NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 5. Zaterdag 15 Januari 1910. Negen-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG DE WEEK. OLINE FRANKE lE^arin. IkóLiclxaëlis. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. A fzonder lp ke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en ~*-ijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langegtraat 17. Telepboonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer Tl, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. 14 Januari. Men heeft 't aan den ouden heer Loubet, het gewezen Staatshoofd der Fransche Republiek gezien, hoe gevaarlijk 't voor sommige menschen kan wezen om in een hoogen en door- lucbtigen «levensstaat» te worden ge plaatst... Wanneer men zoo n jaar of wat achtereen keizers en koningen ont vangen, omhelsd en behanddrukt heeft zooals gij of ik een «vollen neef», dien ge in lang niet ontmoettet... Als een czar Nicolas of die charmanten Alfonso, de schoone en beminnelijke tsaritsa of de betooverend bekoorlijke koningin van «naburig en bevriend Rijk» u sur prises, lieve briefjes, portretten zonden.. Wanneer gij, jaren achtereen, de sol daatjes voor u «in 't geweer» zaagt komen en men jubelde u toe wanneer gij, geëscorteerd door een troep van het bereden wapen, alsof gij afstam meling waart van lange reeks lands- redders en -vaders, wier stamboom opklimt tot in legendarisch tijdperk... Sapristi, dan moet gij stevige hersens en solide beenen hebben om te blijven beseffen wie en wat ge nu eigenlijk zijt... De spotbladen o, die weten best, boe tuk de meeste «groote man nen» zijn op hunne carricaturen... De spotprentjes hebben u, week aan week, uitgebeeld. Uwe initialen prijkten zoo vaak in goud of in zilver op lluweelen draperieën... Bij uwe komst werd altijd het Volkslied aangeheven. Zwitserland is de eenige plek in de Oude Wereld, waar men van zulke dingen niet weet. «De president? al sla-je me dood, zou ik u niet kun nen vertellen boe de goeie-man eigen lijk precies heet!" zei me eens, tot mijne verbazing, een vermaarde prof. te Zürich. De Zwitsersche Bonds- praeses wandelt, gaat z'n potje bier drinken, maakt van de tram of een ataxje gebruik; niemand let op hem. Is zijn tijd om, dan blijft voor Z.Exc. zouden wij alle anderen om «de oude wereldzee" hem noemen, alles precies zooals 't voor de verkiezing was. Een Loubet kan zich in den toe stand van vervluchtigde-grootheid niet schikken, en psychologisch-gedacht is dat volstrekt niet onverklaarbaar!... De schuld ligt bij de «traditie", welke nu eenmaal 't behoud wil van allerlei dure en ijdelheiil-prikkelende uiter lijkheden, verwant aan toestanden van voorheen. Een gewezen gouv.- generaal van Indië, die door een sol daat of een lakei van het trottoir wordt gedrongen en wiens dubbeltje door den tramconducteur nauwkeurig wordt bekeken... 't Gezicht van dien meneer schijnt conducteur niet te be vallen... Zoo'n ai me ex-toewan besaar zal zich in den eersten tijd ook wel eens onbehagelijk gevoelen.,. Eischen van decorum, protocol e.t.g, zijn nu eenmaal lastige dingen, waar van men zeer moeilijk af kan, naar 't schijnt... We hebben, met de lusten, de lasten eener periode van overgang te dragen. En 't droevigst is, dat de moderne tijden, op hun beurt, weer andere dingsigheden brengen, die schatteu kosten... Een Amsterdamsche burgemeester kan 't (mag men wet houder Van den Bergh gelooven) niet met f20.000 's jaars doen. 