NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Scbelsen uil de recltoaL BUITEN LAM). No. 40. Woensdag 18 Mei 1910. Negen-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG J. P. METZGER Jr., Tuinarchitect. Steniaweg ZEIST. Aanleg van Buitenplaatsen, Parken, enz. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Kijk 1.25. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 09. AD VERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/. Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Een intervieuw met mr. Lorentz. Onder dezen litel bevat de «Arnh. Ct.« het verslag van een zeer uit voerig gesprek met den aldaar terug gekeerden mr. H. A. Lorentz over diens merkwaardigen tocbtnaarNieuw- Guinea en zijn ervaiingen in bet Sneeuwgebergte aldaar. De eerste vraag van den verslag gever betrof het hem bij den terug tocht overkomen ongeval. «Och® zeide de heer Lorentz «die val zelf was zoo heel erg niet. Maar het verder moeten trekken daarna, zonder behoorlijke verzorging, in een afschuwelijk moeilijk terrein, terwijl we eigenlijk allemaal gedemo raliseerd waren dat was een ellendig iets. En toen heb ik dan ook weer eens ondervonden wat een prachtige hulp èn Van Nouhuys èn de Dajakkers voor mij geweest zijn. Ja, die Dajakkers, dat zijn uitmuntende menschen om op zoo'n expeditie mee te nemen. De vorige maal heb ik er 4 meegehad en toen is gebleken dat zij geboren zijn, zou ik bijna zeggen, om bij dergelijke tochten mee te gaan. Ze hebben er zelf pleizier in ze tatoueeren hun lichaam met af beeldingen van alle plaatsen waar zij geweest zijn en die tatouages zijn een soort decoratief element. Een Dajakker zal nooit een tatouage op zijn lichaam laten aanbrengen van een plaats waar bij niet geweest is. Nu bijv. van deze expeditie hebben zij, die met ons op den Wilhelminatop geweest zijn, zich op de volgende manier betatoueerd een berg met een witten kop, waar doorheen een draak is geprikt; de witte kop was de sneeuw, de draak de kwade berggeest, die ons het be reiken van ons doel bemoeilijkte. De anderen, die in het bivak zijn achter gebleven, krijgen die hchaamsver- siering niet, al zouden ze bet misschien wel graag willen. De manier waarop ze zich tatoueeren is de volgende: ze maken als 't ware een cliché in hout, besmeren dat met een zwart goedje en drukken het daarna op een of ander lichaamsdeel. Langs de lijnen op hun lichaam beprikken ze dan de huid. De Dajakkers, die'nu zijn mee ge weest. heb ik zelf gebaald van een plaats, drie dagen varens voorbij Pontianak. Ik moest er zelf wel heen, want toen ik ze door een controleur wilde laten zich verbinden voor de expeditie, kreeg deze ten antwoord: »Als die mijnheer dat zaakje ernstig meent, zal hij zelf wel komen.En ze weten heel goed wat ze willen drie dagen heb ik met de heeren ge confereerd over loon, voeding enz. vóór ik ze mee kreeg. Van hun aardige opmerkingen moet ik u eens een staaltje vertellen. Op den terugweg stond ik met een hunner op de rede van Soerabaja. «Is er iets nog grooters dan dat?» vroeg hij, op Soerabaja wijzende «Jawel, Batavia.® En nog wat grooters? «Jawel, Holland «En dan nog weer iets grooter?® «Ja, Amerika.Wat zal je daar dan gauw vergeten zijn als je duod gaat.