NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
No. 33.
Zaterdag 23 April 1910.
Negen-ea-dertigste jaargang,
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
DE WEEK.
FEUILLETON.
DE INVASIE DER DUITSCHERS.
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzondert ij ke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoonno. 60.
ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/. Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
22 April.
't Is toch slechts voor een beperkten
krir.g bekend, dat wij, even goed als
de Hollanders der gouden, oftewel,
zeventiende eeuw, onzen Grotius
hebben. De heer De Beaufort beeft
't in berinnering gebracht, toen hij
een paar dagen geleden woordvoerder
was van het comité, dat T. M. C. Asser
kwam hulde brengen op zijn gouden
feest als juns-doctor. Een Grotius
hebben we in Asser, wiens roem in
gansch de beschaafde wereld rotsvast
staat. En de ruim zeventigjarige man,
die een leven van studie, werken en
inspanning achter zich heeft, is nog
het beeld van ongeschokte kracht Id
de geestige donkere oogen schittert,
tintelt de levenslust. Op het smalle,
magere gelaat rnet den scherpgebogen
adelaarsneus heeft de ouderdom noa
geen iijnen gegroefd van dalende, ver
slappende vitaliteit. Wie den minister
van Staat ziet voortloopen, met
haastige, groote passen van de lange
beenen een portefeuille met papieren
onder 'n arm geklemd, slap-vilthoedje
op 't hoofd gedrukt, hij verbaast
zich over de jeugdige lenigheid van
den grijsaard. YVie Asser hoort spreken
in het openbaar de heldere stem
doende weerklinken het sierlijke woord,
dat bij spreekt, vraagt zich af uit
welke tooverbron deze man put zijn
onverwoestbare levenskracht. De rijzige
gestalte is nog kaarsrecht, van
rank, energieke bewegelijkheid. Het
schatrijke geheugen kostbaar arsenaal
van kennis en ervaring, waar ieder
vrijelijk leenije huur mag komenspelen,
wiens zoeken in verhand slaat met
algemeen, ernstig belang. En het
wonderbaar-scherpzinnig brein, waar
zoo ten volle op mag toegepast het
woord, dat een van Giotius tijdge-
nooten door Vondel onderzijn beeltenis
zag geschreven
„Al wat in boeken staat
Is in dat hoofd gevaren!..."
dat machtige brein vormt schatkamer
voor de geleerdsten van alle natiën,
die als-één-man erkennen, hoe Asser
hun «primus inter pares« is... Zelfs
«facile prinoeps«Haantje-de-voorste,
en op z'n dooie-gemak, onder
je prima-bollen van ons heele arme,
brave planeetje... In nuchter-pan-
tolTels-Hollandsch omgezet.
Terwijl anderen intrigeerden, poli
tiseerden... Jaren achtereen zeurden,!
sukkelden, treuzelden en beuzelden
met het tot stand brengen van dingen,
die hard noodig waren, werkte
een Asser, die zich steeds verre hield
van kibbelarij en havengevecht van
politiek. Werkte, wroette zulk-een.
Niet om uiterlijken glans der eere
voorwaar!.. Want de belangrijkste,
kostelijkste diensten, den lar.de be
wezen, betoonde een Asser in de ge
heime conferentie met mannen-van-
Staat, in schriftelijke adviezen, waar
Janije Publiek oogen en neus buiten
had te houden.
Sympathieke, glanzend-lichtende,
groote figuren van hoog plichtsbesef,
dezulken. Zij weten van geen los
lippigheid en van bebaag-ziek-listig.
Koketteeren met boete kleedij of
andere »plunje.« En bij hulde, die
men hen brengt, wordt men vanzelf
gedwongen tot kiesch-eerbiedig-ge-
matigd-zijn.
De «witte raven...!® Meer dan één
per eeuw van zulke soort schijnt de
menschheid, althans op één bepaald
gebied van kunst of wetenschap,
niet te kunnen voortbrengen. Een
Rembrandt. Een Schakespeare. Een
Dante. Een Hugo Grotius. Een Asser.
Jammer dat een ander ver boven
den middelmaat uitstekend 19de
eeuwer, wiens leven vermoedelijk nog
een aardig eind in de twintigste zal
voortschrijden, dat Tb. Roosevelt
slechts een onnoozele paar dagen in
ons land zal vertoeven.