't Zoeken is dus naar een, die bereid is om een stuk-of-wat roode lapjes te offeren en ondanks de verouderde onbruikbare, alles belemmerende in de war sturende wet van 1851 bet «koggeschip" een poosje te besturen... Ook nadat oud-burgervader van Leeu wen zijn hart dan heeft uitgestort over den lijdensweg, door «Rijkskruier" af te leggen... Ook nu, in de scheidensure van 13„Januari '10 heeft de afgetreden burgemeester niets gezegd wat niet ieder wist. Hoe men. moetende werken met vijf-en-veer tig heeren, waarvan de meesten zoo wat-niks van de zaken weten, doch van wie minstens 45 zich met alles ook de nietigste futuliteiten wenschen te bemoeien, het gevoel over zich krijgt van een, die permanent zeeziek is; en wanneer men dan nog gebon den wordt door eene wet van zestig jaren her, pasklaar gemaakt voor rustige landstadjes; wet wier schep pers geen spoor van «vooruitzienden blik" hadden op de groote, breede ontwikkeling, de geweldige evolutie, die straks zou komen Hoe iemand dan Jobsgeduld moet bezitten, de lijd zaamheid van een martelaar, naast het organiseerend en besturend talent van een Solon en een De Witt om de zaken «marcheerend" te houden... Dat er, met de nog eens aange stipte motieven, nog andere zijn, die Amsterdam van zijn opperregent be roofden, zullen de meesten wel gevoeld hebben... Misschien,'" als straks onze senaat het begrootingswerk nog eens dunnetjes gaat overdoen, dat senator Van Leeuwen dan een tipje van den sluier iets booger" "plicht?... In elk geval zou de algemeene beraadslaging, waar premiet en ex-burgemeester in bet Hoogerbuis nu tegenover elkaar staan, enkele pikante momenten kunnen opleveren... «Hoe 't met de «representatie- kosten« zal gaan, is nog niet te zeg gen... Sommigen willen eene gratis ambtswoning. Anderen afzonderlijke rekening voor »extra-uitgaven«. Der den: fiksche verhooging van het salaris. We zijn eenmaafaan het «opjagen", en dan is 't eind niet te voorzien, ook in zulke dingen, 't Gaat er precies mee als met «jour fixe" of «avondje" van middenstander, die neigingen tot deftig-doen heeft. Eerst een simpel sandwichje met glaasje-wijn, gepre senteerd door dienstmeisje, die pas gesteven jurk en mooi wit schort-met randje heeft aangetrokken... Dan: souper van den confiseur-p&tissier, met allerlei fijne en dure versnaperin gen. Dan: formeel souper, met inbe grip van witgekousten bediende. En 't kan best wezen, dat er in den verderen loop der tijden nog aan worden toegevoegd: vermaarde solist en die de gasten op hooge en hoogste kunst tracteeren... Het besef, dat men verplicht is eene deftiger woning te betrekken, daar de.witgekouste knecht nu en dan keek of-ie zeggen wöü: «Moet ik bij zulke luidjes bedienen I?..." En misschien droomt mevrouw nu en dan van een snoezig autootje, waarin 'tzoo heerlijk «winkelen"ware... Stel-je voor, bjj zoo'n kennis, dat u toch laat gevoelen dat ze... Dat ze, nou-ja... Om bij zöó-een vóör de deur te komen tuf-tufïen en dan, als men het vehikel bewondert, zoo dood-simpel en droog jes te zeggen«Och, wel 'n aardig karretje... Maar, we denken er töch over om een grooterding te koopen..." En terwijl mevrouw zulke zalige visioenen doorleeft, woelt mijnbeer in onrustigen slaap, piekerend over de vraag, of zekere transactie... die voor hem «up or down» beduidt... Inderdaad, wie z'n budget een maal «opschroeft» voor dingen van uitei lijken praalvertoon e. d., bij zit in het schuitje en moet roeêvaren, schoon z'n kompas deerlijk van de wijs is... Dit geldt voor landen, steden en individuen tot op zekere hoogte in gelijke mate... Nu en dan denk ik nog wel eens aan mijn Zwitserschen Bondspraeses, die zoo kalmpjes en ongestoord, haast niet gesalueerd zelfs, tramde naar z'n stamcafé, waar bij 's middagsz'n wbist- lafeltje bad... De heeren Robert en Macaire, de elegante spitsboeven uit den tijd van den «burgerkoning», zullen toch zweven hunne schimmen nog onder ons menschen, rond nu en