NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
HET PAASCHFEEST.
No. 25.
Zaterdag 26 Maart 1910.
Negen-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
DE WEEK.
FEUILLETON.
DE INVASIE DER DÜITSCHERS.
-A-- T_ JDiacliatea-u..
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het hooglied van opstanding.
Een heerlijk feest is het, omdat het
gepaard gaat met een ontluiken van
al wat er rust in de natuur, een
ontwaken van in winterslaap neer
liggende kracht en energie.
Plechtig luiden de klokken den
Paaschmorgen in; de bedeplaatsen zijn
gevuld met de menschenmassa, die
herdenken wil de opstanding des
Heeren.
Een adem als het ware van ver
nieuwing zweeft over ons rusteloos
leven voort.
Inderdaad, daar gaat een frisch
leven uit van het Paaschfeest, eeci
nieuw gevoel verwart ons het be
minde en een lichtschijn op een toe
komst vol zomerweelde werpt het voor
ons uit.
Het feest van 's Heeren opstanding
is voorzeker een der grootste feesten,
die de Christenheid herdenkt.
Allereerst natuurlijk om de hooge
beteekenis der feiten, die er bij her
dacht worden, doch tevens omdat het
ons als, 't ware verplaatst in een
nieuw jaartijdperk ons afscheid doet
nemen van den guren winter, die
jaarlijks met grooter plagen pleegt te
komen om ons te voeren in den
warmen zomerschen hof met zijn ont
luikend gebloemte.
De laatste grillige windvlagen vegen
de bewolkte lucht schoon en de daags
krachtiger wordende zonnestralen doeri
bloei- en groei kracht schieten in
alles wat de winter dof ter neer hield.
Het feest der opstanding dus ook
in de natuur.
De verjongde aarde in haar feestdos
gestoken juicht op en een «gelukkig
Paaschfeest" klinkt u tegen van de
lippen van de menschen, die als aan
gestoken door de natuurweelde, zich
mede verjongd en vernieuwd gevoelen
Het Paaschfeest, zoo goed als alle
andere feestdagen vari het Christelijk
leven vormen behalve voor verjongde
blijdschap, ook nog eene aanleiding tot
het werpen van een rusligen blik
over den toestand der wereldge
schiedenis.
Immers bij de rustelooze vaart van
het dagelijksch leven, de beoordeeling
der gebeurtenissen om ons heen en
in verre landen nooit en toch altijd
nieuw, ontbreekt ons echter de ge
legenheid eens kalm terug te denken
aan hetgeen er voorvalt ouder de zon.
Bij een halte op den levensweg als
een groot Christenfeest toch onweer-
spraakbaar brengt, zet men zich echter
gaarne eens tot gepeins.
Aldus neergezeten zien wij helaas
wederom veel dat in llagranten strijd
is met al het schoone, vredige van
het Paaschfeest. Men denke slechts
aan het telkens opwakkerende oorlogs
gevaar in Europa's Zuid-Oosthoek;
men vergete niet de groote natuur
rampen, die Frankrijk en België en
ook ons land geteisterd hebben.
Doch ook ons land bleef verder
niet vrij van dreigende wolken aan
den maatscbappelijken gezichteinder.
In de sociale verhoudingen bleef,
ondanks veel nuttigs werd tot stand
gebrasht de geest van wrokzuchtige
beknibbeling en immer-wassende onte
vredenheid morren, van kunstmatig
aangestooken wrevel smoren onder
de asch. Doch gelukkig, wat ons klein
landje betreft, blonk daar een licht
punt, een flonkerstar. wellicht schit
terender dan ooit. Een vorstenkind
werd ons in het afgeloopen jaar ge
boren en een langgekoesterde wensch
van Vorstenhuis en Volk vervuld.
En wanneer dan straks na deze
feestdagen het dagelijksch leven zijn
gewone gang weer neemt, de levens
stroom weder voortkolkt ons mede
slepend in zijne wielingen, dan moge
ons allen de tot verbetering en
tevredenheid voerende overpeinzingen
aan dit haltepunt des levens gehouden,
ten goede blijven.