« Maar naïef zijn ze ook. Zoo waren we met ze in een toko en in 't eerst begrepen ze maar niet, dat de juffrouwen ook niet te koop waren. »'t Was toch een toko en daar kon je alles koopen Aai dig was het om te zien, hoe zij bij de ontmoetingen met Papoea's zich de meerderen voelden. Oogen- blikkelijk exploiteerden zij die, lieten ze water halen, vuur aanleggen enz. en toonden een diepe verachting voor de bijna absolute naaktheid waarin ze rondliepen. Van de ontmoetingen met Papoea's hebben we geen onaangenaame ge volgen gehad. In een der nederzet tingen hebben we meegegeten van een in onze tegenwoordigheid geslacht varken en die Papoea's hebben ons op den terugweg een contra-visite gebracht! Het was toch wel heel merkwaardig daar te staan tegenover menschen, die nog nooit in aanraking waren geweest met een Europeaan. Toen ik ze voor het eerst zag we waren wel even wat nerveus, wantje weet toch nooit welke houding ze zullen aannemen maakten ze den indruk van viiendelijke menschen. Spoedig hadden we vriendschap met ze gesloten. Eén nacht hebben we in een buis van hen geslapen, d.w.z. boven een vuurhaard, waarlangs een boom gezet was met insnijdingen (zoodat we als kippen naar boven moesten klauteren) die leidde naar een soort, ja ik zou bijna zeggen, van vliering, waarop we allemaal door elkaar Papoea's, Dajakkers en Europeanen hebben geslapen. Door drie oudjes, weinig meer dan vel over been, werd het vuur aangehouden. Imbicile zaten zij er den geheelen nacht maar strooijes in te gooien. Maar niet alleen om de menschen, ook om de flora en fauna is het land verbazend intteressant. De flora lijkt mij een overgang tusschen de Indische en Australische en ik ben er van overtuigd, dat de studie der dieren een interessant veld is. Men vindt er bijna alleen buideldieren; in hoeverre de varkens, die men er aantreft, in- heemscb of op welke manier dan ook ingevoerd zijn, is niet uitgemaakt, 't Zijn geen wilde varkens, meerendeels komen ze gevlekt voor. Ik heb nu een groot aantal schedels van die varkens meegebracht, misschien zal een nauw keurig onderzoek daarvan eenig licht geven. En wat de visschen betreft: ik heb hier dezelfde families zoet- watervisschen aangetioiïen als op de Aroe-eilanden: misschien zijn beide streken vroeger één continent geweest. Zoo kan er bij verder onderzoek nog veel aan het licht komen. Op oeco- nomisch gebied is er geloof ik, voor- loopig niet veel te doen Wel zeggen de Dajakkers dat het land prachtig is en dat zij, was het niet zoo ver weg, er wel heen zouden willen gaan, maar er is geen goud en men heeft er geen rubbercultuur en dus zal tegenwoordig wel niemand er zijn geld in willen steken. door geheel Nederland. Levering der verschillende gewassen tegeri BILLIJKE PRIJZEN. Het bereiken van het Sneeuwge bergte was bet doel van deze expeditie, maar toch hebben we veel meege bracht op wetenschappelijk gebied zoo o.a. bijna 1000 vogelhuiden. En ons resultaat danken we voor een niet gering deel aan onze Dajakkers. Ja, ik moet u van hen toch nog wat vertellen, 't Is werkelijk zoo'n in teressant volk! Terugkomende waren we met ze op de Javabank om met ze af te rekenen. Toen ze een hoop rijksdaalders zagen, zeide een hunner: «De com pagnie is toch rijk!" Papieren wilden ze niet hebben goud wel. «Hoeveel is dat?" vroeg een op een gouden tientje wijzende. «Vier rijksdaalders of tien guldens." «Kan 't niet voor negen?" was de vraag van den Dajakker, die bijna uitsluitend handeldrijvende met Cbi- neezen, a priori denkt dat bij wordt afgezet. Maten geven ze aan op hun voeten en beenen. Een kleine viscb is b.v als de groote teen, een middelmatige als