NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Stroopsmeren en Waarheid. SÉelsti ml ie rechtal. J. P. METZGER Jr., Tuinarchitect. Aanleg van Buitenplaatsen, Parken, enz. BINNENLAND. No. U. Woensdag 12'Januari 1910. Negen-en-dertigsle jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG Steniaweg ZEIST. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele-jRijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonog. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Toen door Napoleon I bet besluit genomen was tot den grooten veld tocht naar Rusland, waaraan bij in eigen persoon zou deelnemen, liep hij den avond voor zijn vertrek met afgemeten stappen door een der zalen van zijn paleis. Zijn kameiheer Lefranc stond onbewegelijk aan het venster den helderen sterrenhemel te aan schouwen. DitnoopteNapoleon Lefranc te vragen waar hij zoo naar keek. Deze antwoordde: ïNaar uw geluk ster, die heden schitterender is dan ooit." De keizer hoorde deze woorden schijnbaar onverschillig aan en de kamerheer, nu hij toch eenmaal aan het vleien was, ging voort te vragen wat er van Frankrijk in het bijzonder van Europa in het algemeen worden moest zonder Napoleon's genie en hij ging verder met te beweren, dat de Keizer onmisbaar was voor de wereld, die zonder hem niet bestuurd kon worden. Uit die woorden van Lefranc zou men allicht opmaken, dat bij een waar, een oprecht vriend des Keizers was en dat hij zich wel innig ver knocht moest gevoelen aan zijn persoon. Toen drie jaar later Lodewijk XV11I over Frankrijk regeerde en hetzelfde paleis bewoonde, als waarin Napoleon vertoefde, bad genoemde koning in zijn gevolg kamerheer Lefianc, dezelfde over wien boven gesproken is. Op een morgen aan bet ontbijt zegt Lefranc tot zijnen vorst: vHoe gelukkig is Frankrijk van dien over weldiger verlost te zijn en door Uwe Majesteit geregeerd te worden Kan men zich lager stroop- of honigsmeerder denken dan zulk een man Napoleon en Lodewijk vormden een sterk contrast en toch Lefranc van den honigkwast, kon beiden dienen, wist zich zoodanig te wringen, dat hij twee anti-poden wist te behagen. Welk een karakter moet zulk een man toch hebben, om door middel van mooipraten, van het hanteeren van den honigkwast, zichzelven en anderen schijnbaar genot te geven! Hoe ongelukkig moet men toch niet zijn, er geen opinie op na te houden, geen zelfstandigheid te bezitten, geen vrij oordeel te durven uitspreken, en kracht, tenminste eenige beteekenis te zoeken en helaas door veler ijdelheid te vinden in vleierij Die Lefrano staat niet alleen, hij heeft vele collega's! O, er zijner zoo velen, die geen overtuiging, dus geen karakter hebben die daarin hunne kracht meenen te vinden door met mooipraten, met vleien om te gaan, door honig om den mond te smeren door alles van een ander, al is het van nog zoo geringe beteekenis hemel hoog te verheffen. Ze doen zulks tegenover personen, vaD wie zij kunnen profiteeren en wien zij dank meenen te moeten brengen voor ge noten weldaden en wier voortdurende toegenegenheid zij niet beter weten te bestendigen, dan met daden als die van den kamerheer Lefrane. Zij hebben daarbij het vaste voor nemen het voorwerp hunner vleierij, hunner vereering den mg toe te keeren, zoodra het tot minderen staat komt, daarbij niet vragende door welke oorzaken, daarbij niet denkende aan hulp, daarbij alleen de gedachten be palende tot de vraag: »Hoe viod ik voor dezen een ander?" Zulke wezen zijn niets dan groote nullen die voor niemand van eenige beteekenis zijn, wier heengaan van deze wereld niets leegs tengevolge heeft. Toen Lefranc zich tot Napoleon richtte met de stroopkwasterige ver klaring, dat Frankrijk en Europa er treurig aan toe zouden zijn, indien de groote Keizer gemist moest worden antwoordde NapoleonVerneem dan van mij, dat niemand onmisbaar is en dat als ik sterf Frankrijk en Europa het best buiten mij zullen stellen. Hierop zei de Keizer tot Bertrand die aan een zijtafel eenige papieren rang schikte: »Wat zegt gij ervan? De aangesprokene antwoordde: »Dat denk ik ook wel." In de dagen dat Lefranc bezig was Lodewijk te vleien, op dezelfde wijze als hij Napoleon deed, deelde de edele Bertrand de ballingschap van zijn meester geheel vrijwillig op het eiland Sint-Helena en stond hem in de laat ste oogenblikken ter zijde. Zes jaren aan een stuk deelde hij het lot van zijn meester, zonder er ooit aan te denken hem te verlaten. Dat is waarlijk heel wat anders, dan met honig te