NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
No. 41.
Zaterdag 21 Mei 1910.
Negen-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
DE WEEK.
p L L E T O N kennis maken, doch dit was
DE INVASIE DER DUITSCHERS.
Amersfoortsc ie Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
RureauLangestraat 77. Telephoonno. 09.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer Tl, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
19 Mei.
't Is zeer waarschijnlijk, dat de ge
schiedschrijver, die over een hon
derdtal jaren, laten we eens zeggen,
de historie van dezen tijd zal hebben
te boekstaven, zich telkens zal af
vragen: «hoe moeten de menschen
zich toen wel gevoeld hebben; in die
periode van geweldigen overgang!"
En hij zal 't zich niet kunnen denken,
hoe wij eigenlijk voor de groote meer
derheid ons gewone, dagelijkscbe leven
tje hebben geleid, bitter weinig be
seffend van wat daar omging... Zooals
we in zoete sluimering in den rustigen
Mei-ochtendof ons verlustigend in
nachtfuif; of blokkend aan schrijf
tafeltje in studeercel, geprikkeld door
de gedachte aan al naderend examen
of, terwijl niemand den angsttrek
op ons gelaat kan bespieden, cijferend
over hetgeen te doen zal staan wan
neer straks, morgen, over enkele uren,
onze rubber- of andere speculatie «mis»
zal wezen; of: liggende te piekeren
over de manier, waarop de Tweede
Kamer door Enquètestorm zou lavee-
ren op den 19n Meidag van 1910...
zooals we toen ongemerkt door de
lange staart van Halley's komeet zijn
geglipt... zoodat arm, angstig vrouwtje,
bij het wakker worden, goud horloge
raadpleegde, manlief bij z'n arm schud
de, en met blij gezicht uitriep: »'t Is
over zessen, ventgelukkig, bet gevaar
is geweken!...»
Hoe moeten, zal historicus van
2010 zich afvragen, zei ik, die men
schen zich wel gevoeld hebben
Hij leest van jolige Pinksterdagen,
de wegen onbegaanbaar door de
zwermen fietsen, blaflende motor
dito's, toeterende auto's... De straten
der steden vol van feestvierders, voor
wie geen «zitjes» genoeg te vinden
zijn. De deftigen, met retourtjes
naar Brussel of Parijs. De zomertreinen
eivol... voor de kinemo-theatertjes file
van gegadigden. De jongeren hossend,
joelend, uitgelaten. Alles doodgewoon...
onbezorgd, vroolijk, pret zoekend
Toch periode van geweldigen over
gang, deze, waarin we nu leven.
In Edward VII is 't door groote,
statige Londensche bladen geprezen,
dat hij »het vak van koninga zoo
voortreffelijk verstond. Juist, dat is de
ware term I Een vak als een ander...
met nog wat «verguldsel», nog wat
eigenaardig antieks van vroeger erbij.
Zooals de Engelsche rechters slechts
geparuikt in functie mogen zijnhet
hooid van moderri-constitutioneelen
Staat heet te «lasten en te bevelen«
en «in naam des Konings* recht
wordt gesproken men solliciteerd naar
eene Rijks-betrekking, vormen in acht
neemt, alsof de constitutioneele vorst
in werkelijkheid keuze vestigt.O, er
zijn immers honderden voorbeelden
meer aan te wijzen
Edward VII verstond zijn «vak*zoo
uitstekend. Een onbeduidend, middel
matig, vadsig-aangelegd man in zijne
plaats, en diens rol wordt beperkt
tot het doorklieven van draadjes bij
't te water-laten van nieuwe schepen;
het voorlezen van plechtige openings
speechen 't beantwoorden van diep-
diferente buigingen met minzame hand
drukken. 't Zich, door de veêren van
hofrijtuig zachtkens laten balanceeren;
wanneer men rijdt langs de juichende
menigte. Het aanhooren van betoogje
der ministers, ter «toelichting* van
voordrachten, waarna Gij, «paier la
bonne bouche«, iets vraagt, waar
Excellentie met o-zoo plechtig gelaat
op antwoordt. Dan neemt gij pen aan
van kamerheer of secretaris, tee
kent, bekrachtigt. Onder uwe regee
ring is alweèr een maatregel genomen,
voorstel gedaan, getuigend van uw
scherp inzicht... Nieuwe bouwstof voor
den hofgeschiedschrijver, die later
over de periode zal schetsen, waarin
«het lot van den Staat in uwe hand
berustte"... Dat is de «roi f»iveant«
van onze dagen. Eigenlijk precies
dezelfde figuur als die grappige Fran
kische koningen uit grijzen voortijd,
die zich door spannetje mooie ossen
deden rondkuieren en de rest over
lieten aan den Karolinger, die straks
schijn èn daad van heerschappij zou
weten te vereenigen...
