NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FRO KEN SEVERINE. No. 13. Zaterdag 12 Februari 1910 Negen-eu-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAfi EN ZATERDAG DE WEEK. FEUILLETON.' ZEZaxIn 3x/Liclxa,ëlis. Amersfoorlsc'ie Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door bet geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels Y 0.50; iedere regel meer 7*/, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slecbts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. 10 Februari. De behandeling der Staatsbegrooting voor 1910, door de Eerste Kamer der Staten-Generaa). zal in de geschiedenis des lands bekend, vermaard blijven onder de senatoriale Januari- of Fe- bruariweken, waarin ons Hoogerhuis bet Staatsbudget onder banden neemt, eene eerste plaats blijven bekleeden. En de «eer» daarvan doch in zéér speciale beteekenis dit woord, in figuur lijken, neen, in ironischen zin, mag de beer baron van Heeckeren van Keil, voorbeen Nederlandsch gezant in Scandinavië èn senator, thans oud gezant maar (althans voorshands nog) senator, zich toekennen. Men zou hier kunnen spreken in de taal der medici en gewagen van een chronisch proces, dat eindelijk acuui is geworden. Tegelijk ontglipt aan ver spreiders van praatjes, aan menschen, die o zoo graag interessant willen zijn, vooial aan «correspondenten» penny alineis van buitenlandsche bladen kos telijke buit van sensatienieuws, waai ze nu reeds jaren acbleieen op voort- borduien, zeker dat ze ten koste van een brokje Nederlandsch prestige in het oog van een stuk of wat opper- vlakkigen en vrienden van prikkt-iend nieuws, een sommetje voor «geplaatste berichtjes» konden machtig worden De zaak, welke 't bier belieft, kent men immers. Keizer Wilhelm II zou een jaar of vier geleden aan de Koningin een brief hebben gezonden waarin gezegd werdverweer uwe kusten tegen den man, met wien ik stiaks een robbeitje vechten ga; met mr. John Buil, schutspatroon van mijn veelgeliefden «uncle Eddy», of, ge doog dat ik het landje, uw arme Nederland, occupeer.» Dit was bet aartsdank bare onderwerp, waar de praatjesmakers, correspondenten, bor- relpraallief hebbei s, menschen, die alles weten, nu al sinds 1904 honderd uit over geschreven, gewouweld, geïn terviewd, etc. hebben. Daarover zijn de dolste dingen gezegd. De brief van keizer Wilhelm. Neen, geen brief, maar een «bint» op eene soirée te Berlijn of te Amsterdam neen, met prins Hendrik was 't bekok stoofd indertijd; neen, allemaal nonsens.. Kuyper had, indeitijd, een brief gekregen... En nog tienduizend malligheden meer. Diit zaakje, nu, is Woensdag j.l. in onzen Senaat, toen Hoofdstuk III aan de orde kwam, te voorschijn gehaald. in het volle licht der officieele publiciteit. Daar zaten eindelijk de twee aarts vijanden, de kampioenen, tegenover elkandersenatorv. Heeckerende oud gezant, de ex-dwarskijker van Buiten landsche Zaken uil de dagen van Melvil van Lindbn, den subliem-ge- coifleerde, en het kleine, vlugge, pientere, kwieke heertje, genaamd jhr. mr. De Marees van Swinderen. die tegen verwachting en ambitiën van den ander, hoofd van Buiten landsche Zaken is geworden toen de koers weèr naar rechts ging... Woensdag-middag kwam 't los! De heer Van Heeckeren had, in zijn nota bij het Voorloopig Verslag op Hoofdstuk III, gesproken van maat regelen (in verband, dit, met het -luiten dei Noordzee-entente)genomen vóór enkele jaren, die «in strijd waren met ons staat-belang Nti ging 't dan spannen, wist men... En 't spande... Woensdag-ochtend was de zwaar lijvige