NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad TÊf voor de Provincie Utrecht, ||||f FEUILLETON. HET GELUK. BENJAMIN No. 63. Zaterdag 7 Augustus 1909. Acht-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. DE WEEK. ZEZaxlm. Mich.aëlis. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondageblad f 0.75; Franco per post door bet gebeele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69. ADVEBTENT1ËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Bij den mensch is het zoeken naar geluk ingeboren en door alle tijden heen zjjn er menschen geweest, die hun natuurgenooten in dezen op de beste wijze wenschien in te lichten. Wat is geluk, en waar wordt h6t gevonden? Zeker een moeilijke vraag, want het ware geluk wordt op deze aarde niet gevonden. Een schrijver zegt het geluk is datgene, hetgeen elk individu er voor houdt, en dit is ten deele waar, maar men treft dan ook vreemde soorten van geluk aan. Een matroos van een koopvaardijschip zag een vaatje rum liggen en uitte de ver zuchting «wat zou ik gelukkig zijn als ik dat vaatje in mijn bezit had," waarop de kapitein vroeg «en indien het dan leeg was?" Zonder dralen kwam het antwoord: »weer een vaatje rum." Uit de oudheid is een aardig vor- haal omtrent het geluk totonsgekomen. Een zeker bemind vorst werd ern stig ziek. De bekwaamste geneesheeren uit zijn rijk werden aan het ziekbed ont boden, maar de vorst werd niet beter. Ten einde raad werd een beroemd wonderdokter opgezocht, die den raad gaf: slaap één nacht in het hemd van een gelukkig mensch. Terstond werden den kamerheeren, die zeiden gelukkig te zijn, bevolen hun hemd vooreen nacht hun meester te leenen, doch zonder resultaat. De burgerij werd opgeroepenzij die zich gelukkig gevoelden, moesten hun hemd aan den vorst afstaan, doch het hielp niet. Ten einde raad gingen de kamerheeren overal zoeken om hun vorst het gelukkshemd te bezorgen. Op een veld gekomen, luisterden zij toevallig een gesprek tusschen twee arbeiders af. Eén van hen beweerde zeer gelukkig te zijn, hij had alles wat hij wenschte en was tevreden in zijn lot. Met spoed werd bij naar bet hof gebracht, men meende den rechten man gevonden te hebben. Hem werd bevolen zijn hemd uit te trekken en toen kwam men tot de ontdekking het gelukskind had geen hemd aan 't lijf. Uit dit verhaaltje valt te leeren, dat geluk aan geen stand verbonden is. Socrates verkondigde dat het de deugd is, die innig en blijvend geluk ons schenkt. Een ander oud wijsgeer vertelde weer, dat de mensch al wat aardsch en zinnelijk is, verachten moest, dan zou hij het geluk vinden. Die drang naar het geluk is een van de vele oorzaken, die do menschen er toe gebracht heeft om over het leven na te denken, en zoo is dit begeeren mede oorzaak van de zede lijke ontwikkeling van het menschelijk geslacht. Door alle eeuwen heen beeft men geleeraard dat het duurzame, het blijvende geluk alleen op het pad der deugd en der ijverige plichtsbetrach ting gevonden wordt. Ook in den tegenwoordigen tijd denkt men er niet anders over; men kan eiken dag van zijn leven opmerken, dat de mensch, die aan al zijne begeerten kan voldoen nog volstrekt geen toon beeld van geluk is. Elk huis heeft zijn kruis, ook der machtigen en rijken. De geschiedenis levert ons hier weer tredende bewij zen van. Karei V, de machtige keizer, in wiens rijk de zon nooit onder ging, gevoelde toen hij zich teruggetrokken had in een klooster te St. Just geluk kiger in één dag dan in al de jaren zijner heerschappij. Onder het schamel kleed van een bedelaar schuilt dikwijls een gelukkiger hart dan onder het koninklijk hermelijn. 