NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. BUITENLAND. SolielseD uil de rectaal. No. 10. Woensdag 2 Februari 1910. Negen-en-dertigste jaargang. J. P. METZGER Jr., Tuinarchitect. Steniaweg ZEIST. Aanleg van Buitenplaatsen, Parken, enz. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk f 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 17. Telephooung. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Eenige feiten uit het leven van generaal Booth. Den naam tan Generaal Booth kent iedereen nu wel. Met zijn organisatie beeft menigeen min of meer kennis gemaakt; gedurende de bezoeken, die bij aan Nederland bracht, hebben velen hem gezien. En toch, als men vragen stelt: Wie is Generaal Booth? Hoe kwam hij er toe om een Leger te vormen en een organisatie te stichten? en nog enkele andeie vragen van dien aard, velen weten er geen of een zeer onvoldoend antwoord op te geven. Laten we daarom onze lezers in een paar woorden enkele feiten en data geven uit het leven van dezen bekenden en beroemden man. Den lOden April 1S29 werd hij te Nottingham, in Engeland, uit een voudige ouders geboren, en groeide als een gewone jongen op, tot bij in 't jaar '44 tot bekeering kwam. Dat was voor hem het begin van een nieuw leven,een leven voor anderen. In dien zin zouden we mogen zeggen, dat vanaf dien tijd het bestaan van het Leger des Heils dateert. Want vanaf dien dag heeft William Booth geen oogenblik meer opgehouden om voor anderen te doen wat hij kon. Met een vriend van hem predikte hij in de achterbuurten en hier bebt ge zijn maatschappelijk werk al trachtte hij ook de armen practisch te helpen. Ofschoon in de Staatskerk groot gebracht, voelde hij zich meer aan getrokken tot de Wesleyaansche RIetbodisten, bij welk genootschap hij predikant werd. Als reizend evangelist trok hij toen reeds het land door, later vergezeld van de vrouw, met wie hij in 1855 was gehuwd. Catharina Mumford, niet ten onrechte de moeder van het Leger des Heils genoemd, een der edelste en moedigste vrouwen die ooit geleefd hebben. Toen het genootschap, waarbij de heer Booth werkzaam was, besloot geen evangelisten meer uit te zenden en hem een vaste predikantsplaats aanbood, besloot bij, met volkomen instemming zijner vrouw, zich van dat Genootschap los te maken, om ongehinderd den evangelisatie-arbeid te kunnen voortzetten. Dit was in 1861. In 1865 werd Londen zijn arbeids veld, en wel bet donkerste en duisterste gedeelte, in Whitechapel. Daar werd door den drang der omstandigheden hij moest toch zorgen voor zijn bekeerlingen, die, omdat zij te arm en te onbeschaafd waren, men nergens hebben wou de Oost-Londensche Zending geboren. Doordat de bekeerlingen zich ook naar elders verspreidden, werd on willekeurig het arbeidsterrein grooter en grooter. Tot in 1877, nadat de Oost-Londen sche reeds de Christelijke Zending geworden was, de organisatie die zich in verscheidene opzichten in militairistiscben geest ontwikkeld bad, den naam Leger des Heils kreeg. Maar reeds voor dien tijd hadden helpers van den heer Booth hem vol bewondering bun generaal genoemd en zichzelf zijn luitenant. De verdere ontwikkeling maakte het rangenstelsel noodzakelijk en met den dag breidde het Leger zich uit. Dit alles geschiedde onder ontzettend veel vervolging. Het leven van den generaal en zijn echtgenoote liep meer malen gevaar, en dagelijks stonden de Heilssoldaten bloot aan slagen en ge vangenisstraf. Doch het