dan pret hebben. Zoo'n «meneer de baron», die daar hypotbeokjes sluit op het huis van een wildvreemde, wiens adellijken titel hij zich op den koop toe «in bruikleen» geeft... Die 't hoopje bankpapier van den makelaar aan neemt met hautain onverschillig ge baar... Handje wuivend voor de nede rige buigingen van de geldproducent... Een kerel, waar wijlen mr. Robert respect en sympathie voor zou gevoeld hebben... Om wiens «geknipt» worden toen bij 't onderste uit de kan wilde hebben, Robert en zijn compagnon on gehuichelde tranen zouden geschreid hebben... De door Daumier's teekenstift ver eeuwigde «chevaliers d'industrie" heb ben 't, in bun tijd, immers altijd ge zegd: «Grootscheeps in zee! Dan zult ge met glaüs overwinnen!" Sjouwerman bij een der veemen... Balen, kisten, pakken, voortzeulen voor een handvol guldentjes?... Dwaas, die ge zijt, met uw statuur van wor stelaar Ab mais... Schaf u een sier lik «complet" aan; koop een dikken «gouden" ketting; steek een fonke lenden simili-steeu in uw das en een andere aan uw vinger... Voor een tientje, man, schittert, straalt ge im mers met duizend kleuren... Sjouwer man? Ab mais!... meneer de directeur der sociëteit «Fortuna"... Of «presi dent-commissaris van de zeer besloten club «l'Elégance"! Uwe stevige knui sten uit de veem- en sjouw-periode bewaart-ge voor uw taak van uit smijter der edele cavaliers of drieste maagdelijns, wier gezelschap u «onge- wenscht" voorkomt... «Faites votre jeu, mesdames et messieurs!" Overi gens zijt-ge de hoffelijke, mondaine gastheer... Verdeelt gij eiken nacht met uwe «adviseurs" al de duiten, ■die men op uw «vlotbrug achterlaat... Verloopen scharrelaars; argelooze, naar speelhol meêgelokte buitenlui; ongelukkige knapen, die in een paar nachtelijke uren bun beele levensgeluk verdobbelen... Macht ja nichts, hè?... Over een jaar of wat wandelt ex-sjouwer over een Biusselschen of Parijschen bou levard... Doet bij de zaken in 't groot... Prijkt bij met een of ander kleurig- exotisch rosetje in z'n knoopsgat... Zoo was 't in de dagen van Robert, Macaire en Coaldus is 't nu in anderen vorm doch in het wezen precies-eender. En geen postende agentjes ofdraco- FEUILLETON. 1) DOOB O line Franke had nu dertig jaren in den weduwstaat geleefd. Haar man lag ergens op den bodem van de zee veilig opgeborgen. Kwam er eenige twijfel in baar op, dan behoefde ze den brief en bet doodsbericht van de reederij maar over te lezen. Dat gaf rust. In volkomen zekerheid leefde zij in haar weduwstaat. Maar bet was alsof al de vreesebjkbeden van de zee of de zeeziekte nog in baar spookten en alsof baar gedachten door baar brein dwarrelden, als een wervelwind die bet verstand van baar voorhoofd weg zoog. Haar oogen staarden nog even wan hopig, als op den dag, toen zij, nu dertig jaar geleden, in 't hofje kwam. »Het levende spook" dat was de vriendelijke bijnaam, dien de overige hofjesjuffers baar gegeven hadden. Zij ergerde baar. Allereerst was zij weduwe en de anderen slechts oude jongejuffers, maar dat kon baar nog net vergeven wordendoch nooit dat zij zoo karig was met verhalen over haar vroeger leven of beter gezegd I over die gebeurtenissen in baar leven waarvan bet baar pijn zou doen wan neer ze door anderen gepeild werden. En die goede ouwe juffers wilden zoo graag alles betasten en voelen en 't liefst de kwetsbare plaatsen. Ze waren onderling als opengeslagen, gelezen boeken voor elkaar, wel met vele witte bladen, maar 't was toch altijd een tijdverdrijf ze te doorsnuffelen en kritiek uit te oefenen over wat er in stond. Maar Oline Franke hield baar boek achter slot en grendel, en dat ergerde baar, want zoo'n kapiteins vrouw, die rondgezworven bad door