NIEUWE llf Nieuws- en Advertentieblad 1ÊT voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BINNENLAND. BENJAMIN DOMINÉÉ S DOCHTER. ito. 87. Zaterdag 30 October 1909. Acht-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. DE WEEK. a-rian 2v£ic2ia,ëlis. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door bet gebeele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangcstraat 77. Telephoonn». 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. 29 October. Het voor Amsterdam allertreurigste bericht, dat de heer Van Leeuwen aan H. M. ontslag heeft verzocht uit zijn ambt van Burgemeester der hoofd stad (met ingang van 1 Januari a s.) kwam nu eens niet als «donderslag uit onbewolkten hemel," Men wist, dat mr. Van Leeuwen al sinds zeer lang hunkerde naar het oogenblik, waarop hij zich den alte-drukkenden last van de schouders zou kunnen lichten. Dat hij toch de leidsels in handen hield, was een groot offer, door hem gebracht terwille van de stad, waar hij een schat van werk kracht, toewijding, energie aan heeft geschonken. Mannen als mr. Van L. geven den kamp niet gauw op en wordendoor moeilijkheden, tegenstand, slechts geprikkeld om vol te houden te volharden Doch alles heeft een grens! Tegen windmolens vechten is geen bezigheid voor zulke figuren. En vruchteloos te worstelen om ver beteringen te bereiken, welke zich steeds verder van U schijnen te ver wijderende moedigste van ons allen kjijgt daar ten leste genoeg van. Burgemeester van Leeuwen zou wellicht, ondanks allerlei verdrietelijk heden en tegenwerking, toch nog op zijn post gebleven zijn, had hij kans gezien om allengs den toestand voor de hoofdstad beter te maken: eene toe komst op gezonde basis te kunnen voorbereiden. Doch de «beeren in Den Haag" werken zoo langzaambij het vraagstuk der regeling van de ge- meente-financiën, in 's Lands Raads zaal, schijnt het stadium van «afdoe ning" nog in zoo ver verschiet te liggen, dat ook de geduldigste er moedeloos onder moet worden, te meer waar de toestand voor eene stad als Amsterdam steeds bedenke lijker, meer-gecompliceerd wordt. Als daar nu bij-komt het al-meer dalen van het intellectueel peil van den Raad, uit welken het D. B. moet worden saamgesteld het vermeerderen der elementen, in dien Raad, welke in schamper vitten, in albedillerij, in het verafgoden van eindelooze reeksen van eischen en grieven en wenschen van «kleine luyden", waar altijd ge meente-geld voor moet beschik baar zijn, hun raadsheerlijk heil zoeken... Ja, dan behoeft er toch maar heel weinig te gebeuren om iemand als mr. Van Leeuwen tot heengaan te doen besluiten. Toch moet er, dunkt me, nog eene omstandigheid zijn geweest, welke bij den burger vader de druppel was, die den emmer deed overlopen. Als de scheidingsure slaat, dan zal de heer Van L. daar omtrent klaren wijn schenken. De «indirecte" oorzaken zijn, gelijk ge zegd, ieder bekend. Totdat de naam in de «Staatscourand" verschijnt, krijgen we nu dag-aan-dag gissingen en geruchten. Reeds is de oud minister Cremer's de president der «Ned. Handelmaatschappij" gedoodverfd als mr. Van L's opvolger. Ik geloof er voorshands niets van. Zoowel de heer Cremeralsandereseersteklas-mannen" zullen niet gemakkeiijk voor het zware, ondankbare ambt te vinden zijn! De Regeering staat hier tegenover eene uiterst lastige keuze. Een burgemeester van Amsterdam moet bereid zijn ge durende eenige jaren tijd, werkkracht, en aanzienlijke geldsommen te ofteren aan het algemeen belang. Geen inspanning en geen materiëel offer mag hem haast te groot wezen, wil hij zijn hooge betrekking naar eisch vervullen. Na vele uren van af- mattenden geestes-arbeid moet hij klaar-staan om vroolijk en frisch, met kloeke speechen en opgewekte houding zijne «representieve plichten" te ver vullen... Dag in, dag uit... En, ter af wisseling, moet bij zich dan, op het Prinsenhof, op soms vlegelachtige manier laten bejegenen, bevitten; op schamperen toon laten verdacht-ma ken door menschen, die de klok zoo'n beetje hoorden luiden, doch niet weten waar de klepel hangt; of wel: wier mandatarissen eerst tevreden zijn wanneer burgemeester, liefst bet heele college van D. B., er eens lekkertjes van-langs heeft gekregen... door de veelpraters en schreeuwers, die «voor de galerij" speechen... Een man van beteekenis aan te treffen, die niet uit kleine eerzucht of ijdelheid, doch uit waar, waarachtig plichtsbesef zulk een taak op zich wil nemen: 'tzal minister Heemskerk nog menig uurtje van hoofdbrekens kosten voordat 'tzoover is!... De liefhebberij om «first