Leger groeide tegen de verdrukking in. In 1879 werd het eerste nummer der Strijdkreet uitge geven. Een nummer viel een rechter in Engelsch-Indië in handen. Het won hem voor 't Leger, en hij begon het werk in Engelsch-Indië. Een Londensch gezin, dat naar de Vereenigde Staten verhuisde, legde daar den grondslag van een machtig Leger. Een in Londen bekeerde melkboer introduceerde het Leger in Australië, waar het thans een reusachtige organisatie is. De oudste Zoon van den Generaal ging eenigen tijd in Zweden door brengen voor zijn gezondheid. Gevolg de komst van het Leger, dat zich zoo over heel Scandinavië verspreidde. In denzelfden tijd zag ook Parijs de eerste Heilsofficieren en een jaar daarna Zwitserland. Kortom, het Leger brak zich van jaar tot jaar verder baan. In Mei '87 begon hij zijn werk in Nederland. En nog is die opmarsch niet ge stuit. Nadat het reeds jaren in Japan werkte, begon het verleden jaar in Korea, terwijl nok Peru en Chili on langs zijn «aangevallen," en nog andere uitbreidingsplannen zijn in voorbereiding. Maar niets beeft den Generaal zoo bekend gemaakt als Iet in 1891 ver schenen boek: In Engelands donkerste Wildernissen en de Weg ter Ont koming. Vanaf dien tijd dagteekent het z.g. Maatschappelijk Werk van het Leger des Heils, zijn Toevluchten voor Dak- loozen, Werkplaatsen, Landkolonies, Achterbuurtsposten, Reddings-, Moe der- en Kinderhuizen, zijn Arbeids- en Anti-zelfmoord-bureau, zijn Emi gratie-departement, enz. enz. In 1890 overleed Mevrouw Generaal Booth, wat voor bet Leger een zware slag was. Maar met nog grooter energie ging de Generaal voort, telkens en telkens de wereld rondreizend, en onderwijl het Leger steeds hechter en steiker makend. Hij is een der weinige groote man nen, die reeds gedurende zijn leven zijn arbeid erkend zag. De koning van Engeland eu daarna de vorsten der Scandinavische rijken, de keizer van Japan en de President der Vereenigde Staten verleenden hem audiëntie en zij en nog vele anderen steunden zijn arbeid op praktische wijze. Londen en Nottingham maakten hem eere burger, en de universiteit van Oxford door geheel Nederland, Levering der verschillende gewassen tegen BILLIJKE PRIJZEN. vereerde hem den dokterstitel. Ofschoon reeds in zijn eenentach- tigste jaar, werkt en reist hij nog steeds als een jonge man, vurig en welsprekend als de profeten van ouds, met slechts dit verlangente helpen en te redden wat te redden is. Op dien hoogen leeftijd komt bij nu naar Nederland. Zal het zijn laatste bezoek zijn? Zeker zou het een won der wezen, zoo bij nog weer een vol gende maai Nederland kwam bezoeken. Waarom we iedereen zeker wel mogen opwekken dezen merkwaardigen man te gaan hooren. Zoowel zijn Evangelie prediking op Zondag 13 Februari in Rotterdam en op Zondag 20 in Am sterdam als de lezingen die hij op 14 Febr. in Groningen, 15 in Assen, 16 in Zwolle, 17 in Nijmegen, 18 in Arn hem, 21 in Hilversum en 22 in den Haag houdt. Men zal zich zijn gang naar Gene raal Booth niet beklagen. De watersnood te Parijs. Het water valt langzaam maar ge stadig. Sommige straten zijn reeds weder drooggeloopen, maar zij bieden thans een veel afschuwelijker aanblik dan toen het water er nog doorheen stroomde. Overal gaten en kloven, losgewoeld plaveisel, modder en slib. Maar het ergste is nu toch, naar te verwachten is, geleden. Zondag was het mooi weer en ge heel Parijs was erop uitgegaan om den aftocht van den vijand te gaan