NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
DOMINÉÉ S DOCHTER.
ito. 91.
Zaterdag 13 November 1909.
Acht-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
DE WEEK.
2^a,rixi 2uCiclxa,ëlis.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Lngezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonn». 69.
ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7V. Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letterB en vignetten naar plaatsruimte.
11 November.
De eerste dag der groote winter-
campagne van NovemberDecember
1909 heeft de verrassing gebracht van
een votum der Kamer, dat maar wei
nigen hadden verwacht. Met 39 tegen
36 stemmen werd nietig verklaard de
verkiezing van den heer Ruys de Bee-
renbrouck, in het kiesdistrict Gulpen
tot Volksvertegenwoordiger gekozen.
Men kent de geschiedenis. Beweerd
werd dat er, ook bij deze verkiezing
in het «zwarte Zuiden» des lands ge
knoeid is, gekonkeld, pressie geoefend
door de geestelijkheid geïntimideerd
met hel en doivels, met ziekte van
koeien en van kalveren, met wat
al niet meer, zoo men het onder
nam den zoon van den Gouverneur
der Provincie niet naar het Binnenhof
te helpen zenden. Wat is daarvan aan
Wij kunnen gissen, vermoeden, ver
denken, maar weten is eene andere
zaak.
De verkiezing van den heer Buys Jr.
werd intusschen niet slechts op deze
gronden aangevochten.
Daar waren schrandere juristen in
de Kamer, voor wie het annuleeren
dezer verkiezing plicht bleek. Niet,
mr. J. Limburg constateerde 't
met nadruk, wegens de beweerde
knoeierijen, on verdedigbare praktijken.
Wèl vanwege schending vau art. 89
der Kieswet, wijl men een aantal
stemkaarten, niet beantwoordend aan
den eisch van model, bij Kon. Besluit
voorgeschreven, als geldig in rekening
had gebracht.
Dergelijke dingen te gedoogen be
stempelde de grappicus der Kamer,
de bij deze gelegenheid tot op somber
heids-grens ernstige heer Roodhuizen,
als «verslapping." En hij zinspeelde
op de schromelijk-nalatige vergissing,
bij de verkiezing van den heer Sleef
tot Raadslid te Amsterdam voorge
vallen om het gevaarlijke van zulk
een pretedent (zou de beroemde
referendaris uit Van Lennep's «Klaasje
Zevenster" zeggen) te doen uit
komen.
't Was, Dinsdag 9 November, eene
eigenaardige Kamerzitting in trouwe!
Men had er den kleinen, friscb-
militanten, geestigen, schranderen,
geleerden vrijz.-democraat mr. J. Lim
burg; den man met de lachende,
slimme oogjes en de met zijn be
scheiden figuur constrasleerende lengte
der blonde knevels, den jurist van
onbetwist gezag, die pal-stond voor
het eerbiedigen van art. 89 Kieswet.
Met nadruk wees hij er op, dat buiten
de grens van dat juridisch bezwaar
jhr. mr. Ruys' verkiezing z.i. onaan
gevochten behoorde te blijven...
Daar was mr. Troelstra, met inge
houden passie. Die tacticus werd voor
de gelegenheid. Voor hem is de volks
vertegenwoordiging, haar macht, groot
en soeverein genoeg om over de
«juristerij" been te stappen, met
alle gemak. Hij wil de knoeierijen
ontsluieren; dat der Kamer «meer
licht" zal worden geschonken. Maar
gevoelend dat dit argument de Kamer
niet genoegzaam zou «pakken", wierp
hij zich, in prijzenswaarde handigheid,
op de «streng-juridische" serupules.
Daar was de oude, eerlijke, eer
waarde, onstuimige en trouwhartige
veteraan De Savornin Lohman, die tot
allerzonderlingste uitlegging toevlucht
zocht om de zaak, waar 't om ging,
te redden. Men oordeele, de Kieswet
laat, ter regeling van het stemkaart-
model, speelruimte aan algemeenen
maatregel van bestuur. Welnu
aldus de heer Lohman dan kan
men ook wel zoo'n heel klein tikje de
hand lichten met die bepalingen. Een
verbijsterende thesis van deze lippen
komend
De heer Troelstra tegenover een
Lohman hoog-houdend het onaantast
bare en te eerbiedigen voorschrift van
een Koninklijk besluit i... Waakte of
droomde men?...
