NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht, ||p
FEUILLETON.
BENJAMIN
h No. 55
Zaterdag 10 Juli 1909.
Aoht-eo-dertigate jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
DE WEEK.
Karin 2v£lclAaölis.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonno.69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advartentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
8 Juli.
't Is een rare «komkommertijd",
die van midzomer 1909!... Grauwe
regenluchten en herfst-atmospheer,
zoodat hoe dichter we komen bij half
Juli, de angst in de harten der men-
schen, die 't van zes a acht weken,
vol seizoen moeten hebben, steeds
nijpender wordt... Een zomertje, tot
nu toe, van parapluies, regenjassen
en overschoenen, de prijzen van pa
nama-hoeden, lichte dassen en kleurige
flanelpakjes drukkend...
Een komkommertijd, waarin we
noch zeeslang noch honderd-vijftig
jarigen neger noch acute of pseudo-
spookhuizen noodig hebben om aan
«stof" te komen!
Na 25 Juni zou men kunnen her
ademen. Z'n reisplannetjes maken
met de collega's gaan overleggen, hoe
de verloftijd zou verdeeld; in plaats
van de poletiekerij, met al den aan
kleve van dien, rustige, ongevaar
lijke zomerbespiegelingen. Reisbrieven,
luchtige feuilletons; 't allengs inkrim
pen der rubriek «Uit de Pers" tot
een regel of wat... Windstilte, rust,
recès, vacantia...
Es war' so schön gewesen,
Es hatt' nicht sollen seinl
Ik zie, in midzomer-'09 geen spoor
van komkommer-periode aanlichten.
Wij zitten midden in de ssuesah".
Tusschen Sinterklaas en Kerst kan
't niet woeliger, onstuimiger zijn
De Kuyper-questie onopgelost. Tol
nu toe de aangevallen man, na zijn
eerste verweer, zwijgend; niet uit z'n
tent te lokken. Een «taktiek", welke
de menschen, die van alle dingen
«graag het ergste denken", natuurlijk
tot de ontboezeming brengt: «Hij
denkt 't aldus te winoen. Het praatje
stillekens te laten doodbloeden totdat
niemand er meer aan denkt... Maar
dat vliegertje zal nu eens niet op
gaan
Dr. Kuyper was steeds gewoon om
zijn beste krachten te sparen tot den
tweeden «termijn" van pleidooi. In
de Kamer, voor, tijdens en na
zijn ministerscbap gaf hij steeds
eene tamelijk zwakke, lauwe eerste
rede... Zoodat er, met zekere ver
bazing, gefluisterd werd: «Hij valt
niet mee ditmaal
Doch wanneer de opposanten dan
al haar kruit verschoten hadden; al
hun geest en claquestic uitgeput,
dan kwam de man, die zijn beste
materiaal behoedzaam had gespaard,
uit den boek en niet zelden
moest de vijand, aldus overrompeld
door even forschen als onverwachten,
ongedaebten aanval, terugdeinzen
Best mogelijk, dat de heer Kuyper
thans evenzoo handelt. Rustigjes waakt,
totdat in September vanzelfde
gelegenheid zal komen tot het schen
ken van de opheldering, waar het
land stellig recht op heeft. Nu reeds
s'.san er stemmen op, die waarschu
wen tegen overijld vonnissen. En veele
oordeelvellingen komen er van gansch-
oripartijdige lieden, van menschen,
die noch tot dr. Kuypei's vrienden
of bewonderaars noch tot zijn geest
verwanten kunnen gerekend, en die
zeggen: «Vooralsnog lijkt 't dat de
Kabinets-formateur van 1901 als
minister onvoorzichtig heeft gehandeld,
zoodat hem niet licht weer eene por
tefeuille zal worden toevertrouwd.
Maar van corruptie, in de eigenlijke
zin, is hier geen sprake. Als mensch
is dr. K. volstrekt niet geblameerd.
Men kan natuurlijk niet nagaan of
mr. Tideman met nog andere «ont
hullingen" zal komen, die een anderen,
nieuwen kijk op 't geval gunnen. Wat
tot nu toe bekend is gewordenvan
dr. K.'s zijde ook werd toegegeven,
is in staat om tot de meening te
doen overhellen dat dr. Kuyper's tem
perament, eigenaardigheden, hem,
ondanks al zijn schitterende gaven,
minder geschikt maken voor het
ambt van verantwoordelijk minister.