smeren Dat legt waren zielenadel aan den dag. Evenals Lefranc zijn collega's heeft, heeft Bertrand die gelukkig ook. Er kan gewezen worden op mannen en vrouwen, die uit één stuk zijn, die rond voor hunne meening durven uitkomen, die wars zijn van het zich anders voordoen dan ze werkelijk zijn. Dezulken kan men volkomen vertrou wen, bun ja is hun ja en hun neen is hun neen wat ze zeggen meenen ze en daarnaar handelen ze. Welke schoone figuren in de maatschappij Aan hen beeft men wat! Zij leven om te leven, om te doen leven, om eigen leven en dat van anderen te verheffen. Zij zijn de parels, terwijl de anderen nog minder zijn dan de schelpen, die weggeworpen worden. Zoeken wij steeds den omgang met menschen als Bertrand. Het zal ons tot zegen strekken en het zal ons krachtig maken om hen in hun edel doen en laten te volgen. Verachten wij de mannen van den honigkwast. Zij zijn niet te vertrouwen, daar al hun doen bd laten gebaseerd is op eigenbelang. De Bertrand's zijn het goud, de Lefranc's het vuile stof der maat schappij. doorgeiten-Nederland. Levering der verschillende gewassen Tegen BILLIJKE PRIJZEN. Kon. Ned. Landbouwvereeniging. Onder het presidium van Zijne Ko ninklijke Hoogheid, Prins Hendrik der Nederlanden had j.l. Maandag ten Pa- leize op den Kneuterdijk te 's Graven- bage eene algemeene vergadering van de Koninklijke Nederlandsche Land bouwvereeniging piaats. Doordat de voorzitter Hare Majesteit moest ver tegenwoordigen bij de begrafenis van luitenant-generaal Tbiangekon Z. K. H de vergadering niet tot het einde toe bijwonen. De Prins opende de bijeen komst met de volgende rede: Mijne Heeren. Ik heet u allen hartelijk welkom in deze eerste algemeene vergadering die de Koninklijke Nederlandsche Land bouwvereeniging na haar officieel in werking treden houdt. Ik hoop en vertrouw dat deze al gemeene vergadering de rij zal openen van een reeks belangrijke bijeenkom sten waar op ernstige wijze het Land- bouwtentoonstellingswezen en andere algemeene Nederlandsche Landbouw belangen besproken zullen worden. Moge daaruit op den duur een wijze van samenwerken geboren worden, die, met behoud van het goede dat schuilt in de provinciale behartiging van land bouwbelangen, om verschillende tech nische vraagstukken van een ruimer, het gansche land omvattend standpunt doet bezien. De tijd, gedurende welken de Ko ninklijke Nederlandsche Landbouw vereeniging is werkzaam geweest, is nog veel te kort om thans reeds op resultaten te kunnen wijzen. Toch meen ik dat het gewenscht is om.u een kort overzicht te geven van den stand van zaken op dit oogenblik en van hetgeen tot nu toe verricht werd. Den lsten Juni 1909 trad de nieuw benoemde secretaris, de heer V. R. IJ. Croesen in functie. Tot dien tijd was het de heer F. B. Löhnis inspecteur van den Landbouw die de aan die betrekking verbonden werkzaamheden welwillend waarnam. Ik ben er van overtuigd, dat ik uit uw aller naam spreek, wanneer ik zeg dat de heer Löhnis de Koninklijke Nederlandsche Landbouwvereeniging daardoor in hooge mate aan zich ver plicht heeft. Ik breng den heer Löhnis daarvoor namens u allen een woord van hartelijken dank. Daarnaast mag ook niet vergeten worden de afgetreden directeur gene raal van den Landbouw, de heer LoviDk, die van den beginne af een warm voor stander was van de oprichting der Koninklijke Nederlandsche Landbouw vereeniging en daaraan medewerkte waar zulks hem slechts mogelijk was. Ook ten opzichte van den heer Lovink is een woord van dank bier op zijn plaats. Het aantal aangesloten Landbouw- vereenigingen bedraagt op het oogen blik 18, het aantal der personeele leden 179 en het aantal der begunstigers 5. Daardoor heeft de Vereeniging thans een eigen inkomen van f 8000, terwijl de Regeering een post van f7000 als jaarlijksche subsidie op de Staatsbe- grooting bracht. Aan den secretaris werd in de ver gadering van het Dagelijksch Bestuur op 24 Mei 1909 opgedragen een studie te maken van het Landbouwtentoon- „Anarchist." «Vollèkriep, al voor de tweede maal, de juffrouw, die haar boodschap- mandje op de toonbank had neerge zet, en zij trachtte te kij ken door de glazen deur, waarachter propere neteldoek- sche gordijntjes waren gespannen... "Vollèk I"... Juffrouw De Bruin fluisterde iets tegen haar man... Gaf hem, onder tafel, een schop tegen z'n linkerscheen, most tante Ali merken, wat-voor-'n kerel hij eigenlijk was?... En zag-ie niet, dat de klant, die stond te wachten, de huis houdster was van meneer Vinju, 't renteniertje, solied als de Bank; een van de vaste klanten, waar je op bouwen kunt... 