meneer met den glimmend- kalen schedel, de »yeux de têle,« het giijze kneveltje; het kleurige, vleezige gelaat van diplomaat, die de joyeusen kant van z'n ambt-vervullen niet zal versmaad hebben, op z'n post. Begon hij met op lijzigen dreuntoon voor te lezen iets van een stuk papier... Werd allengs verstaanbaar. Natuurlijk had minister Van Swinde ren, getramde zoon van moderoe diplomaten-school zich van-den- domme gehouden. Wat bedoèlde meneer Van Heeckeren eigenlijk...!? En 't kwam. Hè, zei de oud-gezant wist Zijne Excellentie dat niet? De zaak, waar men hem, baron Van Heeckeren, indertijd over had geraad pleegd...? Och-kom, werkelijk niet...? Maar: dan speet 'them toch. Hij had anders Z.Exc. natuurlijk direct op de hoogte gesteld! Nu hield de heer Van H. zich beschikbaar, te allen tijde, hoor! Over dat bedreigen, door «een naburigen soeverein,van «ons land te zullen occupeeren, wanneer we ons niet in behoorlijken staat van tegen weer brachten... En de kleine, pientere minister kwam los, sprong uit het pantser van z'n ofliciëel-diplomatische stijf-deftig- heid. Vroeg, tartte, vorderde: Wees duidelijker! Noem man en paard... Tusschen dit alles-door was een «voorloopig comité generaal" gehou den geworden, waarin (zooals men weel) besloten werd met 3l tegen 12 stemmen om de zaak in het open baar te behandelen. En inderdaad 't was een wijze raad, dien de heer Roël in die bijeenkomst (waarvan het geheim werd opgeheven) gaf, om door meerdere geheimzinnigheid, aan de praatjes en geruchten, niet nog- meer voedsel te geven... Zij die. in hun angstigheid, met den braven, doodsbenauwden heer Hovy wilden méégaan, vergaten wel zeer, hoe slechte raadgeefster immers de vrees is? Baron Van Heeckeren werd door den minister wél terdege getart. Durft gij de verantwoordelijkheid van het vragen aan, aldus Z Exc. dan ik ook die van het antwoorden. Maar preciseer geen halve woorden, waar ik den zin van raden moet. Klare wijn, s v.p. 't was misschien wreed, 't getuigde, sprak van veel lang-ver- beten haat, antipathie, maar.*, 't Was verdiend Wij hadden, dus, den soeverein, de ons zou mores-leeren als we, met het oog op een dieigend conflict met Engeland, ons niet wapenden Welken soeverein? Noem hem?., tartte de minister... Spreek, opdat ik die ellendige praatjes, leugens, ge ruchten, kan v er n ie t igenden kop indrukken..Spreek, meneer van Heecke ren van Keil!... Doch de afgevaardigde voor Zuid- Holland zweeg... En onder »sneers« van begrijpelijke vroolijkheid over zulk een eind werd Hoofdstuk III in den senaat goedge keurd. Zeker. toen hielden we ons den schedel vast. Wat te gelooven van dit spelleken?... Toen is de Donderdag 10 Februari gekomen en heeft de oplossing gebracht. En welk-eene! Het geheim van het voorloopig comité-generaal was opgeheven. Grif fier mr. Rillesen bad, met zijn duidelijke, nog jeugdige stem voorge lezen wat er in dat halfuur was voor gevallen. Hoe de heer Van Heeckeren dan «man en paard® had genoemd, had gezegd dat hij bedoelde een brief, door den Duitschen keizer aan onze Koningin geschreven in verband met onze kustverdediging. Aan de hoefvormige groene tafel waren, te vier ure, de premier en de minister De Marees van Swin deren komen zitten. Wie «voelhorens® heeft van parlementaire soort, die bad al lang iets zien aankomen... Op de gereserveerde tribune: de president der Tweede Kamer, graaf Van Bylandt tal van parlementariërs, jhr. Van Staal, de secretaris van H. M... Het gelaat van president Schimmel- penninck v. d. Oye had iets extra- stroefs en-ernstigs... Er