Edward VII was anders, interesseerde
zich voor zijn «vak.* Als wij nu in
de Londensche prent-tijdschriften
bladeren, dan doet 't comisch aan te
zien denzelfden meneer van het bankje
op eene mondaine badplaats, genoeg
lijk-keuvelend met een vriend Den
meneer van het geruite zomerpakje,
den gedeukten vilthoed, het wandel
stokje en de sigaar tusschen wijs- en
middenvinger, ook wel: met
machtigen hermelijn-mantel om de
schoudersrijksstaf in de hand, gouden
keten om den hals, de borst bezaaid
met gouden sterren... Op den troon,
omstuwd door de pairs en andere
hooge-oomes, óók in prachtgewaad
van vervlogen eeuw... Is dat nu,
denken we even, ernst of maske
rade'? En ook: zal de koning-up to
date, die zijn »vak« zoo puik ver
stond, geen moeite hebben gehad om.
bij de vertooning, ernstig te blijven
Dat komt, wijl we leven, nu,
in tijden van zoo schrillen, zoo ge
weldigen overgang
Er is een tijd geweest, dat naleven,
die «in aanmerking* kwamen voor
eenig ambt van gewicht, toch wel
eens eventjes zullen opgezien hebben
tegen den last, dien men hen op de
schouders wilde leggen... «Tjonge, zou
ik 'm dat wel lappen?*
Maar Excellentie, die manneken
wilde spausseeren,* knipoogde ge
ruststellend. Klopte vaderlijk op
schoudertje.
«Alle hulde aan uwe bescheiden
heid, m'n waarde! Maar verontrust
u niet... Komt terecht hoor!«
En dan had nieuwbakken-edelacht-
bare misschien toch nog eersten
ochtend van zijn in-functie-treden
tikje hartklopping... Dacht hij eraan,
boe repetitor hem indertijd er door
gesleept had... Hoe de knappe zus
en de geleerde, hart-blokkende zoo
verbaasd waren geweest: «Jij door
je doctoraal!? «Jjj meester in de
Rechten! Neen, die is patent...!*
Waarop hij wel nijdig-gekrenkt had
gedaan, maar toch niet te-veel drukte
maakte...
Want hij wist 't zelf wel... En ook
hoe papa, toen-io naar «het baantje*
solliciteerde, bjjzonder lang rook uit
z,n lange steenen pijp had gezogen,
daarna de kamer met geweldige wol
ken vol-geblazen, en aldus, als schim
in nevel, had gezegd: «Nou, jongen,
doe je best! Zie 't klaar te spelen!
En... En... boud je ambtenaren voor
al in eere... Je adviseurs!"
Maar, 't ging op rolletjes. Men
legde Edelachtbare keurig gestyleerde
stukken voor... Hij had slechts te
teekenen, te parafeeren Dood-mak
kelijk. Voorde raadszitting nam secre
taris, of de knappe wethouder van
het stelletje, rol waar, vroeger
door repetitor vervuld... Vóór het
doctoraal... Viel enorm mee. Hij begon
in de raatszitting, wat aardig de hem
«geadviseerde* wijsheid te luchten.
Bovendien, de brave menschen
waren mak als lammetjes. In'tergste
geval kwam wethouder te-hulp... Hij
ontving de menschen, die iets te vragen
hadden, allervriendelijkst. Zóó joviaal,
zóó minzaam. Driekwart van den tijd
werd keuvelend gepasseerd. Audiëntie-
ganger vuurrood vanwege de vrien
delijkheid... Oja, nu de eigenlijke eigen
lijke quaestie. Sapristie, over een
kwaatier vergadering... Zal beslist
ernstig nagaan... Geloof wel, dat er
termen bestaan... Moet nog eens rustig
grondig onderzoeken.Beloof 't U,
boor!... Adieu, mijn waarde beer!..."