class" menschen afkeerig te maken van het zich geven aan de behartiging van de publieke zaak heeft Amsterdam nu zijn voortreffelijken burgemeester ge kost. En de heeren «democraten" van zeker allooi zullen nog wel meerder soortgelijke gevolgen van hun drijven aanschouwen. Totdat het kiezersvolk door schade en schande wijzer geworden begint te begrijpen dat er genoeg «leergeld" betaald is, wat echter nog 'n aardig poosje kan duren!. Het vooruitzicht dat de heer Colijn (die den 7n October uit Indië is vertrokken de Novemberdebatten in de Tweede kamer zal kunnen bijwonen is bemoe digend voor hen, die reeds een absoluut- oribeduidend Indisch debat voorzeggen. Minister De Waal Malefijt mag zich thans «trainen" voor de aanstaande ontmoeting, in het Parlement, met den man, die bekend is als een, die niet bepaald imalsch" is in zijne wijze van optreden. En de heer Idenburg «en villegiature," ter voor bereiding van zijne taak als»toewan- besaar!" De heer Malefijt zal nog wel eens met zekeren weemoed aan de rustige dagen van zijn landelijk burgervaderschap terugdenken!... Dat generaal De Meester comman dant van het veldleger zou worden was een «secret de Polichinelle." Het zich tot welverdiend «otium" terug trekken van generaal Kool wordt zeer betreurd, niet het minst ten Hove, waar de nog zoo kranige en Ter voorkoming van misverstand heb ik de eer te berichten, dat mijne zaak gevestigd blijft Langestraat 4S en niet wordt opgeheven. Mij beleefd aanbevelend, verblijf ik hoogachtend, J. H. W. Auf dem BEINKE, Modes, Amsterdam Amersfoort. krasse opperoflicier tot de «personae gratissimae" behoort. De rubriek der diverse misdrijven, even «rijk" als elke overige week des jaars, werd ditmaal «opgeluisterd door het wegvoeren van een komplete brandkast met inhoud uit een der Utrechtsche stations. De h.h. inbrekers van allerlei soort trachten elkaar den loef af te steken in onbeschaamdheid en «technische vervolmaking van hun edel bedrijf... 't Wordt zoetjes aan óók een soort van «sport," en wie tijd van leven heeft, zal ook op dit gebied in onze wondere, veelbewogen dagen nog krasse staaltjes te hooren krijgen Want wie het verwijt verdienen van niet «met hun tijd mee te gaan," onze boefjes en gauwdieven stellig niet!... Mr. ANTONIO. Zondagsrust voor dienstboden. De schrijver der «Brieven uit de Residentie" in het «Nieuws van den Dag" zegt Men kent den afstand tusschen het verhevene en 't belachelijke. Mij dunkt, dat de Algem. Nederl. Dienstbodenbond dien nootiottigen stap heeft gedaan, toen bij zijn verzoek schrift indiende om de Zondagsrust ook voor dienstboden bij de wet ver plicht te stellen. Subliem in den zin van uitmun tend is het vrij algemeens streven in den tegenwoordigen tijd, om met name op Zondag ook aan dienstboden zooveel mogelijk vrij te geven en 'k geloof niet, dat er percentsgewijs veel gezinnen zijn, waar dit niet wordt toegepast. Maar eenvoudig belachelijk is de eisch, dat dit vaste, algeraeene regel voor den ganschen Zondag zou moeteti zijn. Evenmin als de boer op Zondag zijn koe ongemolken kan laten even min zijn sommige werkzaamheden in huis te vermijden, je kunt toch 's avonds niet in een onopgemaakt bed kruipen en eten moet er toch op den rustdag ook gedaau wordenen nu kan het bed één dag per week een uurtje korter luchten en heel wat voor de tafel op Zaterdag grootendeels worden klaargemaakt, geheel te vermijden is alle werk niet. Mij dunkt dan ook, dat de Alg. Ned. Bond inderdaad geen dienst aan de meisjes bewees door zijn adres. Want de meisjes mogen, in 't bewust zijn, dat het aanbod op de arbeidsmarkt nauwelijks beantwoordt aan de vraag, soms vrijwat pretenties hebben, bij een niet altijd evenredig besef van haar plicht, toch zouden zij er zelve ook allesbehalve mede gediend zijn, indien er eens een verandering ontstond, waardoor zij overbodig werden in het maatschappelijk raderwerk. En dat zou er ten slotte van kun nen komen, als zulke onmogelijke en onredelijke eischen werden gesteld. In de memorie van toelichting tot de Waterstaatsbegrooting voor 1910, vinden wij o.m. vermeld, dat voor de Rijkswegen in Utrecht waaromtrent wordt medegedeeld, dat een nauwkeurig onderzoek, in 1908 verricht, heeft aangetoond, dat zij in ongunstigen toestand verkeeren, ten- 40) En Tie moest er zich, of zy wilde of niet, over verheugen, dat haar vierdepart nu, voor tfjd en eeuwigheid, onaangetast zou blijven. Nu kon zij in vrede sterven, zonder zich daarover te bekommeren. Later maakten ze een stille avondwandeling, twee aan twee, zooals 't voor tweelingen