijls wel een strijd tegen te voeren
is. De groote Wijze uit de Oudheid
zeide niet te vergeefsch«Wie zich
zeiven overwint is sterker dan hij
die eene stad inneemt."
Niet zonder hevige pogingen om I de den eisch van toelating handhaven
22 April.
Dit geloof ik toch wel zeker en
stellig, wanneer wij onder andere
omstandigheden leefden; d. w. z. als
de «blijde verwachting" niet nog steeds
al 't andere op don achtergrond schoof;
en voorts de Tweede Kamer, vlak bij
haar stervensure, gaandeweg onge
schikt is geworden voor serieusen
arbeid, wijl «de gedachten nu elders"
zijn en men «den boer op" moet, ten
einde het doodsgevaar, dat zoovelen
dreigt, zoo mogelijk af te wenden, te
bezweren,... Dat we, ware dit alles er
niet, bij de subsidiëering-wet voor de
bijzondere H.B -Scholen toch ouder-
wetscb-onstuimige, vinnige tooneeltjes
van partij-hartstocht op 't Binnenhof
zouden beleven 1... In de zitting van
Woensdag j 1. was, ten minste telkens
de «antithese" aardig aan 't spoken!
Tegen heug-en-meug, met kwalijk-
onderdrukten onwil, laat Links dit
ontwerp erdoor gaan, misschien ook
wel uit niet-onrechtvaardige vrees,
dat men anders straks «nog erger"
zal krijgen
nog te krijgen wat te halen valt!
Maar minister Heemskerk, men
begrijpt 't, staat pal.
Dat hij, Woensdag jl., alles bleek
te gevoelen vooreen amend.-Van Asch
van Wijk, strekkend om te bepalen
dat ook vakken, niet in de wet
noemd, kunnen gesubsidieerd worden
niemand mag er zich over ver
bazen. «Jawel, zegt de heer Ter
Laan, ik begrijp 't welgodsdienst
onderwijs. En maakte zich, in ernst
een oogenblik de illusie dat een door
hem ingediend amendement,dat slechts
het «maatschappelijk onderwijs" voor
subsidie aangewezen wilde zien, kans
van slagen zou hebben. Dank u,
zei de minister maar dat is «te
eenzijdig". En de Kamer sprak, met
43 tegen 29 stemmen, haar «veto
uit, over het amendement. Men ziet
't, de lust raakt er bij links aar
dig uit...
Een nuttig-onschuldig amendement-
Eland c.s. om inrichting van gym
nastieklokalen op de bijzondere H. B.-
scholen vanRijkswege tehelpen steunen
vond genade in de oogen van minister
en parlement.
Maar toen kwam de nooit versagende
beer Ter Laan eventjes met het voor
stel om het schoolgeld van openbare
en bijzondere H. B. S. gelijk te stellen
De minister glimlachte goedigjes-
medelijdend. En men moet erkennen,
dat er voor zijne argumenten tegen
het denkbeeld veel te zeggen viel.
Inderdaad het voor de Gemeente
kassen heilloos gevolg van zulk eene
concurrentie zou o.a. zijn, dat het
schoolgeld der openbare H. B. S. zoo
veel mogelijk «gedrukt" werd. Met
6913 ging ook dit amendement
naar de «griffie der eeuwigheid."
En ten slotte kwam de grimmig-
heftige Dr. Roessingh met een voor
stel, dat toch werkelijk glimlachjes
tooverde op gelaatstrekken van on
verdachte en wasch-echte-liefde voor
de neutrale staatsschool. De brave
theoloog-volksvertegen woordiger, wil-
voor alle gegadigden, zonder onder
scheid van godsdienstige gezindheid
en met toepassing van de neutraliteits-
clausule, welke voor het L. O. geldt 1
Daarmee zou deze wet nataurlijk
haar reden van bestaan verliezen en
de bijzondere H. B. S. eenvoudig een...
neutrale van 't zuiverste water worden.