Neen, dat was op den keper
beschouwd kinderwerk.
En als Edelachtbare herbenoemd
werd, kwamen er serenades, optocht,
eere-poort, bulde-adres, schooljeugd
in 't wit, bloemen voor mevrouw,
allervleiendst schrijven van den kan
selier der Orden uit Den Haag, enthu
siast mopje in de krant, illuminatie,
vlaggen... Zoo'n verdienstelijk man
moet gecandideerd voor het Binnen
hof. Moet hooger op... Angst-adres
van Raad, die siddert bij de gedachte
hém, den voortreffelijke, te
zullen missen.., Toespraken met «zicht
baar-ontroerd» gelaat... Geknal van
champagne kurken...
Slechts oude repetitor, die leest
van 's mans onovertrefbaarheid als
regent, als leider, als wetten-kenner,
als zooveel-meer nog... Slechts oude
goeie repetitor, die gewanhoopt had
aan de bereikbaarheid van hem inder
tijd door z'n doctoraal te zeulen... Om
zijne lippen speelt, terwijl hij leest
van al deze wonderen, een fijn glim
lachje... Maar hij heeft al zoovele van
dergelijke miracuieuse dingen aan
schouwd, dat hij er eigenlijk met zoo
erg verbaasd over is... Slechts glim
lacht en zachtjes schokschoudert...
Zoo was 't in de dagen van Bur
gemeester Dikkerdak.
«Kom daar nu 's om!« zou vader
Stastok uitroepen.
Het uiterlijke, de schijn, het klater
goud, ze raken al meer uit de mode.
Do zware, looden last der ambten
drukt ook op de sterkste schouders
met pijnlijke zwaarte. Zaak is 't, thans,
om bet «cbi va piano, va sous» in
toepassing te brengen bij het vervullen
der taak. Wat dikhuidigheid, wat scep
tisch onverschillig zijn voor kritiek en
de kunst verstaan om over te iaten
aan er toe bevoegden wat de span
kracht van uwe «fahrigkeit» op 'n
harde proef zou stellen. Anders gaat
't u gelijk rar. Nelissen, die haast
slachtoffer werd van zijn rusteloozen
ijver. Een mr. Regoót, de «Brus-
selsche», de nieuwe Excellentie,
lijkt meer opgewassen tegen de taak.
Jonge, veerkrachtige figuur van zuide
lijke opgewektheid, toch van ernstige,
kranige toewijding. De kleine, donkere
man met het smalle gelaat en de
peinzende zwarte oogen lijkt soms wat
droefgeestig van aard. Is naar het
uiterlijke heel anders dan de groote,
forsche, blonde «Lebemann» met hel
11) DOOR
-A-- T- HJiicliatea-u..
Nog voor Edmond geheel had uit
gesproken, trad de notaris driftig naar
de schelkoord in de verte hoorde
men de bel klingelen. Yan Rodenburg
beet zich de lip ten bloede.
"Wanneer wij elkander nogmaals
ontmoeten mijnheer van Rodenburg,
zal het zeker niet hier zijn," sprak
Harten dreigend, zich weder tot zijn
bezoeker wendende.
»Op ieder terrein, waar en wanneer
U slechts verkiest," antwoordde Edmon d
zich gereed makende heen te gaan.
"Voorhands nog nietdat zou licht
vaardig kunnen heeten tegenover
iemand van uwe jaren," spotte de
notaris, «ik zal IJ de gelegenheid
laten mij vooraf nogmaals te belee-
digen."
"En ik, mijnheer Harten, zal TT de
moeite sparen mijne bruid te huwen.
Mijn vriendelijken groet. Het is mij
niet bijzonder aangenaam geweest met
eenigszins te voorzien, Adieu.
Edmond was nauwelijks te huis ge
komen of hij schreef het volgende
briefje:
Lieve Bertha!
Verwondert het U, na mijn laatste
nog een brief van mij te ontvangen?
Ik hoop, neen.
Weet ge wat berouw is, Bertha?"