Dat zou nu, what-you-call in
teressant zijnte hooren, wat een
I Roosevelt, na ons met zijn scherp-
pienter oog bekeken te hebben, van
Hollandje-up to date zegt...! Van het
volk, tot welks stam hij zelf nog be
hoort. Héél-in-de-verte familie van
»den ouwe...« Van dien Roosevelt,
grootvader der Bouwmeester's, die
de courage had om, in 1812 te
Rotterdam komedie-spelend, een oranje
kokarde op de hoed te hechten...?
Een intervieuw-Roosevelt over de
Hollandsche «topies of the day,®
ons vaderlandsche «nieuws.® nadat
de oud-president der U. S. A. zijn
oogen hier eens den kost had ge
geven... Wat bieden onze uitgevers,
dagblad-directiën, voor het vraag
gesprek...!? Voor 'n prikje, zeg 'k
vooraf, is 't niet te krijgen!
Bijvoorbeeld, om maar iets te noe
men die oolijke naïviteit van den
«Alg. Nederl. Zeeliedenbond® om zich
met weeklacht tot ons lieve, brave
volk te wenden, wijzend op de ramp
der «Willem II®. De arme zeeman is
aan zijn lot overgelaten. Poor fellow,
mr. Roosevelt!... Van 1898 af kletsen
wij in Patria over de «wenschelijk-
heid« om het scheepvaartbedrijf op
te nemen in de Ongevallen-wet. Twaalf
jaren lang!... De «Daily Mailt heeft
precies nagecijferd hoeveel «offers®
de zee al-zoo per jaar «vergtt.
My dear, wanneer er zoo'n stuk
of wat weduwen, weesjes, broodeloos
staan, dan beoordeelen wij de kranten
met aandoenlijke advertentiên. Wie
't »gevoeligst« kan styleeren, maakt
de annonce op. Dan dienen wij, in
volgende advertentiên, te verkondigen
wat ze gestuurd hebben... A. B. f0.59,
C. D. f 0.25, E. F. f2.50, G. H.,
namens whistclub f 1 20, «uit een goed
hart« fO.10... Ze moeten zich tn-de-
krant zien staan. Anders krijgt-ge
geen cent... En wanneer eene weduwe
dan gift-in-eens van bijv. twintig
gulden krijgt, of een halfjaar lang
drie kwartjes per week, »vast«,
wel, dan is 't mooi. De gentlemen op
het Binnenhof, mr. Roosevelt, houden
dagenlange bespiegelingen over de
Sociale Verzekering. Vliegen elkaar
dan in de haren... Met muilbandjes
h la Lobman en met liefelijk
heden a la Schaper. Vervolgens
komt een »Vaderlander« vermanen
Komt, kameraden, reikt elkaar de
broederhand! Gij Lobman, erken dat
ge tyranniek waart. Gij, Schaper,
maak excuses aan Rechts voor uw
boozen uitval
En nu, kinderen, trekt beiden 't
boetekleed aan, dat niet ontsiert.
Knielt neer...!® Raadbuyzen spreidt
vaderlijk zegenend do handen boven
het grijze en bet zwartgelokte hoofd
uit... In de Kamer hoort men zacht-
kens snikken. De boden pinken tranen
weg... De heer Arntzenius snuit z'n
neus als iemand, die z'n aandoening
wil verbergen. President Van Bylandt
haalt z'n zakdoek te voorschijn. Van
de perstribune druppelt zilten vocht
omlaag... O, 't zal treffend, roerend,
schokkend wezen...
«But... the poor...' Maar de arme
zeelui?" vraagt Th. Rooseveld.
«Dear sir. die moeten nog wachten
Het gemoed van ons Parlement is
zeer week en teer; de jobstijding van
de «Willem Ik beeft rillingen van
ontsteltenis over vele Nederlandsche
ruggen doen varen. Ontelbare nationale
oogen vochtig gemaakt van oprechte
deernis.Desniettemin komt er, vrees
ik, van het eenig-practische, waar
door men de stumpers van 't scheep
vaartbedrijf kon helpen, vooiloopig
niet veel...!®
Om te verhoeden dat mr. Roosevelt
van ons zou gaan met alte-sombere
impressie, denk ik me lukt 't inder
daad, hom tot «intervieuw'Te lokken,
verder te bepalen tot bet wijzen op
wat te loven en te prijzen, c q op te
hemelen valt. Over de verkiezing van
den heer Serrurier tot wethouder te
Amsterdam zwijg ik. Men moet met
z'n «armoè" niet tekoop loopen. Stel-
u-voor, dal mr. Roosevelt, na pas
geboord te hebben wat burgemeester
Van Leeuwen in Amerika over onze
ongeschokte vaderlandsche glorie zei,
tot het vermoeden kwam, hoe «dat
zelfde glorieuse Amsterdam''geen first
class-menschen meer bezit om de zaken
te besturen... Met een eeuwigen
hopeloos-wauwelenden Raad, wijl
men totdusver niet verkoos te be
grijpen. wat Rotterdam al-lang
bleek te beseffen, hoe onze tijd
vordert een taakverdeeling tusschen
D. B. en commissiën van bijstand
eener Gemeente... Gegrond principe
van modern bestuur, dat burgemeester
Roëll thans tot z'n recht zal hebben
te brengen in de hoofdstad...