Men moge denken over bijzonder
onderwijs, hooger, middelbaar en
lager, hoe men wil: het amend.-
Roessingh moet men een kras, haast-
comisch staaltje van onverdraagzaam
heid vinden. De minister zei dan ook
eenvoudig: elke stem voor het amen
dement is, in mijn oog, tegen dit
ontwerp. En bezwaarlijk kan men
Z.Exc. ongelijk geven.
Iets heel anders wil een amend.-
De Beaufort bepalen, n.l. waar
slechts eene bijzondere H. B. S. is,
daar de minderheden toelaten. Veel
«hart" voor het idee heeft de minister
niet: hij vindt 't, met den heer De
Waal Malefijt, niet noodig; keurt
jedenfalls de redactie van het
amendement af, maar zal 't desnoods
laten passeeren.
De heer De Geer heeft voorgesteld
om aan de bepaling, gelijk mr. De
Beaufort die wenschttoe te voegen
«Tenzij de school uitsluitend bestemd
zij voor interne leerlingen, op grond
van godsdienstige gezindheid,"
Tot-zoover kwam de Kamer Woens
dag, en in die richting zal 't dan ook
wel bepaald, mits, de minister
legde er vollen nadruk op, men
er niet in wil lezen dat de leerlingen
der bijzondere H. B. S. van sommige
lessen kunnen vrijgesteld worden. Dat
nooit!... zei, eenmaal van Speyk, en
nu met hem mr. Theodoor
Heemskerk, minister van Binnenl.
Zaken. En alwéér heeft bij ongelijk
«Faut bien que charbonnier soit
maitre chez lui!.." Ieder heeft recht
om in eigen huis eigen wetten te
stellen, de Staat in zijn neutraal
openbaar, anderen in hun bijzon
dere school
DOOR
Kaïln Ivdicliaëlle.
15)
Tie liet zich niet opjagen of commandeeren. Op
een mooien dag vond ze ineens uit, dat zij de oudste
was en van die overtuiging was ze niet meer af
te brengen.
Ze zat waar ze zat, den geheelen dag in denzelf
den stoel, en werkte kant, zoodat de pennen haar
om de ooren vlogen. De kunst, die ze van de oude
Töndersche schooljuffrouw had geleerd, kwam haar
nu ten goede. Ze had haar klant in een borduur -
winkel in de buurt.
Jelle zat ook in een en denzelfden stoel, een
kleinen lagen stoel, die speciaal voor haar gemaakt
was.
Eens had Jane, uit louter netheid, Jelle's stoel
onder de tafel geschoven en toen Jelle op den grond
viel kreeg haar stuitje zoo'n stoot, dat ze 't nooit
te boven kwam en later haast niet kon zitten of
liggen door het gesteek, gebons en geprik.
Zij poetste zilver met een schort voor en een
ti verzamelmS zwarte lappen. Het klonk net
ii 6lne heldere arrebellen en ze hield van dien
klank. Ze poetste het voor een grooten goudsmid,
dien zij mt de courant had leeren kennen.
Uverdrag zaten allen aan haar werk en 's avonds,
als Jane thuiskwam, was de courant er.
's Nachts de droomen. Daarin beleefden ze haar
genoegens, uitstapjes, gebeurtenissen. Er gebeurden
groote, wonderlijke, prachtige dingen in die droomen.
Soms konden ze, van den vroegen morgen af,
heelemaal weg zijn, heelemaal in gedachten ver
diept en dan wisten de anderen, naar zich
zelf geoordeeld, dat het een erg duidelijke droom
was, waar ze onder den indruk van waren.
Ze kenden het alle vier zoo goed, dat gevoel te
ontwaken na een heerlijken nacht vol gedroom,
en te wachten en te verlangen, te wachten en te
verlangen tot het weer nacht werd.
De gezusters waren thans allen midden in de
dertig en ze hadden dikwijls vreemde gevoelens
Ze waren onrustig, zwaarmoedig en kribbig.
Toen sloeg de bliksem neer.
Het feuilleton handelde nu over een vondeling
aan den kant van een sloot. Niemand vermoedde
het, maar de vondeling was een gravenzoon en
erfgenaam van het groote graafschap en het grafe
lijke slot, en het gebeurde dat hij waarlijk tot alle
eer en aanzien kwam.