't is het meest troostlooze woord,
het meest troostlooze begrip O
waren die rampzalige regelen toch
nooit uit mijne pen gevloeiddie woor
den van wanhoop, welke het geluk
van mijn leven verwoestten, die mij
diep ongelukkig maakten, door mij
van U te verwijderen.
Maar zoo kan, zoo mag het niet
blijven, lieve! De daad van een oogen-
blik mag mijn geluk niet voor immer
vernietigen. Berthalieve Bertha
wees weder mijnik wil, ik kan niet
van u afzien. Wat ook onze toekomst
zij, wij behooren elkander niemand
mag tusschen ons tredenalleen liefde,
innige, oprechte liefde verbond ons,
en deze is onvergankelijk.
Ik verzoek u dringend Bertha, mij
een kort onderhoud toe te staanalleen
uit uwen mond wil ik mijn vonnis1
vernemen. Morgenmiddag hoop ik u
op den gewonen wandelweg te ont
moeten niet waar mijn engel! gij
zult komen?!
Steeds uwe
EDMOND.
III.
Daan, die overal een verbazend aan
tal vrienden had, was, op het oogen-
blik, dat hij gereed stond zich naar
het station te begeven, om de terug
reis naar Utrecht aan te nemen, nog
door een paar van deze aangeklampt
en had zoodoende den trein gemist.
Voor Edmond eene ongenaamheid
te meer, daar hij te vergeefs zijne komst
had afgewacht; hij wist zich echter
spoedig over deze teleurstelling heen
te zettenlangzamerhand toch, was
hij aan dergelijke onoplettendheden
van zijn vriend gewoon geraakt, ja
rekende er somtijds op. Thans zou de
komst van Daan hem evenwel zeer
aangenaam zijn geweest, wijl hij groote
behoefte gevoelde al wat sedert zijn-
vertrek was voorgevallen aan hem te
verhalen.
Er bleef Edmond niets anders over,
dan zijn ongeduld te bedwingen en
den volgenden trein af te wachten,
die gelukkig spoedig kon verwacht
worden. Intusschen begaf hij zich naar
de wachtkamer en was weldra met
eenige bekenden, die hij daar aantrof,
in een druk gesprek gewikkeld over
den politieken toestand, die door velen
voor zeer ernstig werd gehouden.
Terwijl men druk in de weer was,
het vóór en tegen te bespreken van
een mogelijken oorlog, en deze en gene
zijne meening over onze weermiddelen
zeide, was een vreemdeling het clubje
genaderd en luisterde oplettend naar
hetgeen er gesproken werd. Behalve
Edmond lette niemand op hem, doch
onze vriend, opgewonden door de ge
beurtenissen der laatste dagen, meende
onmiddelijk in den man een verdacht
persoon te zien en scheidde zich van
zijne kennissen af, om hem met beter
gevolg op eenigen afstand te kunnen
gadeslaan, toen hem plotseling een
hand op den schouder werd gelegd
en een heesche stem achter hem
neuride
«Qu'il est doux de se revoir!"
Zich omkeerende zag Edmond het
lachend gelaat van zijn vriend, wiens
stem hij reeds berkend had aan het
zingen van het hem bekende refrein.
"Kostelijkuitmuntend I" riep Daan,
«dat ik je nog hier vind kameraad,
maar laat nn maken, dat wij weg
komen want ik heb 'n dorst als een
kameel, die de woestijnreis heeft ge
maakt. Maar weerga's wat kijk je boos,
heb ik je mogelijk gestoord in de be
schouwing van de een of andere rei
zende nimf? dan vraag ik verschoo
ning bij Pan
«Een poëtische droom was het juist
niet, waarin je mij kwam storen, ik
was bezig een ontdekking te doen."
«Laat hooren, wat was dat?" zei
Daan onder 't heen gaan.
«Zag je dien reiziger, waarop ik
mijn oog hield gericht?"
»Neen, ik heb geen sterveling gezien,
er draaien allerlei sterretjes voor mijn
oogen, door de verandering van
klimaat."
"Ik geloof stellig, datenfin zijn
houding beviel mij niet; als je wist
welk vermoeden ik omtrenthemheb.."
"Moet ik er naar raden?"
(Wordt vervolgd).