de voet, een heele groote als het halve been. Ze hebben een vrij sterk gevoel voor huwelijkstrouw. Eén had een slippertje gemaakt en zooals hij zeide «sjampansie" gedronken. Toen ik hem aan den ketting wilde leggen, werd dat algemeen goedgevonden. Typisch is ook het volgende. Ze hebben een wortel, waaruit een sap geperst wordt. Dat wordt uitgegoten op het water en dan komen de vis schen bedwelmd boven. Nu de Dajakkers mogen die wortels niet uitpersen, maar de bedwelmde visschen wel vangen en opeten. Ze z(jn dankbaar, maar hebben een gepast gevoel van eigenwaarde. Op een avond zat ik op een mooi plekje aan de rivier; den volgenden dag stond er een soort van bank. Ik be dankte daarvoor, maar blijkbaar niet warm genoeg, althans degene die uit vriendelijkheid voor mij die bank er had neergezetboudeerde een paar dagen naar alle regelen der kunst. Toen de drie hoofden door den gouverneur-generaal gedecoreerd wer den, begon de oudste een formeele speech af te steken, waaraan ik een einde moest maken. Maar praatlustig als hij was, begon hij weer opnieuw toen de gouverneur generaal de Dajak kers opzocht, die tijdens de decoratie- plechtigheid op het voorplein gewacht hadden. Dat ik hem toen weer het zwijgen oplegde, stond hem maar balf aan. Merkwaardig vonden zij treinen en rijtuigen en voor paarden waren ze in gloeiende bewondering. «Alles te zamen genomen, is het een tocht geweest, waaraan we met groote dankbaarheid mogen terug denken. We hebben ons doel bereikt en dat wil nog al wat zeggen. Maar ik geloof niet, dat ik er nog weer heenga", waren de woorden waarmee mr. Lorentz zijn interessant verbaal besloot. De begrafenis van Koning Edward. Graaf Marshall, hei tog van Norfolk, beeft bekend gemaakt, dat de bij zetting van Koning Edward te Windsor, „Zaken-geheim." Ivoren balletje... In het kleine, muffe kantoortje ach ter den «winkel" van mannetje, die in lootjes, effecten, vreemd geld, en zoo meer, deed, zat de bezoeker, die na sluitingstijd, schuw kijkend of geen kennis hem zag, met bevende hand had aangescheld... Het smalle kopje met de sluwe zwarte oogen en den grijns om de dunne lippen was om een kiertje komen kijken... «Ik ben al dicht, meneer Nerfkens 1" zei kassiertje, en hij maakte beweging om de deur weer te sluiten... Toch wachtend. Je kunt niet weten... Bezoeker fluisterde iets, weêr de straat in kijkend, bang dat ze hem zouden snappen... Toen ging de deur een ietsje ver der open. Hij kon er net-precies door. Kassiertje gluurde naar z'n handen, naar z'n jas... Doodsbenauwd manneken. Altijd bevreesd dat ze hem nog eens zouden berooven, vermoorden. Hij ver trouwde niemand. Zat op klaarlichten dag vlak bij de telefoon... Een revol ver, die hij in tijd van nood toch niet had durven afschieten, lag naast hem. Als iemand wat luid sprak; maakten de dunne vingers instinctmatige bewe ging naar pistooltje. Deinsde hij achter uit. Wanneer een gesprek langer dan vijf minuten duurde, moest de knecht, of zijn dochter, even komen luisteren; een of ander boodschapje verzinnen— En nu terwijl z'n vriend Sam toch in het kantoortje zat was hij nóg benauwd. Sam leek rustiger. Die leunde met z'n piepenel stoeltje vadsig tegen den muur, had z'n hoed achterop z'n hoofd geschoven. Bengelde met z'n korte dikke beenen langs de pooten van Stoeltje. Speelde met z'n glinste- renden, zwaren horloge-ketting. Nam bezoeker ot> met halfgesloten oogen, die toch alles zagen. Tikte