zweefde iets m de atmospheer. Op het gelaat van den generaal praeses des Senaats las men zekere weemoedigheid... zekere smart... En daar bestond reden voor! Want heel treurig is 't toch, wanneer men getuige is van iemands val, zeker wanneer die neerstortende man behoort tot den intiemeren kring van uwe vrienden, uwe sfeer... Er was gloed van harisiocbt, van haat, die lang-verkropt is, in de wijze, waarop de minister De Marees van Swinderen de geruchten over dien brief van keizer Wilhelm doodde Want gedood heeft Z.Exc. ze. Niemand, in en buiten ons land, heeft thans meer het recht om te twijfelen, in welken zin ook, aan de ondubbelzinnige woorden namens de regeenng, natuur lijk met machtiging en goedvinden van de Koningin, door den minister gesproken. Dal er geen brief, geen telegram, geen riota, geen gesprek, geen boodschap door derden., dat er niets, niets en nogmaals niets ooit is besproken, verhandeld, tusschen Wilhelm II en Koningin Wilhelmina der Nederlanden, hetwelk betrekking had op de militaire verdediging van ons vaderland. De minister knoopte er de wenscben aan vast, dat deze ver klaring nu binnen en buiten onze grenzen, «urbi et orbi", verspreid zoude worden. Dat men eindelijk, nii toch wel, zou inzien, boe onbelangrijk, hoe gelogen, boe absoluut-ver- zonnen, de praatjes zijn... Hij knoopte er vleiende woorden aan vast voor Keizer Wilhelm II en diens sympathieën voor ons vaderland... Er werd «bravo !a geroepen. Hij voltrok het vonnis, met harde wreede band... Maar't moest! Op den oud-gezant, wiens woorden in deze immers dubbele waarde voor zoovelen hadden... Die den last der verant woordelijkheid voor die taal, voor die door hem gepropageerde geruchten had te dragen. De minister had 't den heer Van Heeckeren zelf onder het oog willen brengen maar... de oud gezant was er wel van-ochtend ge weest,* doch thans miste de minister hem, »tot zijn spijt,® in de hooge vergadering... En hij had gelijk, de heer Van Swinderen. Baron Van Heekeren van Keil liet «verstek gaan...® Was er niet! Welke ook de roerselen des gemoeds zijn geweest, die dezen senator hebben 5) DOOK Neen, daar kon geen sprake van zijn, alle werk was zijn loon waard. De dochter van den apotheker gaf schilderles, de dochter van den burge meester zangles voor geld. En Fröken Severine kon zelf den prijs bepalenZij zette hem laag, heel laag, vreeselijk laag. Dat was haar geld en Vader Jungort, die zelf vermogend was, eischte het niet op. Dat was voor haar kleeding. Maar in een heel jaar waren het nog geen twintig rijksdaalders, nog geen vijftig kronen. Behalve dit werken voor geld, moest zij nog altijd kussens, tafelkleedjes en lampenkleedjes maken, die Vader Jungert voor geschenken wilde gebrui ken. Dikwijls kwam hij op het laatste oogenblik en vroeg of zij niet, in ruil voor haar kost en inwoning, zoo vrien delijk zon willen zijn 't een of ander in elkaar te flansen, dat hij met fatsoen weg geven kon. Dan moest zij 's nachts zitten werken. En bij Vader Jungert zat men niet met lamplicht. Hij was bijna altijd uit en kis hij thuis was, zat hij te dutten, van het oogenblik af dat het donker werd. Aan de luchters in de pronkkamers brandden waskaarsen, als ze opgestoken waren; maar Fröken Severine moest maar genoegen nemen met de vet kaarsen, die ze zelf maakte met kerst mis. Goed waren ze waarlijk niet voor hare oogen, en 't viel haar moeilijk de vele kleureu van de zij uit elkaar tc houden. Vadert Jnngert liep altijd in een grijsgroene jas, waarvan de panden zich als kwikstaarten bewogen, zoodra