NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Scheten uil ie rectaL J. P. METZGER Jr., Tuinarchitect. Aanleg van Buitenplaatsen, Parken, enz. No. 12. Woensdag 9 Februari 1910. Negen-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG Steniaweg ZEIST. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 17. Telephoouno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 71/. Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Beschermde weverijen, onbeschermde spinnerijen. Niet voor bet eerst en allicht ook niet voor het laatst is onlangs de op merking gemaakt, dat de beschermde weverijen in Nederland in gunstiger conditie verkeeren dan de onbe schermde spinnerijen. Op 25 Novem ber 1909 vergaderde het Depaitement Rotterdam der Maatschappij van Nij verheid. tot bespreking \an het wets ontwerp tot verhooging van de invoer rechten. Het woord werd hier gevoerd door den heer A. Plate en door den heer J. C. E. Slotemaker, directeur der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen te Amsterdam. Volgens ons verstrekte mededeelingen wees de laatste spreker er op dat onze weef-induslrie Sterker was vooruit gegaan dan de spinnerijen, hetgeen bij toeschreef aan de inkomende rechten, op manufacturen gelieven, terwijl garens vrij worden ingevoerd. De heer Plate zeide in zijn repliek dat z. i. de groote bloei van onze weefindustrie nauw verbonden was aan de volharding, waarmede nieuw afzetgebied gezocht was. Hieraan was vermoedelijk de afschafling der diile- rentieele rechten in Indiëniet vreemd. Al ligt het vermoeden voor de hand dat bet verslag in de dagbladen uiterst beknopt is en de beide sprekers dit punt uitvoeriger hebben behandeld, toch is er nog wel aanleiding om op de zaak terug te komen, daar men telkenmale het door den heer Slote maker gebruikt argument weer ziet opduiken. De eerste vraag die hierbij wel mag worden gesteld is deze, of inder daad onze weefindustrie moet geacht worden een beschermde tak van nijverheid te zijn. Voor een bevestigend antwoord is niet voldoende de erken ning dat manufacturen met 5 pCt. woiden belast. Was die erkenning voldoende, men zou even goed kunnen zeggen, dat onze zuivelindustrie be schermd is door het recht van 15 per 100 K.G. op kaas. Het is overbekend, en dit zal dan ook wel niemand tegenspreken, dat onze Twentsche weef-industrie zich heeft weten op te wei ken tot eene krachtige expoi t-nijverheid. Die ont wikkeling hangt niet samen met haar verleende bescherming; integendeel kan rnen zeggen en met de geschie denis der industrie in de hand bewijzen, dat deze ontwikkeling tot een krachtige exportnijverheid samenhing en samen ging .met wegvallen van bescherming harer pioducten. Lie groote ontwik keling teekent zich eerst recht duidelijk na het jaar '74, dat is na de afschaf fing der differentieele rechten in Indië, gelijk ook reeds door den heer Plate werd opgemerkt. Nu heeft men wel te bedenken dat de 5 pCt. rechten op manufacturen dus slechts een voorsprong boven buitenlandsche con- curenten kunnen zijn voor dat betrek kelijk gering deel der productie, het welk op de binnenlatidsche markt wordt geplaatst. En dan moet men hierbij ook bedenken dat op die binnen- landsche markt slechts een gering deel van de geheele voortbrenging wordt geplaatst, doch dat gelijk ovei bekend is, de groote kracht onzer weefindustrie in haar uitvoer is gelegen. Wanneer -men nu zou willen beweren dat die 5 pCt. op het in 't eigen land geplaatst deel der voortbrenging «bescherming" is en dat dit profijt onze weefindustrie zich tot een export-bedrijf heeft doen ontwikkelen, dan zou in andere landen waar manufactuien werkelijk be schermd woiden, de ontw ikkeling tot export-industrie minstens even groot moeten zijn. Doch ieder weet dat dit het geval niet is en dat onze Twentsche industrieelen op de wereldmarkt wel ernstig concurreeren met het vrijhan- delsgezinde Engeland, doch niet met hun collega's uit beschermde landen. Men zegt dat het recht van 5 pCt. feitelijk eerst na '95 5 pCt. heeft bediagen, daar tot op dat jaar de wet ontdoken werd, zoodat vóór dit jaar buitenlandsche manufacturen werden ingevoerd voor 3 pCtwaaronder de vracht en het zoogenaamd 5 pCt. recht begrepen waren. Wanneer de feitelijke toestand voorheen en thans zoo was en is als beweerd wordt en wanneer de 5 pCt. geacht moet wor den «bescherming" te zijn, wanneer er dus zeker verband bestond tusschen dat recht van 5 pCt. en de positie der Twentsche weefnijverheid, dan zou men ria '95 bij de feitelijke ver dubbeling van het recht, die positie aanmerkelijk hebben moeten zien ver beteren, hetgeen niet het geval is geweest. Ieder die meer dan opper vlakkige kennis bezit van de Twentsche weefnijverheid weet, dat de uitkomsten van dit