't Is aangenaam, als het iemand meeloopt in de wereld en als hij dag op dag zijn bezit ziet vermeerderen, maar daarmee is alles nog niet ver kregen. Ieder mensch houdt er van om ge noegens na te jagen, maar ook daarvan kan men meer dan genoeg krijgeD en hieruit mag men dan wel afleiden dat bet levensgeluk niet gelegen is in bet najagen van genoegens. Genoegens en pret maken, wat zijn ze anders, dan de voldoening van het oogenblik, ter wijl geluk de verzekering der toe komst is. Dat geluk wordt gevonden in noesten arbeid, niet alleen voor het dagelijksch brood, maar ook voor de dingen van het hoogero leven. Een geregeld, goed besteed leven, krachtige trouwe vriendschap, oprechte liefde voor vrouw en kroost, zie daar zaken waar een mensch vrede, ge moedsrust en blijdschap bij vindt. Wij moeten uit ons leven wegdoen alles wat ons in het bereiken daar van in den weg staat. Wie gelukkig worden wil, moet niet naar datgene trachten, wat den mensch naar omlaag haalt en zooveel deed omkomen op de onstuimige baren der levenszee. Wij moeten najagen alles wat goed en edel is, hiervan gaat nooit iets verloren. Soms brengt dit najagen ons wei eens op den lijdensweg. Doch wat geeft dit? Wie het ware geluk zoekt, vindt het overal. Het wordt op eiken weg gevonden, zoowel op dien van smart als van vreugde, alleen op de wegen van zonde en ongerechtigheid vindt men die niet. 5 Aug. De week van de vliegtochten De aviatiek, zegevierend in Neder land. Impresario Cov. M. de Hondt op de terreinen bij Den Haag, in de Was- senaarsche buurt, met zijn Godard- machines, in en buiten tegenwoordig heid des Prinsen-Gemaals, vliegtoch ten latende doen van eventjes zeventien minuten. Hollanders, gewone, rasechte, bedaarde landge- nooten van tusschen Lauwers en Schelde, die aviateur Lefèbre de banden kussen, toejubelen, als triumphator eeren, lauweren, met tranen in de oogen en blos van op winding tusschen wenkbrauwen en kinnebak Is 't niet mooi, buitengewoon, on gedacht? Beleven we niet tijden, waarvan onze voorvaders en -moeders nooit van zullen gedroomd hebben zelfs niet in nachtelijke visioenen van allerstoutste fantasie!? De zomer is, eindelijk, gekomen. Na zondvloeden en orkanen, die ons brachten tot 't somber vermoeden dat ook de grond, waar »ons wiegje stond en waar eenmaal ons graf zal zijn" (Tollens-stijl) aan de beurt kwam van door onderaardsche trillingen te wor den bezocht Na dat alles, nu, onderwijl ik dit neêrpen: zon, wat- luwer lucht, idee-van-zomer Dreigende wolken nu en dan. Toch illusie van «seizoen". Te laat, helaas, om de sdébacles" in Scheveningen en andere streken te verhoeden. Toch: ideetje-van zomer. Laten wij dankbaar en tevreden zijn. De schandaaltjes uitgepraat, zoowat dood-geredeneetd. 't Oude, wijze spreukje zegt: „Geen praatje eoo groot 't Bloedt in drie dagen dood." Niet de Kuypersche en Sweersche on-dit's was 't wel zóó »erg", dat van de dagen allengs weken werden. Maar nii begint 't er toch op te lijken, of de menschen er bun be komst van hebben, beu van zijn En aangezien opgewarmd eten niemand echt-lekker smaakt; een sigaar, die 'n poosje uitgedoofd heeft gelegen, voor een versche wordt ver wisseld... Daarom blijf ik glooven dat over een week of wat geen verstandig sterveliog meer lust zal hebben om zich te gaan vergasten aan het oud bakken kostje... 