Dan mogen de tijdsgebeurtenissen
zich in regelmatige solgorde afwik
kelen dan mogen onverhoopt stormen
over onze hoofden gaan, de ons ge
worden verbetering blijven en houden
stand niettegenstaande dit alles.
Dat het zoo ook zijn moge in de
wereldgeschiedenis we beseffen het
volkomen is slechts een utopie.
Maar dat mag ons niet beletten, zooveel
in onze macht is mede te werken tot
de verbetering en veredeling van mis
standen zoover onze geringe krachten
daarbij dienstbaar kunnen zijn.
Scheppen wij ons zulke voornemens
en nemen wij ons vast voor die zoo
ver mogelijk te verwezentlijken, dan
zal voor die allen de aloude groet
neen heilrijk Paaschfeest» dit jaar
meer zijn dan een beleefdheidsfrase,
den klank van koude conventie.
24 Maart
Zoo'n dag-en-nacht voortwerkende
Bank, gelijk de weduwe van een
Amerikaansche millionnair onlangs ge
sticht heeft, de gedachte er aan
heeft voor ons. ouderwetsche en ach
terlijke menschjes van de Oude Wereld,
toch iets benauwends, vind ik!... Dat
zal wel overgaan, anders worden. Ge
kunt er zeker van zijn. Wanneer een
«lucht-retour» Arnhem- of Den Haag-
Parijs (aardigheidje, belooning voor
mooi Paasch-rapport der schoolkin
deren Ao. Di. 1920) voor een paar
riksen te krijgen is, dan lachen we
over onze eigen trekschuilerigheid
van nul... Trouwens in de groote
steden van ons eigen landje; waar
bij voorbeeld ochtendbladen verschijnen,
keert de rust, de stilstand op het
dagblad-bureau immers slechts om de
week terug. En het sluitingsuur van
vijf a halfzes in de Berlijnsche, Pa-
rijsche, Weener »Cabarets« vinden
sommigen eigenlijk nog «te vroeg«.
Business-man uit Wallstreet en
fuivertjes uit de Friedrichsstrasse gaan
hier eigenlijk hand aan hand... Lorrige
wetenschap, die nog niet eens ge
vonden heeft een serum, waarmee ge
u, zonder te slapen, kunt opkikkeren
voor nieuwe dag Oogleden als loo-
den plaatjes; knikkende knieën; pijn
in de lendenen, onbedwingbare geeuw-
zucht... Wangen van saffraan-tint;
walging, tegen je kostelijkste champy,
je fijnste kaviar... Griezelige weerzin
van de pikantste aller nachtvlindertjes,
die u toelonkt... Slechts smachtende
behoefde naar vele uren van stilte,
slapen, rusten... Jammerlijk mecha
nisme, dat van den menschMaar
dan, na de triunrf der wetenschap,
één prikje, één licht dosisje van het
wondervocht onder uwe huid... Ge
voelt u alsof ge, na heelen dag
van »aartssolidea blijven, tien
uren «gemaft» hebt...
Heerlijk! 't Bad in, omgekleed,
geurig kopje-mokka met licht ontbijt.
Het pad op!... Morgenwandeling. Ge
ziet eruit als goud-haantje. Frisch als
een boerenzoon, die om negen uur
onder de wol is gekropen en 's och
tends klokke-vijf het land op-kuiert..
Tsa, dat zou me een leventje zijn
Brengen noceurijes, zoontjes en neven
van hoogst-aangeslagen pa's en ooms,
met plezier een »eere-fonds" van een
paar millioen voor op.
En de man-uit Wollstraat; die heeft
zitten piekeren, cijferen, lezen, tele-
foneeren, dicteeren, wikken en wegen,
totdat de arme, oude en ouderwet
sche zon wedstrijd aanving met z'n
gloeilampjes... Wat zou Wallstreet-
financier er niet voor geven, kon ook
hij zich, met tooverspuitje, weèr de
vermoeidheids-stof* van het lijf ja
gen. Om aan een stuk-door te jassen,
te piekeren, te cijferen... «Dear sir,
wat moet u hebben voor dat toover-
middel! zeg 't maarBlanco-chéque
ligt gereed. Jammer dat z'n aarts-
concurrent, z'n doodvijand van de
Beurs, niet uitgesloten kan blijven van
het wonderserum... Millioenen dollars
meè te verdienen!...