past. Ze spraken niet veel, maar knikten af en toe elkaar toe, in de schemering. Het was alsof al die heer lijke oude dagen weer levend werden en met haar mee wandelden, Benny was bij haar, Benny was gelukkig. Eerst toen ze 'in haar bedjes lagen en tot rust kwamen, begonnen ze te schreien, maar dat was meer omdat ze zoo moe waren, en omdat ze 't zoo gek vonden, dat ze daar niet eerder aan hadden gedacht. In den loop van den zomer, toen het graf in orde was ze hadden besloten dat ze ieder in haar eigen hoekje om Benny heen wilden liggen lieten ze een gedenksteen voor hem plaatsen. Maar daar het wonder nooit plaats gegrepen had en ze maar niet konden besluiten Benuy met haar eigen armzaligen burgemaam genoegen te laten nemen, zetten ze slechts zyn eenen voornaam op den steen. „Benjamin" kwam er te staan. En daar boven, om aan te toonen wie hij was, werd een kroon met negeu punten uitgehouwen en verguld. Dominéé woonde op de heide, daar waar de begroeide heuvels zich als bergen opstapelen, daar waar de schapen den heelen dag vry rondzwerven, en niet vastgebonden worden. Boomen waren er niet in die streek en zijne gemeente vierde zelden feest, en nooit haalde men er dolle streeken uit. Elke dag kroop eentoonig om. Er waren enkelen onder zy'ne gemeentekinderen, die streepjes kerfden onder de hanebalken om rekening met den tijd te kunnen houden, maar het meerendeel liet aan den Lieven Heer zelf dat narekenen over. De zomer kwam wanneer hij komen moest, de winter was lang zooals hij behoorde te wezen. Van de hoogvlakte op de heide zag men niets dan heide. De kerktorens aan den uitersten ge zichtseinder staken als naalden op, uit de heide. Er lagen mijlen tusschen deze en de volgende gemeente. Dominéé had stellig eens, wanneer en waarom dat wist niemand, de som van zijn leven opge maakt en zich naar de uitkomst ingericht. Zijn arbeid was droog en eenvoudig als de hei zelve, die veel bloemen noodig had voor zij een rooden gloed kreeg als van bloed eu vuur. Maar één ding was zeker, die dominéé leefde noch om zijn eigen ik te verzorgen, noch om den mammon te dienen. Hij bezat zijne schapen en zijn lapje grauwwit akkerland; hij had bij zyne hoeve vier schuren, die in den wind schudden, wanneer de storm woedde. En toen hij bedacht, dat er na hem misschien een dominéé met vele kinderen kon komen, rekende hy' het tot zyn plicht hoeve en akkers goed te onderhouden, de landbouwwerk tuigen op te knappen, de heg om den bloemloozen tuin te snoeien en het volk aan de gewoonte van offers en giften brengen te houden Zyn jas was wat versleten en vettig; maar zyn geplooide witte kraag was even helder als de gekalkte muur in de kerk. Want de kragen waschte en streek zijne dochter Malene. Wanneer dominéé buiten was. om de onwillige schapen op de heide voor zichzelf en zijne ge meente-kinderen op te vangen, of wanneer hy' hielp met turf steken in 't Uggelmoeras, of wel jaar in jaar uit zyn zonsondergangstocht maakte en onder weg naar volgorde zyne „kinderen" bezocht, van Sören Vanefed op de Gele Hoeve tot Anders huis in het Vossehol toe, dan zat Malene in de pastorie met haar naaiwerk, of dribbelde rond en had het druk met haar veelvuldige huiselijke bezigheden. Er was een bepaalde tyd om uit te rusten over haar naaiwerk, een bepaalde tyd om goed in de loog te zetten, een vaste tijd voor het weven van hemdenkatoen en lakens en 't op de bleek te leggen, een vaste tyd voor het scheren van de schapen en het zouten van schapenvleesch. Er was een tijd Van haar twaalfde jaar af, toen haar moeder stierf, werd ze grooter en slanker. En met ieder nieuw jaar legde de dominéé een nieuw juk op hare zwakke schouders. Maar zij droeg het. Malene zat niet altijd te naaien in de kamer op 't Zuiden, waar de wind zoo zelden op stond. Liefst verhuisde ze naar alle wereldhoeken, naar 't Westen wanneer de zon onderging, naar 't Noorden wanneer de wind daar vandaan kwam met zyn oneindige schare van witte en grijze wolken en naar 't Oosten wanneer zij droef te moede was. Daar kwam de zon op, van daar kwam de nieuwe dag, waarnaar zij eiken avond verlangde en waarvan zy eiken nacht droomde. Maar zij droomde den nieuwen dag niet als den vorige. Wanneer de fijne, teerbevende morgen wolkjes licht en roze als bloemen, aan den wegkant in de wereld achter haar heiderijk opbloeiden, wanneer de wolken stil en langzaam naar haar toekwamen gegleden, dan scheen het haar, alsof ze haar beloften en de blijde boodschap van iets heerlijks brachten. (Wordl vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1