eventjes tegen rand van vettig hoedje. «Meneer Davids« stelde kassiertje voor «m'n compagnon, ik heb geen geheimen voor hem. U kunt gerust praten!..." De korte dikke beentjes bonkten nu en dan tegen stoel. Bezoeker vond 't heel onprettig. Durfde geen opmer king maken. Kassier hield, met nijdig gezicht, hand tegen oorschelp. Of meneer asje blieft tikje-harder woü praten?... Hij had weer last van z'n zenuwen. Kon zoo slecht hooren... Had eigenlijk al lang in bed moeten liggen... Was dood ziek... Afijn... En meneer praatte, 't Hart bonsde hem zoo geweldig in het lichaam, dat-ie telkens hokte, stokte. Eindelijk was 't ernit... Van de tweehonderd vijftig gulden... Af te betalen in maand- termijnen van den len af... En langzaam, langzaam, begon het smalle hoofd met de zwarte gluur- oogjes te schudden... Van-neen... Van neen... Kon niet... «Hebt u de tachtig gulden van het oude wisseltje meegebracht?" viel de hooge, snerpende stem van kassier plotseling in, en de dunne vingers bladerden wondersnel in paperassen— De toppen der vingers gingen al-maar van lippen naar papier... «Neen!" riep kassiertje uit, met een opstaan en draaiend aan de gas lamp, «Neen't Spijt me wel..." De «compagnons» keken elkaar aan. Die van den horloge-ketting en de zwiepende beentjes blies nu z'n wan- gen op. En liet de lucht met eigen aardig gesis tusschen de lippen ont snappen. Dacht blijkbaar na over 't geval... Wie goed, scherp luisterde, kon be speuren dat de twee compagnons iets tegen elkaflr mompelde... Onverstaan bare, halve woorden waren 't. Bezoe ker zat op heete kolen. Somber was nu met half-uitgedraaide gaspit- Ja, elke seconde kostte geen geld! in het muffe kantoortje. «Ik dacht," zei meneer Nerfkens, niet wetend of hij moest blijven zitten, opstaan, blijven of vertrekken... «Ik dacht zoo... Als nu van vijf-en-twintig op veertig per maand..." «Hoe groot is uw schuld?" vroeg compagnon, met gesloten oogen tegen den muur leunend, en de duimen tegen elka&r ronddraaiend... «Vertelt u me dat eens precies!" Bezoeker haalde notitie-boekje voor den dag. Noemde cijfers... Dit kon best wachten. Dkt was urgent... Mompelde, mompelde, schrapte met pootloodje. Veegde telkens zweetdroppels weg, die drupten van voorhoofd op boekje- Merkte niet dat compagnons elkaar teekens gaven... Met handen, met wenk- brouwen, met lippen... Allemaal tee kens. Levendig gesprek zonder woor den, in het donkere, miezige hokje— Eensklaps voelde meneer Nerfkens tikje op z'n schouder. Hij schrok er zoo van, dat het boekje tegen den grond rolde... Kassier stond, met rug naar hen toe, te zoeken in kastje. «Haal jij dat kasboek dan even, Hermanzei compagnon, bezoeker oogjes-wenkend— «we moeten toch zien..." En hij wenkte meneer Nerfkens, met vertrouwelijk-vrindelijke knikjes. Vinger op lippen— Niks-laten blijken— Kassiertje was weg. «U is toch een neef van meneer De Groot, uit de Gravenstraat?" be gon compagnon ineens, hem fideel een zakj e-sigaren voorhoudend— nou j uist, dan kèn ik u wel. Uw neef is een vrind van me... Een héél-goeie vrind. Néé, dhn ken ik u bij reputatie— Och, 'k zal u eens wat zeggen. Meyer is geen kwaje vent, maar wat zenuw achtig. Laat u mij eens even begaan. Ik mferk toch direct of 'k met een fatsoenlijk mensch te doen heb... Uw ouwe-heer was geassocieerd indertijd met Jan de Graaf, uit Utrecht, niet?— En uw oom woont in Alkmaar?,..

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 1