't «Spreukje" van het praatje, dat in drie dagen doodbloedt, mag wel eens, in de praktijk, overdreven lijken. 't Komt op den «tijd-duur", niet op de kern van waarheid, in deze, aan Wij hebben nu andere dingen, die onze aandacht trekken. Allengs concen treert zich die belangstelling op de streek bij de wonderschoone en wereldvermaarde streek, waar gelegen is bet prachtige kasteel van graaf Bentinck van Middachten. De Keizer en de Keizerin van den Duitschen Statenbond komen er!... Vele dagen tevoren zag men er reeds de paarden en de diverse karossen, vau allerlei soort, uit graaf Bentinck's stallen, ronddraven. Dat de Duitsche keizer een Neder- landsche edelman zij 't een van zóó hoogen adel als de gastheer, op 9 en 10 Aug. a.s. met een bezoek ver eert, is stellig iets buitengewoons. En zeer natuurlijk dat de gebeurtenis tot allerlei commenturen ook tast- baar-fantastische aanleiding geeft. Het gerucht dat er eene verloving der dochter van Keizer Wilhelm met een zoon van graaf Bentinck van Mid dachten op komst zou zijn is reeds tegengesproken en kan uit de beste bron als een puur verzinsel worden gebrandmerkt. Keizer Wilhelm II heet te komen vooral ook ter be zichtiging van oude, kostbare schil derstukken van artistieke en genea logische waarde die in de zalen van het feëriek-schoone kasteel «Mid dachten" worden aangetrolfen. Moch ten ook andere motieven tot dit keizerlijk bezoek aan den Gelderschen edelman stoot hebben gegeven, dan blijven die buiten de sfeer van speu rende belangstelling der persmuskieten. In elk geval is de gebeurtenis voor De Steeg een meevallertje van bijzondere waarde, vooral na het stuk regen en wind zomer, waarvan we nu hopen en bidden dat 't goed en wel achter den rug moge zijn 1 't Begint nu tóch iets te lijken op 30) De weg viel haar zoo onbegrijpelijk eindeloos lang, zoo lang en zoo vreemd, net als de wegen waar ze altijd van placht te droomen, den eersten tyd dat ze te Kopenhagen was, met hun honderde en duizende steenen, die zij allemaal voorbij moest. En vroeger wat had zy zich niet altijd verheugd op haar armdag, van den eenen op den anderen, vier lange weken! Wat had zij altijd in den almanak gezocht naar de dertien armdagen en ze onderstreept, voor Jane met rood, voor Jelle met blauw krijt en voor Tie met inkt, maar de hare met potlood 1 Gepiekerd en getuurd naar den hemel, om te zien of het wel goed weer zou zyn op haar armdag en of Benny zich nu niet juist op hcuir. armdag op de zaal zou opsluiten om daar te zitten jakkeren. Maar zelfs de dagen, dat het niet haar beurt was, kon zij achter hen aanloopen en zich verkneuteren in 't gezicht. Zoo innig liefdevol verminderde Benny steeds zijn groote stappen en zoo sierlijk boog hij zich neer, om te luisteren of te antwoorden. Zij praatten nooit zooveel als op den armdag, dan rammelden ze den heelen weg over, zonder zich tijd te gunnen om adem te halen, dat is te zeggen degeen die armdag had anders was het al te gegeneerd, om daar voor al die menschen te loopen als een echte moeder met haar echten zoon aan den arm. Hij vond altijd iets nieuws om haar te wijzen, groote huizen die nieuw gebouwd waren, of een nieuwen weg met boomen, of zoo al meer. En iederen keer ontdekte hij een nieuwen banketbakker, waar ze getrakteerd moesten worden. Want ze konden er nooit meer toe komen na dien eenen proef-keer om in zoo'n zaal te gaan, waar de kellners stonden te buigen of rondfladderden. Neen, een taartjeswinkel met een nette juffrouw, dat was heel iets anders. Benny liet ze bijna stikken