bedrijf in overwegende mate worden beheerscht door den prijs van de grondstoffen, door de conjunctuur op de wereldmarkt en door andere factoren, doch niet door het recht van 5 pCt. op het binnenlandsch debiet. Zoo althans denken daarover de Twentsche industrieelen zeiven. Wat nu de onbeschermde spinne rijen aangaat, het is waar dat zij niet verkeeren in zoo gunstige conditie als de weverijen, doch daarvoor be staan verschillende redenen, die met de kwestie van invoerrechten niets hebben uit te staan. Een van die redenen is deze, dat ten onzent niet slechts uit Engeland veel garen wordt ingevoerd, doch ook, zij het ongere geld, uit Fiankrijk en Duitschland, wanneer namelijk in die beschermde landen overproductie van de spinne rijen is en deze dan een massa van hun garen op de Nederlandsche markt werpen. De vrije invoer van garens is een van de grootste hef hoornen geweest der ontwikkeling van onze weefnijverheid, die haar plaats op de wereldmaikt beeft kunnen veroveren en kan handhaven, omdat zij haar grondstof vrij kan invoeren en die onbelemmerd kan koopen telkens op de beste markt. Doch nu zou men, op protectionistisch standpunt staande, moeten meenen, dat een nijverheidstak door'geheel Nederland. Levering der verschillende gewasse>i tegen BILLIJKE PRIJZEN. als de spinnerij ten onzent, wel geheel onbestaanbaar moest zijn beschermde industrieën in naburige landen komen telkens met haar overproductie, die dan tot zeer lagen prijs verkocht wordt, hier onze wevers van garen voorzien; bovendien is Engeland de regelmatige leverancier van onze we verijen, voor zoover deze niet door eigen spinnerijen haar eigen grondstof voortbrengen. Hoe kan onder zulk een conjuctuur een Nederlandsche spin nerij nog loonend zijn? Toch is dit het geval; toch breidt het aantal spindels in Twente zich telkenmale en in niet zoo onbelangrijke mate uit. Dit trouwens niet te loochenen feit wordt van protectionistische zijde niet ontkend, al past het slecht in de leer en al tracht men het te ver bloemen door als tegenstelling te wijzen op de grootere uitbreiding der zoogenaamd beschermde weverijen. Waarom hebben onze spinnerijen zich niet in meer belangrijke mate uitgebreid? Wij roepen een voor protectionisten zeker onverdacht getuige op, wanneer wij het antwoord op die vraag laten aeven door de M. v. T. tot Minister Harte's ontwerp tot wijziging der Tariefwet,(post 311). In die toelichting werd gewezen op het groote belang van onbelaste garens voor onze weve rijen (waarover straks nader) en dan werd het volgende gezegd«Toch is het gebleken dat de spinindusirie hier volstrekt niet onbestaanbaar is; ver bonden met een weef-industrie en ook zelfstandig, hebben een aantal spinnerijen het tegendeel bewezen. Doch de spinindustne heeft nimmer den omvang kunnen krijsen om in de behoefte onzer weverijen te voor zien Al konden de spinnerijen op zeer groote schaal gaan werken, dan zouden zij toch altijd nog dit bezwaar ondervinden dat, hoe belang rijk ook, het afzetgebied voor haar product betrekkelijk klein blijft. Im mers, zij zouden hebben te concur reeren met de groote buitenlandsche fabrieken, die. zooals in Engeland, met 70.000 tot 200.000 spindels werken en dan nog maar een enkele soort katoen spinnen en slechts een paar nummers produceeren. Die fabrieken kunnen zulks doen, omdat ieder voor haar specialiteit in het groote afzet gebied voldoende débouché vindt, doch wenschten de Nederlandsche spinnerijen in de behoefte der ver schillende soorten garens voor de Nederlandsche weverijen te voorzien, dan zouden zij zich op het spinnen van verschillende soorten katoen en de meest uiteenloopende nummers hebben toe te leggen, waardoor de productiekosten, vergeleken met die van de buitenlandsche fabrieken, nood wendig minder voordeelig zouden wor den en naar alle waarschijnlijkheid niet door een recht van 2 a 3 pCt. der waarde zouden worden vereffend." Men vindt hier de aandacht geves tigd op het punt waarom bet gaat. Onze weverijen kunnen slechts een zeer gering deel harer behoeften hier te lande dekken en worden daardoor voor het overgroote deel van die behoeften aangewezen op de Engelsche spinnerijen. De zeer ingewikkelde oor zaken van dit verschijnsel zijn niet in enkele woorden aan te geven doch zijn, naar het oordeel van alle des kundigen, niet gelegen in economische „Richard". Lddt ie eens!..."j ...Een dag of drie nadat hij zich in het buurtje gevestigd had, was meneer Daniels gekomen in het kantoor van het café-restaurant "De Druif», met een zeer plechtig gezicht en had «den patroon zélf» te spreken gevraagd... Zulke voornamigheid was men er niet gewend. De stamklanten gingen met Hendriks, den eigenaar, op joviaal- fideele manier om... Hij kende ze op een prikje