't Leek waarachtig of- ic noü toch heelemhhl... "Ga zelfI" bromde De Bruin, nog nabevend van de ruzie met eommensaal, die een minuut of vijf geleden ver trokken was. Tante Ali, zag hem van boven d'r brilleglazen aan; liet de naalden van haar breiwerk even rusten... »Jij praat 'r dók makkelijk over, Gerrit" zei ze. -Heb-ie bijgeval de honderdduizend getrokken?" "Laat Pietje maar effetjes gaan" zei neef' Gerrit "ik kan op 't moment waarachtig..." "Yollèk!" riep de klant nog eens, en nam haar mandje al op- Juffrouw De Bruin balde een vuist en schudde die tegen 'r man. En ze wees op haar meer-dan-smoezelig schort; op 'r verwarde haren... Haar gore han den... Opgestroopte mouwen... Kon ze zóó klanten gaan bedienen?... "Gerrit, jongen, ga dan toch!" spoorde tante Ali aan... Hij zette met een ruk z'n stoel achteruit. Smeet z'n pet in een hoek... Draaide de deurkruk om met 'n drift, dat het ding krakend-knarste... Stond tegenover de huishoudster van meneer Vinju. Ik wou nét weggaan," zei 't vrou wtj e, snibbig-verontwaardigd kijkend, »ik dacht, dat jelui allemaal in slaap ge vallen waart "Wat is er van uw dienst?" vroeg winkelier, zich met kracht beheer- schendniet in staat om zoete broodjes te bakken, nu... En hij ging aan 't wegen, pakken... neêr... Hij zou bedaard wachten, totdat "De bel ging toch hard genoeg!" tante klaar was... snibde vrouwtje nog eens "u was zeker "Die Wessels" ging ze voort »is een aan 't dineeren Met schamper- knappe, ordentelijke, door en-door spottend nadrukje zeggend 't deftige fatsoenlijke man. Je krijgt prompt op woord... tijd je centen van 'm... De man is De Bruin reageerde er niet op. nooit onbekwaam... Wat kan jou z'n Legde 't bestelde netjes in het mandje ideeën schelen over dit en over dat... neêr. Laat ieder in z'n waarde! Wat weet "Asjeblieft, juffrouw Winter!" zei jij nou zelf van polletiekHeeft je hij, zichzelf bewonderend vanwege vader-zaliger zich ooit met de polletiek z'n superieure kalmte. bemoeid?.. As-die zoo gek was geweest, Toen ging vrouwtje. Na hem eerst dan most-jij misschien noü bedelen! nog een blik te hebben toegeworpen Ik zeg, 't is een schande! Een van"Wacht maar, vrindje, wespreken grööte schande!" elkaar later..." Iets tusschen de taDden "Vrouwen hebben van die dingen grommend dat een groet moest ver- geen verstand" zei de Bruin, heesch beelden... De Bruin ging naar z'n huiskamer terug. Nam z'n krant op... Hij zou toonen, man van beschaving en zelfbedwang te zijn... van opwinding, toch nog altijd meester over zichzelf... "O, dank-ie wel!" zei tante Ali, die, krachtens haar fortuintje, al sinds jaren in de familie door alle neven en nichten geroemd werd vanwege Ik mot zeggen" begon tante Ali haar scherp inzicht en gróóteschrander- weêr, onderwijl de breinaalden latende heid... Die zich ten slotte was gaan rikketikkelen... "Ik mot zeggen,Gerrit, verbeelden werkelijk een slim-menschje dat als je op die manier voortgaat, te wezen. "Dank-ie wel voor het com- 't er voor je vrouw en je kind slecht pliment, neef Gerrit!" uitziet. Op z'n laatst zul-je nog op Ed zij maakte aanstalten om haar stroo komen te liggen..." breiwerk op te rollen... Tante Ali was De Bruin waaide z'n krantje open doodgoed, zei ze altijd zelve, maar ze moesten 'r niet beleedigen... Juffrouw De Bruin had al op heete kolen gezeten. Maar toen dè,t er nog bijkwam... dat tante Ali boos werd... van wie ze, als 't niet héél-erg tegen liep, toch stellig een duizend pop te wachten hadden... op z'n allerminst... Behalve nog den prachtigen ketting van grootmoeder, en het «antieke huffet," waar alle nichten naar zaten te hunkeren... Het buffet, waarover zoo dikwijls gefluisterd werd... wie 't eenmaal" krijgen zou... Toén werd 't juffrouw De Bruin toch al te kras... »Noü is 't uit, hoor-je I" schreeuwde zij, en ze beukte met haar roode vuist op de tafel, want in 't uiterste geval was dit de eenige manier om De Bruin tot rede te brengen... »Noü is 't uitEn ik mag hier op de plaats, waar 'k sta, subiet dood blijven, als die Van Dalen, die vrind van jou, hier ooit meer 'n voet over de vloer zet!... Geen voet meer! Weet je wat jij bent, Gerrit...? Weetje wat jij bent...?" En geen seconde bang voor de flik kerende, dreigende oogen waarmee hij haar aankeek»Een kwastEen gek ben-je...! met jejpolletiek...Ze lachen

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 1