in de taartjes, alle maal moesten zij ze proeven. En het mooist van alles was haast, dat Benny sedert het voorjaar, altijd met een gloednieuw tien-kronen-papiertje betaalde. Dat maakte indruk. Wanneer hij zijn portefeuille open maakte en het er uit nam, zat er altijd nog een heel pakje in. Wanneer ze hem dan vroegen, hoe hij toch aan al die schoone papieren kwam, lachte hij zoo goedig en zei dat hij ze in de zeep en soda waschte en ze op 't kozijn in de zon droogde. Maar de anderen wilden 't niet gelooven; 't was ook wel vreemd, maar Benny was ook heel wat knapper dan alle andere menschen. Dat papier, waar je de boter altijd inkreeg, kon toch ook tegen water, misschien waren de tien- kronen-papiertjes van 't zelfde slag. En alles wat hij overhield van zijn traktement, wist hij haar altijd op zijn schelmsche manier in den zak te tooveren, die flottenheimer. Den eenen keer verborgen in Jane's parapluie en een ander maal in Tie's hoed. En nu was 't uit met haar armdagen, uit, voorbij, voorgoed. De menschen lachten hem uit, omdat hij met haar liep! Daar hadden ze nu, jaar in jaar uit, in haar onnoozele ijdelheid met Benny gewandeld en hem belachelijk gemaakt, gewoon belachelijk in de oogen van de menschen! Ze kon 't zelf zoo duidelijk zien. Die groote, voorname Benny met een kleine pad aan zijn arm hangende en achter hem aan nog drie trippelende padjes. Ze had eens in de stad de straatjongens een zielig oud mensch uit zien jouwen; en zij deed hun toch niets geen kwaad, ze zag er alleen maar zoo oud en gek toegetakeld uit. En dat was zij immers zelf ook en de andere drie net zoo goed, oud en gek toegetakeld. Ze waren wel in haar beste kleeren, als ze met Benny uitgingen, maar die waren toch eenvoudig genoeg. Benny had ook dikwijls genoeg gevraagd, of ze niet eens een nieuwen hoed of nieuwen mantel zouden koopen, maar ze wilden sparen en deden dus maar net alsof ze zich het prettigst voelden in haar oude plunje. Maar nu was er voor Klotilde een licht opgegaan. Zij merkte zonder dat zy 't zag hoe alle menschen, die ze voorbygingen, met hun mond of met hun oogen die drie woorden zeiden: Welk een optocht! Welk een optocht! En de achteraankomende zusters hadden de woorden gehoord, daar was zü zeker van, zonder dat zy zich om behoefde te keeren om 't te zien. Zy wist het aan haar tred; zy liepen sleepend en moe. Eindeiyk waren ze thuis- Benny ging dadelijk naar zyn eigen kamer, zoodat zy in de slaapkamer konden gaan. Goddank, Goddank, dat Benny bewaard was ge bleven voor de schande van dal te hooren! Gelaten spraken ze af, dat Tie zou zeggen, dat ze voor haar beenen niet meer met hem kon wandelen en dan zouden de anderen haar niet alleen willen laten. Dat was de beste manier. Benny maakte wel zijn tegenwerpingen. Dan kon hy met ze gaan ryden, als ze niet konden loopen, hy zou ze de trappen wel afdragen, in iederen zak één. Maar ze bleven by haar voornemen, hoeveel 't haar ook kostte. Iets was er met Benny gebeurd, wat het dan ook zei. Hij was veranderd, was ongedurig. Als ze tot hem spraken, antwoorde hij niet, maar kromp ineen en keek op, met dezelfde verschrikte, moedelooze oogen van vroeger, toen hy zuchtend speelkaarten nateekende. Hy ging uit en kwam thuis met kwartiers tusschenpoozen. Soms bleef hy een heelen dag weg en kwam hongerig, moe en stoffig thuis, alsof hij zonder eten of drinken rondgedwaald had, maar zelfs dan hep hy nog voortdurend op en neer in de zaal. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1