en maakte geen «compli menten». Hendriks was een pientere baas. Die had al dadelijk gesnapt dat 't, voor hem, zaak was, om »de dames» te goed-vriend te houden, 't Was ge beurd, niemand had er natuurlijk een woord over gesproken, maar toch lekte 't wonderbaarlijk gauw uit, dat de wettige gade van een der «plakkers» bij Hendriks was gekomen en een half uur lang in z'n kamertje had zitten praten. Op zeker moment had de pa troon haar een glaasje port aangeboden, want de bezoekster was bijzonder ge drukt van stemming... En toen ze weg ging, klopte hij haar op den schouder en zei: «Laat u dat zaakje nou maar eens aan mij over, hoor! Dat komt terecht. Er ben 't volkomen met je eens I En toen, dien avond, klokke elf uur de «plakker" nog steentjes zat te leg gen een nieuw potje bier vroee:, keek Hendriks bem op bijzonder-nadrukke- lijke manier aan. «Hierheen, vader, je vrouw zit je al met smart te wachten. Wees-jij nou wijs en ga naar huis!" Even werd de «plakker" boos, maar Hendriks trok er zich niets van aan... Stond op, vatte het bierglas... zei op ijskouden toon: «Afijn, je mot 't natuurlijk zelf weten, hè Mij is 't best, maar ik zeg 'tje als vriend-zijnde..." Dat sloeg in... De «plakker" lachte, gaf hem een hand en ging heen. Hendriks had 'd heel-aparte manier om met z'n klantjes om te gaan. Als-ie wist dat er geen ziertje, geen aasje «risico" aan verbonden was, dan was hij er wel voor te vinden om den een of ander e's te assisteeren... Met een stuk of wat riksj es- Maar hij was een uitermate-voor- zichtig man, de patroon. Een, die al over de drie jaar avond-aan-avond bij hem kwam, in «De Druif", die zelfs tot de beste en royaalste klanten behoorde, had hij eens 'n tientje ge weigerd... »'t Spijt me", zei de patroon van «De Druif," en «maar uit principe leen ik nooit!" «Hoe knn-je dat nou doen!" had de deurwaarder gezegd, die tot de stamclub behoorde en als juridische specialiteit van den kring fangeerde «dat's nou toch je eigen glazen ingooi en?... Een kerel, die vijf, zes gulden in de maand bij je verteert... Als 't niet meer is!" «Stellig is 't meer!" erkende Hen driks «en toch doe ik 't niet. Wacht maar af!" Deurwaarder schokschouderde glim lachend... Zoo'n «taaie" toch... Hij had zich Hendriks «ruimer gedacht... Maar toen een week of drie later de ex-stamklant spoorloos verdwenen was, tot smart van al de winkeliertjes uit buitenbuurt, dio duiten van hem kregen, toen steeg meneer Hendrik's gloriezon. Gaven zij toe, dat hij scher per kijk had, dan allen van de club bij elkaar... »Ja!" zei hij tegen deurwaarder I «jelui geleerden, met al je boeken en paperassen, weten er nog niks van..." Waarop de ander het medelijdeDd- spottende gezicht trok van man der wetenschap, die miskend wordt door simpel-oneerbiedig leekje... En de assistent van den drogist, die er wel eens aan gedacht had om voor het examen van apothekers-bediende te gaan werken... In haast elk gesprek een paar «geleerde termen" mengde, die zij geen van allen snapte, deur waarder aankeek met lachje van ver standhouding... Zij, hoogere in geestes ontwikkeling, zouden zich den uitval heusch niet aantrekken- Maar de dikke Elshout, met z'n fordimobeleknuisten en z'en steenroode wangen; de aannemer die tienmaal per avond uitriep dat-ie als gewone polderjongen was begonnen—Ze mosten 't 'm maar eens nadoen... En die, wanneer hij z'n gebruikelijk quantum- glaasjes had overschreden, met flikke- rende-dreigende oogen rondkeek, dan... Of soms iemand lust had om 't hem te betwisten... De dikke Elshout rammelde, met een van z'n reuze knuisten, de domino-steenen, waar ze meê zaten te «vijven," dooreen, en riep uit: Hendriks, j e bent een KraanLaat ze maar kletsen, hoor— Laat jij ze maar kletsen... Jij snapt er in je duim meer van, as die gel—geleerden lui in d'r heele body!" En de geweldige dreigoogen richt ten zich naar de wetenschappelijke figuren van de stamclub— Den deur waarder en den assistent drogist Waarna beided hun best deden urn allervriendelijkst, joviaaltst te lachen— Van dat Piet Elshout vol komen gelijk had... Zeker en stellig, haast... Terwijl assistentje, wien de aannemer eens «voor de mop" eventjes in een schouder had geknepen... Dat- ie z'n gebeente voelde kraken— Na welke gebeurtenis asistent steeds zorgde een stoel-of-drie van den reus af te zitten... Onderwijl assistentje zelf voelde dat hij tikje bleek werd— Met Piet was 't, van-avond, weer niet heelemaal pluis... Voor patroon Hendriks hadden ze zeker respect, 't Was gebeurd, dat aannemer, die nog per fiets ergens heen moest en rooder, wilder was dan ooit... Toen hij met z'n glas tikte— Een hand op z'n schouder voelde van den waard. Van. Hendriks, die hem

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 1