Ze bepraatten het voortdurend; want ze hadden
zoo'n medelijden gehad met dat arme kind, dat
onverdiend zooveel moest doormaken.
Dat was de eerste, de allereerste maal, dat de
gedachte aan kinderen in haar brein opkwam.
Eenigen tijd daarna droomde Tie, dat er midden
op den vloer een wieg stond, die zichzelf schom
melde zonder dat iemand er aan raakte, maar zij
was leeg.
Jane vond het een onvergelijkelijk domme droom.
Maar, vreemd genoeg, Tie's leege wieg schom
melde steeds door in haar droomen, verward met
allerlei dingen uit het feuilleton. Ze hielden 't stil
voor zich en spraken er nooit over, maar verlang
den verder te droomen.
Vroeger kibbelden ze dikwijls om den tijd te
dooden, nu zaten ze den heelen avond zachtzinnig
om de tafel en waren voortdurend in gedachten
verzonken.
's Nachts lagen ze in haar bedden te woelen en
menig keertje sloop Klotilde naar de voordeur,
opende haar op een kiertje en keek met een lucifer
naar buiten. Ze had duidelijk hooren kreunen en
ze verwachtte altijd, dat ze een klein mandje met
een kindje er in op de mat zou zien staan. Wanneer
er niets was, sloop ze teleurgesteld weer terug.
Tie sliep als een steen, de armen gekruist over
de borst. Na dien keer met de wieg droomde zij
niet meer. Ze had den droom afgestaan aan de
anderen, basta nu konden de zusters de rest
hebben.
Jelle redde telkens kleine kinderen uit brandende
huizen, of trok ze uit het water wanneer ze bijna
verdronken. En dan vlijden ze zich tegen haar aan
en trokken aan heur haar met hun kleine zachte
vingertjes.
Maar Jane
Jane was eens waargezegd. Daar, waar ze doods
hemden festonneerde, had ze zoo dikwijls hooren
spreken over eene waarzegster, die de toekomst
kon lezen uit kaarten, en ten laatste voelde ze zoo'n
onbedwingbaren lust zich waar te laten zeggen.
Maar nooit van haar leven vertelde ze aan een
levende ziel wat de waarzegster gezegd had. Eigen
lijk was er niet veel beteekenis in de woorden;
maar zooveel was zeker, dat er iets zou gebeuren
met haar, Jane, dat nooit met iemand anders ge
beurd was. Het koude zweet kon haar uitbreken,
als ze er maar aan dacht wat het toch kon zijn.
En eens op een nacht schoot er plotseling een
gedachte, een visioen, een voorgevoelen door haar
hoofd. Het was zondig. Ze vouwde de handen, om
door gebed die gedachten te verdrijven, maar ze
kwam weerom. Het kwam als een verleiding. Hoe
ze ook beproefde er tegen te strijden, het zou haar
toch niet baten.
Dat was nooit met eenig mensch gebeurd. Het
was heiligschennis, een van de zeven doodzonden.
Neen, ze wilden er niet aan denken. Ze wilde
niet. Zij was niet zonder zonde en rein gelijk
Ze verstopte den bijbel, om niet door den aanblik
er van in verleiding te komen. Maar 'n nachts kwam
de verleiding tot haar. Zij noemde het krankzinnig
heid. Het waren die soort van gedachten, die een
mensch in 't gekkenhuis brachten. En ze dacht aan
't kleine gekkenhuis in Weile, waar zeven oudjes
voor hun waanzin gevangen zaten.
Dat wat met niemand anders gebeurd was
Wat was nog nooit met iemand anders gebeurd
Jane hond natte doeken om haar voorhoofd. Ze
dronk sterke, laseerende thee. Ze dwong haar
zusters mee te gaan naar 't Avondmaal.
Ze vroeg niet om een wonder, ze wenschte het
niet, integendeel 1
Maar maar God was almachtig. Als het nu
Zijn wil was dat zij
Wordt vervolfd).