Bedroog ik mij toen ik onderwijl
de heer Troelstra daar op het spreek
gestoelte stond iets van schaam
rood zag kleuren op mr. Lohman's
eerlijk oud gelaat?...
De Ruys-verkiezing is vernietigd.
Ook met hulp van enkele Rechtschen.
En ook weldank zij het absenteïsme,
dat in de Rechtsche buurt epidemisch
heerscht. Reden tot rouwe geeft 't niet.
Van verslapping en (of) nonchalance
bij de naleving der kieswet hebben
we in de jongste tijden genoeg er
varing opgedaan. En indien het votum
van Dinsdag j.l. ook bevat een meer
of minder verkapten «wenk" aan de
zuidelijke broeders en hunne ver-
kiezings-zeden... Welnu, was die inder
daad onverdiend!?...
f
De algemeene beraadslaging over
de Indische Begrooting voor 1910
heeft eene andere, zoo mogelijk nog
grootere verrassing gebracht.
Voor 's heeren De Waal Malefijt's
debuut als minister werd door velen
gevreesd. Is 't wonder!?... 't Was
scherp gezegd van den heer Troelstra
toen hij, Woensdag j.l. sprak van «de
bescheidenheid, welke bij in den heer
Malefijt steeds heeft bewonderd waar
deze zijne kennis van koloniale aan
gelegenheden behoedzaam onder stoe
len en banken schoof. En minder fel
was 't van den hartstochtelijke-vin-
nigen leider der soc.-democratische
Kamer-fractie toen hij, na in
gloeiende kleuren gemaald te hebben
wat voor Indië, aan groote hervorming
en verbetering noodig is, uitriep,
dal daar een reus voor noodig is, en
er de vraag aan vastschakeldeof de
heer Malefijt bijgeval die reus was...
Er onmiddellijk schampere veront
waardiging doende volgen op smalend
sarcasme uitriep, dat hij den «moed"
bewonderde van dezen heer.
De Waal Malefijt om de portefeuille
van Koloniën, te accepteeren. Om
't te ondernemen op Idenburg's stoel
plaats te nemen... Dr. Bos was veel
zachter, vriendelijker, hoflelijker ge
weest. Hij beloofde zelfs «opbouwende
kritiek", koosde zoetelijkst-denkbare
termen om zijne afkeuring te ver
tolken dat het Kabinet Heemskerk, in
een tijd, voor Insulinde niet minder
gewichtig dan de periode Mijer,
een zijner leden op den troon te
Buitenzorg plaatst en ervoor neemt
iemand, van wiens ervaring en kennis
op Koloniaal gebied niemand weet te
zeggen...
De kleine, schrale man aan de groene
tafelde tengere figuur met het bleeke,
ouwelijke, tanige gelaat, den halfkalen
schedelde grauwig gele haren, het
zwakke stemmeije, de oud-burgervader
van Utrechlsche plattelandsgemeente,
dien ieder zich steeds had voorgesteld
als satelliet van dr. Kuyper; als ge-
hoorzaam-gedwee schildknaap van den
anti-rev. leider, hij hoorde dat
alles rustig, onverstoorbaar aan. Hij
had het groote papier der notities
vóór zich en de dikke poitefeuile met
«strikken" naast zich, aan de
groene tafel. Hij liet den storm over
zijn hoofd heengaan...
Wat zou 'tgeven?...
We zijn nu een dag ouder gewor
den. De eerste week van het Indisch
debat is achter den rug.
En de kleine, schrale, onaanzienlijk-
lijkende leek, die tot aller verbazing
plots minister van Koloniën werd;
van wien men immers geloofde dat
zijne «kleur" al het andere moest ver
goeden, hij heeft... uit mr. Troelstra's
mond, hulde ontvangen. Hij is»meè-
gevallen, zoozeer, dermate zelfs,
dat zijne vinnigste, vurigste tegen
standers, antagonisten, 't grof
zullen erkennen. De beer Malefijt heeft
overwonnen door eenvoud, door eer
lijkheid, door bescheidenheid; en ook,
doordien hij den scherpen indruk
vestigde van veel meer «au courant"
der Indische zaken te zijn dan men
in de verte vermoeddeDat is de pure,
onopgesmukte waarheid.