zien. En er heerschte langs de kaden haast een vroolijke stemming. De goedlachsche Parijzenaars schenen de doorgestane angst reeds vergeten. Vooral rondom het gare de Lyon, waar het water nog door de straten stroomt, en op den weg naar het ondergeloopen Bercy, verdrong zich de nieuwsgierige menigte. Op de bruggen bivakkeerden vroolijke soldaten rondom een lustig knappend vuurtje. Overal hoorde men gelach, de Parijzenaar gevoelde zich weder gelukkig, nu hij verlost is van de drukkende nachtmerrie Maar, zooals wjj reeds zeiden, de stad is op sommige punten haast on herkenbaar veranderd. Op den boulevard Berthier en in de omgeving van de Cbemperret-poort is de grond op een aantal plaatsen verzakt en heeft men voor de veilig heid der wandelaars versperringen moeten aanbrengen. In de laaggelegen gedeelten van het 9de arrondissement bljjft de toestand nog ernstig. Het water blijft daar stijgen in de benedenverdiepingen. Een paar woningen onder de bogen van de brug van de lijn Bastille-Vin- cennes, zijn ingestort en een aantal andere huisjes daar loopen ook gevaar. Op den boulevard Diderot vertoont de straat op een aantal punten diepe spleten en kloven en heeft men een huis, dat gevaar liep in te storten, moeten ontruimen. De prefect van politie, de heer Lépine, heeft in een bootje de wijken Bercy en Quinz Vingts bezocht en zich na afloop van zijn tocht zeer geruststellend uitgelaten. »Wij zijn thans het gevaar te boven, zoo zeide hij, en er valt gelukkig te constateeren, dat er geen andere dan materieele schade is ge- Noodlot Ouderwetsch meneertje. Toen ze goed en wel in een hoekje van de tram zat en ze reed over de nattige, glimmige straat waar het doffe licht van de lantaarns weemoedige, gele schijnsels door het gordijn van neerstralenden regen drong... Toen Da zich in het hoekje had gewrongen en de oogen sloot, echt moe van de druk ken avond bij moeder thuis... tikje doezelig van de drie glaasjes heeten punch, die ze had gedronken... suffig in de ooren van al het gej oei dier uit gelaten zussen en nichten... Toen voelde Da eerst recht het triestige van haar eenzaam zijn. Dacht ze aan de verliefd heid, waarmee Jan, haar aanstaande zwager, telkens z'n arm geslagen had om Kee d'r middel... zijn meisje naar zich toe had getrokken, gekust... en hoe Kee wel soms deed of zij er nijdig om werd... «Schei toch uit, jongen! wat motte de menschen denken!..." Maar toch zag ze best, hoe prettig Kee 't vond. En een van de tantes, anders bijzonder streng en stemmig van aard, vond dit nu toch heel gewoon... «Je doe maar, hoorhad ze a.s. neef toe geroepen... Jan en Kee waren den vori- gen dag «aangeteekend." Zouen het eind van de komende week trouwen... In zoo'n geval is 't immers heelemaal in den haak, dat je elkaar zoent, hè?— «Liever zoo as anders!" stemde eene tweede tante toe, zoodat Kee geëindigd had met zich te onderwerpen. Ze zat hand in hand met bruidegom, kuste hem nu en dan terug... gaf hem slechts een kwasi-tik wanneer hij nu al te- al te... Da had 't van halfnegen tot half elf moeten aanzien. De eenige jon gen van de partij was óók geëngageerd, z'n meisje was ziek, en natuurlijk be hoorde hij even rustig en ordentelijk te wezen als vader en de ooms- Bij het paudÉeuren was er, eventj es gezoend. En de verloofde jonkman Da heel vluchtig losjes onverschillig op 'r oor gekust— Verder met Hen drik, d'r broêr, zitten praten. Een van de ooms, hnmorist van aanleg, had «komische