Doch de beminnelijke lieden, die
reeds in de handjes wreven van
intens-genot over echt, lekker schan-
Idaaitje;
nn r tv
die reeds hunkerden naar het
uur, waarop de «grand oldman" uit
de Kanaalstraat in staat van beschuldi
ging zou worden gesteld, ze zullen
toch zekere gewaarwording van teleur
stelling gevoelen vermoed ik haast.
Ook al doen zij nóg zoo hun best om
't te laten voorkomen dat 't geheel
naar hun zin en beste verwachting
loopt...
Met dat al raakt gelijk ik zei
de komkommertijd '09 door deze
en andere geruchtmakende dingen,
in de verdrukking. De verkiezingen
voor de Gemeenteraden zouden het
land vrijwel onbewogen hebben ge
laten, zoo kort na de groote stembus
campagne en ondanks het stellen van
vele candidaten, die geen schijn van
kans hebben, in sommige plaatsen.
Dat candideeren is eene liefhebberij,
welke in zoover niet «onschuldig" is
dat ze last, moeite tijd en geld kost...
En de Limburgscbe burgemeester, die
de kas van zijn dorp liefhad en twee
gegadigden voor een «Raadszetel" liet
looten... 't Langste papiertje was voor
den aanstaanden medebeheerder der
gemeente, deze landelijke edelacht
bare heeft eigenlijk een kostelijke
les gegeven in practisch-inzicht en
gezond-verstand
Over de Raads-verkiezingen zouden
we ons niet zoo druk hebben gemaakt.
Doch daar is gekomen bet zeer droevige
geval in Den Haag, waar op twee
Raadsleden de zeer ernstige verdenking
rust van hun mandaat misbruikt te
hebben tot 't zich verschaffen van
groote geldelijke voordeelen. Hier is
naar men algemeen toegeeft
geen schijn, geen verdachtmaking of
laster of boosaardige overdrijving...
Hier is, althans wat een der be
schuldigde Raadsleden betreft
treurige schokkende waarheid, mag
men althans gelooven wat zij, die de
zaak van-nabij beschouwden en eerlijk-
onpartijdig oordeelden, verzekeren,
't Is den heeren niet gelukt, in de
Raadszitting, waar 't geval ter sprake
werd gebracht, zich te disculpeeren
't Eind zal wel zijn, dat ze althans
de kiescbheid zullen hebben om het
«consilium abeundi" op te volgen en
den Raad niet tot krasser maatregelen
te dwingen. Maar men kan niet
wetenDe zaak is nog lang niet
uit, en te oordeelen naar den toon
«verdrukte onschuld," van toornend
verontwaardigd beleedigd-eergevoel
dien de heeren kozen, zou men ge
neigd zijn te vermoeden, dat ze om
het behoud van hun zetel nog wat
zullen vechten
De Haagsche Raad heeft zich in
deze correct, krachtig en tevens rid
derlijk-loyaal gehouden. Nog steeds is
de gelegenheid open, voor de beide
verdachten, om te bewijzen dat zij
ten onrechte beschuldigd werden
't Ware te hopen, te wenschen dat
't hun gelukte. Ook voor de eer, den
naam van ons openbaar leven. De
«corruptie" is een gift- en woeker
plant, die elders schromelijke ver
woestingen aanrichtte, doch, Gode zij
dank, tot nu toe op Nederlandscheu
bodem niet wilde tieren, al doen grim
mige cynici nög zoozeer hun best om
het tegendeel te doen gelooven
Waar zij echter een plekje vond, dat
voor haar wasdom toch nog geschikt
bleek, daar rukke men 'tuit, zoo
dat er van de wortels geen haartje of
vezeltje meer blijft steken Een
ander middel om zich tegen onher
stelbaar, al-meer voortwoekerend ver
derf te beschutten, is er waarlijk niet!
Met dat al mijn journalisten-
hart dwingt me er telkens op terug
te komen gaat de kalmte van ons
zomertje aldus reddeloos verloren
Noch de congresseerende heeren der
Maatschappij tot bevordering der Ge
neeskunde; noch de (blijkbaar door
nijdigheid van menschen, die zoo graag
van de champie-lievende jongelui zou
den «geprofiteerd" hebben, opgebla
zen) geruchten over Beekscbe «uit
spattingen", orgieën en bacchanaliën;
noch dit en zelfs niet de gewone
zomer-berichten over h.h. zakkenrollers
en kwartjesvinders in de treinen, zou
den onzen komkommertijd bedorven
hebben
Maar die andere, ernstiger, grooter
dingen maken, dat er hevige spanning
blijft heerscben in den dampkring...