hij op en neer ging. Het was een taille-jas en zoo nauwsluitend, dat Jungert een rooden kring om zijn lijf had van den taillezoom en van de ceintuur. Maar die pandjesjas was zijn trots; hij was nog uit zijne jeugd afkomstig, toen hij dorpsdokter was in een van de vorstendommen. Het was moeilijk haar precies nagemaakt te krijgen. Maar om de zeven jaar liet hij zich een nieuwe maken, die precies op de oude geleek. Bij de groote kleermakers in de hoofdstad kwam hij nooit; die wilden altijd alles naar modeplaten maken. Neen, 't was juist de kunst een kleermakersleerhng of een armen baas te vinden, die hun plicht, blind te gehoorzamen, begrepen. En meestal gelukte 't hem zoo'n ouden onbeholpen baas te vinden, die zich opgewerkt had en nu achter twee geraniums in een steegj e op den dood zat te wachten. Die oude kerels beefden voor Vader Jungert; hij was veel strenger dan hun eigen meesters ooit geweest waren. Keer op keer moesten ze overpassen en hem er in persen, hoewel Vader Jungert altijd zelf een patroon mee bracht. Maar zei hij er was hetzelfde onderscheid tusschen papie ren patronen en een levend mensch zijn lichaam, als tusschen een schilderij en een echt stuk water met boomen er om en modder op den bodem. Vader Jungert kreeg zijn jas thuis en knibbelde op de rekening. En Vader Jungert ging naar diners en bruiloften in een en dezelfde nauwe jas, die hem van alle andere menschen onderscheidde. 't Was wel een eigenaardigheid van hem, zeiden allen, maar die jassen stonden hem goed. Eenmaal in 't jaar werden de luch ters in al de pronkkamers aangestoken, het vliegen gaas van de spiegels afge nomen, alle kleeden uitgeklopt en de holten van de stoelen schoongemaakt. Want dan gaf Vader Jungert een "afdoener" voor al de diners, waar hij op geweest was bij de deftigste families uit de stad. Bij die gelegenheid droeg Fröken Severine een pruimeblauwe zijden japon, die te nauw was om de knieën, maar van achteren uitstond. Zij gehoorzaamde aan Vader Jun- gert's ijzeren wil, als zij die japon aandeed. Zij was zich tot wanhopens toe van haar eigen leelijkheid bewust. Dat roode puisterige gezicht, de slappe trillende kaken, de scheeve mond eu haar uitpuilende oogenEn om haar hoofd stond wijduit het grijze stugge haar, dat met geen linten of borstels te regeeren was. Dp school noemde men haar »'t gedrocht." Haar leelijkheid was als een brand merk. en maakte haar gejaagd en onrustig, als zij onder de mensehen kwam. Maar dien eenen avond uit al de andere van het jaar, eischte Vader Jungert dat zijne dochter op zou treden als gastvrouw, met glimlachjes en vriendelijke woorden. Zelf was hij zenuwachtig vroulijk, kuste de dames de baud en lachte met zijn kinder lijken, luiden lach. Zijne tallooze aunecdotes, die altijd op iets gemeens of schuins neerkwamen, brachten er de vroolijke stemming in. Hij was net een elastieke bal, die van de eene hand in de andere vloog. Het scheen alsof hij, met al zijne drukte, iu het geheel niet deu kant zijner dochter uitkeek; maar Frök-u Severine voelde overal zijne oogen op haar branden Als ze aan de tafel Zate i. dl se in terde van rijk zilver en oude krist,alleu karaffen, en het fijne kookvrouwen- eten, steeg haar angst teu top. Fröken Severine schoof alle schalen van haar plaats, noodde allen tot eten, at zelf terwijl zij vergat te kauwpn. 't Was nog nooit gebeurd dat Fröken Severine niet een glas gebroken of omgegooid had, wanneer de burgemeester of de rektor met haar wilde klinken. (Wordt vtrvolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 1