alle werelddeelen, de koude en de warme, die moest toch van alles in zich om dragen.. Zij was de beleefdheid en dienst willigheid in persoon. Heere bewaar ons, ze kon met het grootste genoegen Vrijdags baar laatste boonen weggeven en zelf geen koffie drinken. Zaterdag's morgens en Zaterdag's middags maar die soort van dienstwilligheid was dwaasheid. Die geeft tot hij niet meer beeft, wordt geplukt van den ochtend tot bij zich 's avonds neerlegtmaar Oline Franke lag goed in haar eigen gespreide bed. In haar kamer was «geen spoor van opschik of gezelligheid, behalve die domme schelpen, die vol stof en spinne- koppeneieren waren" op de groene scheepskist bij het bed. Beleefd was zij, overdreven beleefd. Zij boog tot op den grond voor den Vader, zelfs al stond hij met zijn rug naar haar toe. Zij deed het niet met zoo'n knikje, zooals de kinderen in den ouden tijd, maar zij nam haar rokken tusschen twee vingers en zonk neer alsof hij een echte majesteit was. Sommigen hadden haar door het sleutelgat zien buigen, wanneer ze geheel alleen haar middagwandeling door de lange gang deed. Het grootste gedeelte van den dag zat zij stil alleen in haar kamer en staarde met holle, angstige oogen rond. En terwijl zij zoo maar stilletjes zat, kon zij opeens een schok krijgen en opvliegen met een «Heere JezusMaar wat zij bij zulke gelegenheden dacht, daar sprak zij nooit overluid over. Zij sprak overigens nooit luid, zij fluisterde en wanneer zij fluisterde, floot en piepte en suisde het tusschen haar tanden, als de wind door het tuig j van een schip. Ieder kwartaal op zijn minst kwam er een onbedwingbare vertellust over haar. Dan ging zij rond bij al de oude juffers en vulde haar gretige ooren met reisavonturen, 't Was precies alsof zij zich door haar eigen woorden in een roes beproefde te brengen. Haar handen, die anders in haar schoot lagen te woelen, zonder iets nuttigs uit te richten, vlogen rond haar oogen staarden, alsof ze er uit zouden rollen, en hare ooren gingen op en neer als van een konijn dat eet. Dan vertelde zij van de eilanden, waar de hooge «bamboes" groeiden, die net zoo zacht zongen en suisden als 't mooiste orgel; van de vuurvliegjes, die, in dichte zwermen bijeen, als vliegende sterren over de oppervlakte van de zee zweefden. Precies onder den aequator was zij op een feestmaal geweest bij een vorst. Bij die gelegen heid had zij een grasgroen zijden kleed met roode bloedkoralen aangehad. Maar pleizier was 't waarlijk niet, want zij verstond geen zier van wat men haar zeide, en een zwarte vent nam zonder complimenten de koralen van haar hals en bond ze om de zijne, en Franke zaliger danste den geheeleu nacht. En ze deed ook verhalen over Franke zaligers vrijmoedigheden in China. Daar was zij altijd de tolk ge weest, omdat haar ooren zoo gemak kelijk een vreemde taal opvingen, en ze wist dan ook nog precies wat ja en neen in 't Engelsch was. Zij had eens gezien, hoe een brilslang, of misschien was 't wel een ratelslang, zich kronkelde om 't lichaam van een Inboorling als het garen om een spoel, zóó vast, dat hij van binnen knapte en terstond weg was. Zij had overigens een breizak gekregen van een stuk van de slangenhuid en dien had zij nog. Zij vertelde zoo langzaam, en om slachtig, alsof 't er haar maar om te doen was den tijd te dooden en hem te vullen met den klank van haar woorden. Eens had zij drie maanden voor de kust van Borneo gelegen in een wervelstorm, die verdween en ver scheen en het schip steeds nazat. De manschappen wilden van boord, maar Franke zaliger stond met een geladen pistool in zijn rechterhand te komman deeren. Wi/rdt oeroolydj.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 1