Van dezen man is gezegd, dal hij
tegenover de zending een halfslachtig
standpunt innam, zoodat een zoo
kiescb en fijngevoelend man als dr.
Bos is, zelfs den« raad gaf, aan
dezen minister, om zijn heil maar
liefst links te zoeken... Dat hij, Male
fijt, m. a. w. zijne beginselen, als
«oude plunje" zou zeker iemand
zeggen aan de kapstok haDgt
En toch, zoo sober, en daardoor
zoo indrukwekkend, zonder spoor
van eloquentie, zacht, saai, eentonig
pratend beeft de minister Malefijt
't Donderdag-ochtend gezegdik blijf
wie ik altijd geweest ben. Ministèren
Christen is, bij mij, één... Tegenover
de 30 millioen Mohammedanen in de
Oost eene agressieve houding aan te
nemen; dat mag en zal ik niet. Maar
wat ik in «de stukken" gezegd heb,
en waarvan beweerd werd, dat een
mijner liberale hoofdambtenaren 't
voor mij neerpende, neem ik,
minister, de volle verantwoordelijk
heid op mij.
Dat maak te indruk !Enmr. Troelstra's
hulde aan het karakter van dezen
bewindsman gebracht; eerde dien
afgevaardigde zoowel als den minister
van Koloniën
De heer Malefijt heeft, niet de
echte bescheidenheid die zoo-heel
anders is dan nederigheids-vertoon
of «pose" gezegd: naar de mate
mijner krachten zal ik voor Indië
nuttig trachten te zijn. Werken, nut
tig wezen, wil deze bewindsman, en
men gelooft hem op zijn woord van
eerlijk man. Hij is niet de figuur van
«words", van ijdele beloften. Zijne
waarschuwing tegen «schijnspoed"
is teekenend... En sympathiek
Hij verdedigde den ijver en de
toewijding van zijn eigen ambtenaren
zoowel als van de Indische B. B. op
hartelijk en allerminst gezwollen
of pathetische wijze. Misschien zal
de bittere les der ervaring ook den
heer Malefijt ontgoocheling brengen,
doch wat hij nu zegt dit staat vast
meent hij... 's Minister «maidenspeech"
als bewindsman was werkelijk eene
«surprise", ook in ander opzicht.
Durft hij niet de «ontvoogding van
Indië luide als zijn leus doen kennen
en verbindt hij er niet aan een wenk,
aan de Kamer, dat de beeren zich
S)
Malene kon het laDger volhouden dan hij. Lang
zamerhand werd zij het, die de sneeuw wegschof-
felde. Niemand in de heele gemeente vond het de
moeite waard zich zooveel last te geven voor zijn
erf maar dominée's Malene was een van die
wezens, die geen grooter genot kenden dan
zwoegen
De dominéé achtte het zijn plicht het pad in
orde te houden, opdat niemand meer tijd behoefde
te verliezen dan noodig was, wanneer ze bij hem
moesten zijn, en er over kwamen.
Eens op een winterdag stond dominéé aan het
eene einde van den weg, om sneeuw weg te
ruimen, Malene aan het andere. Ze zouden naar
elkaar toegraven. Zij kon hem niet zien, want de
sneeuwstorm joeg verblindende sneeuwvlokken om
haar op. Hier was de weg schoon, ginds lag de
sneeuw in meterhooge hoopen. Zfi spitte onafge
broken voort, het was alsof het midden van den
weg nooit kwam. Of bad vaderzjjn werk gestaakt?
Toen zij hem vond, lag hij dwars over het pad,
bfina geheel bedekt onder de sneeuw.
Malene droeg haar vader naar binnen. Toen
waadde ze anderhalve mijl ver naar den dokter.
Het was een vreeselijke verlamming, die hem op
den grond had geworpen. Malene waakte.
Lang stond haar weefgetouw stil, dik bestoven.
De wind vernielde ongestoord dak en schoorsteen.
De schapen werden maar matigjes verzorgd. Met
de grootste moeite vond zij tijd hen voeder te
geven en den stal eenigszins uit te mesten, zoodat
ze niet geheel vervuilden.
Na dien winter kwam een voorjaar. Dominéé
was en bleef lam; maar hij had zijne spraak in
zijn macht en, nu hij niet meer naar zijne gemeente-
kinderen kon gaan, kwamen zij bij hem.