Helaas, zoover zijn we nog niet.
Moeder natuur is conservatiever dan
de meest-reactiouaire der Chineezen-
van-gisteren; die weigeren met de
staart-afknipperij en de verdere mo-.
derniseering van het Hemelsche Rijk
meê te doen... Moeder natuur drukt
ons de oogen na zoo-en zooveel uren
van zwoegen of van prelmaken dicht.
Oogjes-toe en slapen gaan hoor!...
Als stout-kindje dat «liedje van ver-
langen« zeurt... We mogen wat tegen
spartelen. Klaas Vaak overwint toch 1
En wie erg-recalcitrant is; hem bij
zonder taai weèrstaat, die krijgt z'n
straf in allerlei vormen: vroeg-kaal
schedeltje, vale kleur, kuchende bron-
chen, ontstoken ruggemerg, gehavende
zenuwen, verkalkende bloedvaten, op
non activiteit rakende nieren, etc. etc.
Ongestraft met zich spelen laat de
Klaas Vakeling »der groote menschena
nooit
Inderdaad, we hebben «rust
punten" noodig in ons leven Paschen
is er eentje van en 't heeft z'n eigen
aardige bekoring. De Kerst-verpoozing
is het blijde feest van bet heerlijke
huiselijke leven. Wanneer 't niet zoo
grau w-triestig is als terwijl ik deze
regel zit neêr te pennen, dan kan
Paschen genieting verschaffen van
allereerst van verjongd leven in de
buitenlucht profiteeren. In 1910 zijn
de omstandigheden niet gunstig,
eilacyl... Een winter, die, eraan den
kend, de weeë gewaarwording in u
wekt van iemand, die u eene klamme,
slappe hand geeft... En een Maartsch
noordewindje dat, in dezen het vroeg-
voorjaar, door het beeld van een
jeugdige maagd moet worden ver
zinnelijkt, dan lentetje is als zoo'n
moderne, bakvisch, vrije vrouw-in
den dop, piekneus, steekoogen,
lorgnet op, hobbezak-jurk, snibstem,
kribbebijtster...
En hevig is de deernis, die ik nu
in mij gevoel met de arme, brave
«Paasch-blommetjes", die al zou
't hagelen, aard-beven, orkanen
met hun witte vesten, gloednieuw-
japonnen en hoeden, parasols en lichte
kleurige schoentjes voor den dag
zullen komen...
Ik vrees voor triestige, druilig-gure
Paschen op komst...
En een echte Jan Plezier moet ze
2) DOOK
Onder deze en dergelijke gedachten
was Edmond het huis genaderd waar
Bertha's ouders woonden.
Gelukkig was de verhouding, waarin
de jonge lieden tot elkander stonden,
nog niet bekend, en mocht Edmond
ook al vermoeden, dat hunne weder-
zijdsche neiging niet geheel verborgen
was gebleven, zoo geloofde hij toch
niet, dat Bertba baar in het geheim
ingewijd had, en men dus ernstig op
hem verstoord zou kunnen wezen.
Hij had het voornemen gevormd, zijn
beminde tot een wandeling uit te
noodigen en onder weg die lastige
zaak met haar in orde te brengen.
Zij moest de gronden, waarop zijn
oom hem het engagement had ont
raden, billijken, meende hij, later zou
zij hem zeker dankbaar wezen, dat
hij die korte verbintenis, welke toch
tot niets kon lijden, tijdig afgebro
ken had.
Daar behoorde moed toe dus zich-
zelven te verloochenen, want dat hij
zoo wilde handelen, omdat hij Bertha
waarachtig en zonder zelfzucht liefhad
niet uit gedweeë onderwerping aan
den wil van een voogd, waartegen
hij zich zeker krachtdadig zou verzet
hebben, indien het afkeurend oordeel
van dezen slechts op een luim of gril
gegrond ware geweest.