O jawel, ik heb nog wel meer
op m'n lijstje, geschikt om mr. Roose-
te beduiden, hoe puik 't met ons
slaat... De feestdag van 19 April was,
eilacy, wat regenachtig, doch dat de
«loop zich op zulke dagen wat meer
naar concert- en schouwburgzaal en
iets minder naar kroeg en herrie-
straat schijnt te rich tenals de koeran-
liers. die 't ontdekten, gelijk hebben
is 't prachtig!... Wij hebben af te
wachten, wat i.e. de machtigste factor
en motor op 19 April j.l. was: de
regenbuien of de stijging van het «peil
der volsbescliaving"Natuurlijk houd
ik me, bij mr. R. op bezoek, aan het
laatste.
De Rijswijksche moord is te on
interessant voor een Roosevelt, de
beweging tegen de Groentijd-mis
bruiken te »lokaal« voor een cos-
mopoliet tijgerdooder als Theodoor.
Misschien kan ik hem met de blij—
eindendeParkschouwburg-tragedie aan
het lachen brengen... Vereeuwigt hij
mr. Floris-Adriaan in een humo
ristisch schetsje over «zoo zijn er«
in Holland...
Teeken hem een »première« van
»Chantecler« in Nederland... Dames
en heeren in avondkleedij Gezichten
van menschen, die net-doen of ze de
allerfijnste puntjes snappen van het
voor ben onverstaanbareParijsch.dat
de hanen en hennetjes van Rostand
verkondigen... Dan de aanstellerij der
menschjes wanneer ze, tusschen de
bedrijven, elkaar in den foyer ont
moeten... met de: «Je mot't eigenlijk
lezen, zie-je! Bij de opvoering ont-
6) dooe
T. ZD-u-cliatea/u..
Hij wenschte zoo vurig iets in het
belang van Bertha te doen, maar kon
niets bedenken waarmede hij haar van
dienst zou kunnen zijn. Stellig geloofde
bij intusschen, dat zij niet, dan door
bare ouders daartoe aangezet, tot bet
aangaan van dat veel besproken huwe
lijk zou te bewegen zijn.
«Kon ik baar maar een oogenblik
spreken," maar een oogenblik spreken,"
meende hij, doch thans een visite te
gaan maken, zou argwaan wekken,
want, nu iedereen van mijne vroegere
betrekking tot Bertha schijnt te weten,
zullen hare ouders ook wel op de hoogte
zijn, van betgeen er tusschen ons heeft
plaats gehad."
Daar zij hem niet op zijn schrijven
had geantwoord, wat hij trouwens ook
niet van haar verwacht had, bad Ed-
mond bet voorzichtig geoordeeld zijne
visites ten huize van den beer Rudolfs
te staken ten minste uit te stellen,
tot zijn oom, die met Bertha's vader
bevriend jwas, hem omtrent de stem
ming, die er bij de familie ten zijnen
opzichte heerschte, had ingelicht.
«Komaan Erna'" sprak de jonge
man eindelijk, uit zijn gepeins ont
wakende, tot den hond, die aan zijne
voeten lag, «met treuren is niets goed
te maken, wij zullen naar buiten gaan
als bet toeval mij gunstig wil zijn,
zullen we haar hier of daar op de
wandeling ontmoeten."