Maar hij moest toch een hulpprediker vragen en
deze kwam.
Malene maakte twee kamers voor den kapelaan
in orde, zij wist dat hjj Arvid Eriksen heette.
Zij kookte soep en dekte de tafel; want nu
kwam Arvid Eriksen.
Hjj was tenger en blond, meer zag zij niet en
hjj sprak wonderlijk zacht.
Zij schrikte plotseling zóo van haar eigen harde
stem, dat zij begon te fluisteren.
De jonge, bijziende man hield haar voor de meid
en Malene liet hem stil in dat geloof en hielp hem
zijn koffer en kisten in de twee kamers te brengen.
Zij had er hem een op het Zuiden en een op het
Oosten gegeven.
Na tafel, toen hij begreep wie zij was, praatten
ze een oogenblikje samen.
Eer het zomer was, kende hij ieders nooden en
was er van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
op uit, om gewillig hulp te bieden waar die ver
langd werd.
Hjj had een kamerorgel meegebracht; eiken
avond speelde hij er psalmen op. Malene zat in
een hoekje te luisteren. Zij schreide. Wanneer hij
ophield, ging zij naar de keuken om voor het
avondeten te zorgen en maakte de jonge kapelaan
een praatje met den dominéé.
„Malene is een goed meisje," zei de dominéé op
een avond.
„Uwe dochter is een engel dat is het woord,
dat bij haar past," antwoordde Aïvid Eriksen.
De deur ging open, Malene kwam binnen. Zij
had de laatste woorden gehoord.
Dien avond had zij wel twintig dartele schapen
naar stal kunnen drijven zonder moe te worden.
Toen dominéé in bed was gedragen en Arvid
Eriksen zich terug had getrokken, zat Malene in
de kamer voor het orgel. Zij boog zich voorover
en kuste de toetsen, die zijn vingers beroerd
hadden.
Met een kaars sloop zij naar den zolder, maakte
de bruilofskist open en trok er het witte linnen
en de roode sloopen bij stapels uit en streelde het
zachte, glanzende goed voor de bruidsjapon. Zij
keek uit over den berg goed, alsof het een bloeiende
zonnige weide was, en haar hart klopte zóó, dat
zy het bedwingen moest, door de hand onder de
borst te leggen.
Een tochtwind blies de kaars uit en de koude
sloop over haar in het duister als een voorgevoel
van verdriet. Tastend borg zij alles weer op, sloot
de kist en ging ter ruste.
Den dag daarop werd zjj vijf en dertig.
„Ja, Malene is wel een oude juffrouw, maar een
lieve oude juffrouw;" zei dominéé en Arvid Eriksen
voegde er aan toe: „Al werd juffrouw Malene
vijftig, voor mij werd u nooit oud. U is net een
zuster voor me meer dan mijn eigen zuster
ooit is geweest!"
Toen hy weg was, riep de dominéé Malene bij
zich„De hoop beschaamt niemand, Malene, maar
vergeet nooit datje oud bent, en de jongen vinden
het gemakkelijkst den weg naar het bruidsaltaar.
De myrthen groeien voor de jeugd, de doornen
voor den ouderdom!"
En Malene nam zich voor die woorden te ont
houden. Maar de tyd ontglipte haar. 's Avonds,
als ze gelukkig was door hare gedachten, en zich
haars vaders woorden te binnen wilde roepen, viel
zfi in slaap en droomde, dat Arvid Eriksen zeide:
„Je bent immers jong, Malene. voor mij!"
Hij was het ook, die de Fransche boeken voor
haar van de plank haalde en nu gaf de dominéé
verlof. Malene las en las, totdat ze vergat dat er
mijlen in den omtrek slechts heide was.
Maar Malene vergat bijna ook te naaien. Zjj
kreeg lust in een blauwe japon en schreef naar
de stad om blauwe kleurstof, om ze daarmee te
verven. Als een donkere korenbloem werd de japon
en Malene hechtte wit aan hals en mouwen en
zette een oude, lang bewaarde zilveren gesp aan
het middel.
„Je bent ook nog jong, Malene," zeide de kape
laan. „Je bent jong met die japon. Trek die
altijd aan 1" En Malene hing haar bruine kleederen
weg en droeg het blauwe kleed.
(Wordt vervolgd).