En we schieten al opDe langste
dag is al een week of drie van ons
weg In Juli gaan we al (vergeet
't niet!) 1 uur en 7 minuten «korten".
Wij hooren al 't een en ander over
reconstructie-plannen voor het Kabi
net-Heemskerk. Dat de heer Idenburg
den Buitenzorgschen troon zou be
stijgen was te verwachten En
Insulinde mag zich gelukkig rekenen,
zulk een schrander, krachtig, kundig
en eerlijk man tot landvoogd te krij
gen. Dat generaal Sabron door den
staat van zijn gezondheid zal worden
genoodzaakt af te treden is bedroe
vend, men mag iemand van andere
begrippen op militair gebied aan het
hoofd van Oorlog wenschen, waar
van systeem-wijziging natuurlijk geen
sprake is, moet betreurd het heengaan
van een op zijn gebied zoo kranig en
respectabel bestuursman als generaal
Sabron.
Van harte is 't te hopen dat de
geruchten, meldend het plan van
rnr. Nelissen om, wegens wankelende
gezondheid, de portefeuille van Justitie
neèr te leggen, alsnog zullen worden
gelogenstraft. De heer Nelissen is een
der beste ministers van Justitie, die
wij ooit hebben bezeten. Voor bèm
speciaal ligt een schatrijk arbeidsveld
open en op hem zijn tal van ver
wachtingen gebouwd. 'tZou een pijn
lijke teleurstelling zijn, groot, ge
voelig verlies voor bet Kabinet-Heems
kerk, indien mr. Nelissen zich uit
het openbare leven moest terugtrekken.
Laten we er 't beste van hopen
Intusschen wordt, ook voor onze
Excellentiën, de zomerrust '09 tot
iets haast-denkbeeldigs en zullen we
de September-drukte instevenen vóór
dat wij er zeiven eigenlijk recht besef
van hebben!...
Mr. ANTONIO.
26) -
En stank voor dank was zijn loon. Hij werd van
sohool gestuurd, alsof hij een wandaad had be
dreven.
Hij, Benny, die nooit een mensch iets dan goed
deed!
Maar toen op den koop toe de rector zelf kwam,
om zich over Benny te beklagen, en haar aan te
raden hem in een opvoedingsgesticht te plaatsen,
toen hadden ze hem de pan eens uitgeveegd, dat
het hem lang zou heugen. En ze lieten hem ver
staan dat hy nog dankbaar moest zijn, dat Benny
bij bem op school was er waren scholen genoeg.
Want Benny was een genie. Niet om hem te
prijzen maar hy was een genie.
Die voldoening hadden ze tenminste, dat de
rector toegaf, dat Benny zyn kunst verstond. Want
hij zei, dat alle leeraars en alle ouders stom van
verbazing waren geweest en hun eigen oogenniet
konden gelooven. Zóó geleek het schrift op het
hunne.
Ja, ja, er waren wat herinneringen aan die
schrijftafel verbondenNu was 't stellig stamp- en
propvol in alle laden. Voor iets was het toch goed,
dat Benny al was 't overigens een schandaal
van school was gekomen, op zijn vijftiende jaar.
Anders had hy er zijn gezondheid nog maar by
ingeschoten, met al dat noodeiooze gestudeer om
dominé of pastoor of op zijn best bisschop te
worden terwijl nu, nu had hij zijn vrijheid en
dat moest een ieder, die een waar genie was,
hebben. Dat had Jane gelezen in een dik boek, dat
zich niet met leugens ophield.
De schilderprofessor zei ook, dat er in geheel
Denemarken geen tweede man was, die die wapens,
zoo mooi had kunnen teekenen als Benny, geen
één.
Maar dat was heel natuurlijk, dat van die wapens,
want dat zat hem als een erfenis in 't bloed.
Wanneer Benny met die groote gele boeken zat
en door een loep tuurde, die het kleinste groot
maakte, en teekende, dan was dat ais een symbool
voor hem zelf, dat hij daar naar zijn eigen geslacht
en addellyk wapen zat te zoeken.