In weerwil van het heerlijke lente
weer en de schoone omgeving der stad,
waren er, als naar gewoonte, slechts
weinigen, die, op dien tijd, daarvan
genoten, 't Was omstreeks zes uur
in den avond. Een zacht koeltje deed
de bladeren ritselen, rukte den bloesem
los, welke hier en daar, aan het rijpend
zaad gehecht, nog te bespeuren was,
en dreef hem ver van den stam, die
hem gedragen had, ver van de plaats
waar hij zich in het schitterend zon
nelicht gewiegd had en gekoesterd,
om na een kortstondig geurig leven
te verwelken. Licht zweeft bij door
de ruimte, drijvend op zijn fijne dorre
blaadjes, zich onophoudelijk wentelend,
om ver van den moederstam verwijderd
den bodem te bereiken, waar de rijpe
zaadkorrel hem weldra volgen zal, en
eenmaal, gehoorzaam aan de wetten
der natuur, zich zal ontwikkelen tot
een slanken stam, welks twijgen en
loten met blaadj es en bladeren getooid,
door kleurrijke vlinders omfiadderd,
een schuilplaats zullen bieden aan de
zangers des velds, tegen de brandende
stralen der zon, en bun een toevluchts
oord zullen zijn bij storm en regen.
Op Edmond maakte de omgeving
echter niet dien bevredigenden indruk
bij sloeg nauwelijks acht op betgeen
hem omringde.
Zoolang hij geloofd had, dat Bertha
ieder aanzoek afwijzen zou, om hem
te bewijzen, dat zij, in weerwil van
't geen hij haar geschreven bad, alleen
voor hem zou blijven leven en dat
zij dit zou doen, geloofde hij tot voor
weinige oogenblikken nog zoolang
was bij kalm gebleven. Het moest
haar uit zijn brief toch duidelijk ge
bleken zijn, meende hij, dat deze slechts
een uitvloeisel was van het onderhoud
met zijn oom, dat zijn hart daaraan
geen deel had. Sedert het gesprek met
zijn vriend was die waan echter ver
vlogen. Geloofde hij ook thans nog
niet, dat zij uit genegenheid reeds
zoo spoedig, na dat hij de betrekking
waarin zij tot elkander stonden, afge
broken had een nieuwe verbintenis
had aangegaan, toch moest hij zich
zeiven bekennen, dat, na al hetgeen
men er van meende te weten, de hoop
al hitter klein was, dat zij niet vroeg
of laat tot het aangaan van een hu
welijk met den notaris zou te bewegen
zijn.
Wel is waar stond zijn mededinger
als een uitermate schriel en zelfge
noegzaam heer bekend, maar notaris
Harten, door lange DaaD welwillend
herdoopt in Harten-boer, was toch
ook iemand van een zeer goed uiterlijk,
niet onaangenaam in den omgang en
in beschaafde kringen op zijn plaats.
Bij hem vergeleken gevoelde Edmond
dat hij in een en ander te kort schoot;
zijn twee en twintig jaren mochten
dan in zijn voordeel zijn, en het sprook
je, dat men elkander verhaalde, omtrent
de inhaligheid van den heer Harten
mocht eenige grond hebben welde
notaris is af keerig van het edel metaal
indien hij geen deugdelijker gronden
kon aanvoeren om zich zeiven de schoo
ne bruid te verzekeren, dan voorwaar,
bestond er weinig kans, dat zij ooit
de zijne zou worden. In onze tijd,
Edmond was er van overtuigd, ziet
men zoo gaarne een en ander over
het hoofd, wanneer men als tegenwicht
slechts een paar ton gouds in de schaal
werpen kan, en dat kon de notaris.
De gedachte die Edmond bezighiel
den waren dus van geen zeer aangena-
men aard, toen plotseling een nieuw
denkbeeld als een schitterende ster
den donkeren hemel zijner hoop kwam
verlevendigen. Indien zijn mededinger
eens met een of ander praktisch oog
merk Berhta wenschte te huwen
Hoe toch, zoo redeneerde hij, kan er
hij een man van zijn zelfzuchtig ka
rakter, sprake zijn van liefde en
waarom zou het onmogelijk wezen,
dat de notaris een vrouw wilde nemen,
bij voorbeeld omdat dit uit een econo-
1 miseh oogpunt wenschelijk voor hem
was Bij de gedachte aan de mogelijk
heid van zoodanig huwelijk echter,
trilde hij van verontwaardiging.
Edmond was zoozeer overtuigd, dat
een verbintenis van dien aard Bertha
diep ongelukkig moest maken, dat hij
zich voornam de ware gronden uit te
vorschen, die den notaris tot het doen
van dien stap hadden geleid.
(Wordt vervolgd).