Doch 't ging ook thans niet zonder
strijd, want, toen onze vriend gereed
was de stoep op te gaan, beviDg hem
plotseling zulk een beklemdheid, dat
hij terugdeinsde en ijiings het huis
voorbijgaande, zijn weg vervolgde.
Aan het einde van de Baan gekomen,
keerde hij echter op zijne schreden
terug en nam zich thans voor, alle
kinderachtige vrees op zij te zetten.
Weder was hij tot den schelknop
genaderdeen vluchtigen blik door
het raam, en nogmaals stond
hij op het punt hare woning voorbij
te gaan, toen een heldere meisjesstem
van het balkon den New-Foundlander
vriendelijk toeriep.
Op het hooren van die melodieuse
stem steeg Edmond het bloed naar
de wangen, en haastig een paar schre
den terug gaande, groette hij naar
boven. Met een bevalligen hoofdknik
en een innemenden glimlach werd zijne
beleefdheid door de jonge dame be
antwoord.
Een oogenblik later werd de deur
geopend en trad Edmond binnen.
In den avond van dien dag, zat
onze vriend, het hoofd in de hand
geleund, over een papier gebukt, aan
zijne schrijftafel, 't Was reeds de derde
maal, dat hij thans een nieuw vel nam
en aanving te schrijven
«Dierbare Bertha 1"
Na eenig peinzen vervolgde hij dan
//Alleen de gedachte aan de smart,
die ik U veroorzaken moet, mijn
Engel!" //Neen, ook zóó niet."
Het blad werd weder verscheurd.
//Ik weet niet meer wat ik doen
moet," riep hij in vertwijfeling, "ik
ben radeloos I Dat ik ook hedenmiddag
mijn plan niet doorgezet hebMaar
wie kan bij zulk een glimlach van
scheiden spreken? Weg met alle
schrijverijik geeft er den brui van
op deze manier zie ik ook al geen
kans een eind aan de zaak te ma
ken I Morgen zal ik haar nogmaals
gaan spreken, 't is te wenscheD, dat
ik dan beter slaag, anders
In de aangrenzende kamer klonk
het op dat oogenblik:
„Wer ein Liebchen bat gefunden,
Die es treu und redlich mcint,
Lohn' es ihr durch tausend Küsse,
Mach' ihr alt' das Leben süsse,
Sei ihr Troster, sei ihr Freund.
//Tantalusstraf," mompelde Edmond
in antwoord op het lied; de zanger
intusschen vervolgde:
„Doch sie treu zich zu erhaltcn,
Schliess' er Liebchen sorglich ein;
Denn die losen Dinger haschen
Jeden Schmetterling, und naelien
Gar zu gern von fremden W«in.
//Dat is voor hem de keerzijde der
medaille," hernam de andere en ver
volgens luid roepende "Heb je belet
Daan?"
//Belet? weineen; behalve mijn ka
narievogel is er geen sterveling op
mijne kamer, dan mijn eigen erentfeste,
manhafte en de zeer cloeckmoedige
persoon; heb je nieuws, kom dan
maar op."
Edmond stond op en begaf zich
naar zijn buurman Daniel Langstraat,
in de wandeling Lange Daan geheeten,
een vroolijke snaak en tegelijk de
goedhartigste kerel, die ooit in de
straten van de oude bisschopsstad
rondgeloopen heeft.
«Ziedaar een stoel," vervolgde hij,
toen Edmond binnen trad, //en vertel
me wat je op het hart hebt; ik zag
je in geen drie dagen, er is zeker iets
niet in den haak brullen de beren
Niet!? Een hopelooze liefde?
Dacht ik het niet! komaan,
voor den dag met je ideaal."
//Verg geen onthulling Daan, ik
mag haar niet noemen er kan van
dat zaakje toch niets komen."
//Ha, ha!" lachte de andere, »en
waarom niet?"
«Waarom niet? omdat ik geen voor
uitzicht heb."
«Welnu kom aanl jij geen voor
uitzicht waarom niet even goed
als een ander?"
»Nu ja, over een dozijn jaren, maar
dat ligt me toch een beetje al te ver
in het verschiet, om daar nu reeds
een verbintenis op aan te gaan."
Wordt vervolgd).