De schilderprofessor ried hem aan alle wapens
na te teekenen en ze, verzameld in een boek, uit
te geven, dat een prachtwerk zou heeten en hy
moest ze kleuren en vergulden. Dat zou hem
ineens bekend maken.
Toen spraken ze er over, en de professor zag
alles wat Benny geteekend had door, en ried hem
aan drie maanden of een half jaar in de leer te
gaan by een lithograaf- Want er was nu eenmaal
iets, dat ze techniek noemden, en dat kon hy 't
best daar leeren.
De lithograaf was maar een doodgewone am
bachtsman, en toen hy Benny's teekeningen zag,
viel hy haast om van verbazing, en hij wou er
geen cent voor aannemen, om Benny alles te leeren
wat hij kon. Maar Benny had ook verstand van
wat nuttig voor een lithograaf was, hy kon zelfs
heele nieuwe letters maken, die nog nooit gedrukt
of geschreven waren.
Maar het wapenboek kwam nooit; want toen
kreeg Benny wéér lust datgene te maken, wat ze
koperetsen noemen, en dat niets anders was, dan
dat hy met een stuk koper zat te knoeien. Eerst
poetste hy 't glimmend en dan smeerde hy 't in
met hars en maakte hy alles zwart met den walm
van de lamp, en ten laatste zat hy er met stop
naalden en fijne naalden in te krassen, 't Was een
eindeloos geknoei.
Plotseling was die lust in hem opgekomen.
Op een avond kwam hy thuis met een plaat,
die ,'t Angelus" heette; dat beteekende avondgebed.
Dat was zoo mooi en zoo vroom en in Frankrijk
gemaakt. En Benny was er heelemaal verrukt van.
Hij zat er den heelen avond naar te kijken en zei
maar: „Ja, ja, ja!"
En den volgenden dag had hy gezegd, dat hij
voortaan net zulke platen wou maken.
Maar 't duurde vreeselijk lang om het te leeren,
en 't was vreeselijk moeilijk. Benny zei zoo dik
wijls dat het vervelendste was, dat hij nooit iets
kon verzinnen, hy kon alleen maar namaken wat
anderen hadden gemaakt. Maar Benny was al te
bescheiden. Nooit zou hij erkennen dat hij een
genie was. Hij zei dat ze in Frankrijk veel verder
waren, en daarom wou hy daar zoo graag heen
voor een jaar, om hun de kunst af te kijken, en
als hij dan alle foefjes kende, wou hij naar Amerika,
want daar werd je vanzelf beroemd.
Benny verdiende veel met die schilderijen, maar
zoodra hij wat geld had, gebruikte hij het om in
't buitenland nieuwe etsen te koopen, die niet half
zoo mooi en fijn waren als de zijne.
En hy wou ze niet eens aan den muur hebben.
Nee, zei hij, 't was zonde en jammer als de glazen,
maker ze met zijn vuile vingers aan moest raken.
Ze lagen in een groene map in de schrijftafel, en
's Zondags wanneer hy 't niet druk had, vroeg
hij haar bij hem binnen en liet haar zijn etsen zien.
Natuurlijk durfden ze nooit te zeggen, dat ze ze
niet veel moois vondenmaar dat was haar heilige
oveitniging.
Jane trok haar neus op bij de gedachte, dat
sommigen Benny lithograaf noemden, dat klonk
immers geen steek fijner dan iotograaf of telegraaf.
Maar zy had, Goddank, een tong die zwijgen kon
op zijn tijd en van zich af spreken als 't moest.
En zy verzuimde niet licht de gelegenheid aan
de goede menschen te doen weten, dat haar zoon
volstrekt geen lithograaf van beroep was. Voor zyn
genoegen, alleen maar voor zijn genoegen, knutselde
hij zoowat, daar op die werkplaats. Thuis
hadden ze immers geen plaats voor al die rommel
van zwart en koperplaten, die hij voor zijn kunst
noodig had.
De lithograaf had ook op een dag tot haar ge
zegd: „Fröken Splüd, uw zoon zal ons gilde nog
es eer aandoen; hij is een ware toovenaar op dat
gebied."
Een geluk was 't, dat er nog eerlijke menschen
bestonden, die elkaar niet hun roem ontstalen uit
louter afgunst.
Wordt vervolgd).