voordrachten" gehouden... Verkleed met een oude jurk van moê en een pruik van vlas, die hij geleend had van een kennis, die in het bar biersvak werkte— Ze hadden gegierd, gejoeld, gegild, geschaterd van de pret. Op zeker oogenblik had tante Mie een «steek in d'r zij gekregen van 't lachen zóó hevig dat de komieke oom eventjes moest pauseeren. «Gerrit, schei uithad moê geroepen «want ik krijg temet nog een ongeluk» Toen waren de punchglazen weer gevuld. De dames hadden na lang zoeken, tasten wikken en wegen taartjes genomen van een porseleinen bak... Wit met goud-randje— Pronk stuk dat slechts bij zeer-bijzondere gelegenheden te voorschijn kwam. Ze hadden zakdoeken op de knieën ge spreid, en na e'k taarthapje... Ter wijl do delicatesse nog den mond te zeer vulde dan dat zij konden spreken, de hoofden geschud en met de han den gewezen... «Echt fijn, hoorMet de theelepeltjes zuinig-kleine reepjes en brokjes van de taartjes genomen... Jan zat z'n bruid zeer galant te be dienen, stopte kwarttaartje tusschen duim en vingers, de zoetigheid in haar mond— Smulde dan zelf. En aldoor kusten ze elkander dan maar... «Nou« had een oom op zeker oogen blik gezegd «nou, Da, wanneer kom-jij aan de beurt Ze was rood geworden van nijdigheid en snibde terug van: «Ik zou je lekker danken! Trouwen... rouwen! Merci!» Da keek 'r woedend aan... Zoo'n nest: kon de zon niet in het water zien schijnen... «De druiven zijn zuur, Da!" merkte zwager kiesch-geestig op. Ze had er tranen van in d'r oogen gekregen... «Laat jij ze maar kletsen fluisterde eene goedige tante haar... Die knip oogde nog van: Plaag 'r nu niet—! Ze wisten toch van die historie met dat klerkje— Dien snotneus van een jongen— Had Da finaal voor den gek gehouden... Nadat-ie bij 't jaar met haar «geloopen" had- Jan wist er eigenlijk 't rechte niet van. Bruidje fluisterde 't hem in het oor... »Oh," zei hij onverschillig-weg, «is dèt de chose...!" Nou, die vent had nög gelijk!" Wat hem een kneep in z'n arm berokkende van bruid... Most-ie Da nu helseh maken— Al had-ie 't land aan haar, dan hoefde dèt toch niet... Maar Jan was in eene alte-lustige stemming. Fluisterde z'n meisje iets terug, waarover ze in een lach schoot... Da voelde best, dat 't over hódr was. Ze keek op d'r horloge... Kwart over tienen...Gunst-nog-toe, mevrouw had nog wel gezegd: «vooral niet later dan tien uur, hoor...!" Moeder zei wel: «Kom, meid,'t zal wel losloopen. Blijf nog een kwartiertje—!" maar eigenlijk waren ze blij... na dat ge kibbel met Jan... dat ze ging... Toen Da al op straat was, hoorde zij nog Jan's grove stem... Nou scha terde hij 't weêr uit... En Kee hoorde ze ook gichelen— Dat krengDie had haar zoo venijnig zitten aankijken, den heelen avond- In het hoekje van de tram... Ter wijl ze de oogen sloot... Kwam ineens dat beeld van Georges haar voor den geest— die 'r voor den mal had ge houden... Nadat ie al wat ze op haar spaarboekje bezat, geleend had... Geen cent had ze ooit teruggezien... En toen Da er eindelijk eens om gevraagd had... Een vijf-guldentjes desnoods... toen had Georges haar uitgelachen... was vervolgens nijdig geworden... had gezegd, dat ze, voor zijn part, kon ophoepelen... Hij had Da laten staan midden op straat... op 'n Zondagavond, in de volle drukte. Ze zouden naar een bioscoop-theater zijn gaan kijken en als gewoonlijk vroeg Georges geld— Hij had 't niet— En Da zei dat ze

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 1