NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
Zaterdag 4 Juni 1910.
Negen-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
DE WEEK.
FEUILLETON.
DE INVASIE DER DUITSCHERS.
T. ü"u.cïia,tea/u..
i\o. 45.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telcphoonno. 69.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
2 Juni.
Er is veel geschreven over »de
psycholog der massa«. Wat drukt
het woord eigenlijk uit?... Sommigen
hadden in de jongste dagen gelegen
heid daarover te piekeren.
Duizenden, tienduizenden zijn saam-
gestroomd om te zien het geluk van
eene jonge Moeder, die baar kindje
aan den boezem drukt; het kraaiende
jonsken in haar armen opheft, met
van geluk stralende oogen kijkt naar
elk spartelen van de armpjes en
beentjes, naar elk guitig, koddig tasten
van de mollige vuistjes; die iets won
derbaars ontdekt in het stamelen van
klankjes. De tienduizenden zien op
naar het schouwspel en barsten los
in jubelend daverend donderend ge
juich, dat zich voortplant langs de
straten, de wegen, de grachten... De
Koerantiers, wier onbeoijdbare taak
't is van zulke dingen verslag te ge
ven voor hunne bladen, rijgen aaneen
adjectieven van snoezig- en doddig
heid. Zullen zich ook wel eens afvragen
welke toovermacbt dit alles toch
beheorscht...
Waarom juist dit kindje, even
lief, voorspoedig, leuk, aanvallig als
onielbare wichtjes van denzelfden
leeftijd, voorwerp is van aller,
bovenal van hunner (althans, te oor-
deelen naar de «warmte" van hunne
ontboezemingengeestdrift...
Achter de groote spiegelruiten van
oude Amsterdamsche patriciërshuizen
op de Bocht o.a. en van de moderne
paleisjes in de Van Eeghen-streek der
hoofdstad kan men dagelijks zien even-
mooje kopjes van lieve kinderkens.
En in de achterbuurten, waar
Pietje Puck zijn mooiste duivenplat
van heel de Leidsche buurt bezit,
kruipen en dartelen ze rond, de
stevige, kerngezonde afstammelingen
van het sklootjesvolck," die immuun
schijnen tegen al waar de hygiene
van gruwt en de infectie op aast...
Met «rozen op de wangen", gore en
onrijpe vruchten viezen afval van
snoeptafeltjes, modderige korstjes
brood in de knuistjes...
Ik vraag uwie iet op hen
Wien deert 't, anders dan heel-
klein kringetje van allernaaste ver
wanten, zoo zij sterven Wie be
kommert er zich om, zoo vaak een
zielig-klein kistje wordt gebracht naar
het kerkhof?.. Wie vermag becijferen
't aantal keeien, dat zoo'n half- of
kwart-ontloken bloem in de modder
wordt stuk-getreden, hetzij de ver
pletterende wielen van een auto, een
electrische tram, een kar, dan wel de
bokshoeven van sater eind maakt aan
het jonge leven?.., Wie bekommert
zich om de hartverscheurende smart
van een doodarm moedertje, dat neêr-
zinkt in eindeloozen weedom bij het
lijkje van wat haar koningskind, haar
alles, is geweest?
In het groote, baast drie eeuwen
heugende, breedë «achtste wondei
op den Dam zijn de feestlichten alom
ontstoken. Groote zalen werden inge
ruimd voor de machtige kleine, de
Prinses, de fee, de toovergodin.
Zij is de spil, waar alles nu om
draait. Wanneer ze schreit, gaat er
eene siddering door het paleis. En
haar glimlach is de zonneschijn,
heeft de Koningin zelve immers ge
zegd, in de moederlijke teederheid,
op het gastmaal, waar de booge heeren
der stad toe werden genood... Wan
neer Zij tast, grijpt, naar het Chineesche
duikelpopje, bet donsige beertje of
naar iels ander op Haar tafel, dan
teekenen de reporters 't haastig op
en vlechten er verhalen uit kinder
kamer omheen, die de menschen liever,
eerder, lezen, in deze Juliana-dagen
Dan wat ge maar wilt... Om te
zwijgen over bet Parlement, dat ge-
noegelijk-dommelend het M. U. L. O.
zit te heikauwen... Sterker: dan
bloedige verhalen van «drama de
jalousie", van veertigjarige minnaar,
die, in de Scheveningscbe buurt, zijn
twintigjarige nicht, doof voor de jam-
merbede van zijn dorstend harte, met
modern revolvertje... Niet sterker pief-
paffend dan kinderpistooltje... Ver
moordt en daarna eigen, toch-reeds
verwoest leven poogt uit te blusschen...
Zelfs zulke dingen trekken slechts
matige belangstelling nu... De eenjarige
Toovenares is onbeperkt meesteresse
van den dag. Wij verkeeren in het
teeken van prinses Juliana... Geen
kindje zoo lief, zoo schoon, zoo be
koorlijk, zoo heerlijk, zoo verrukkelijk,
zoo voorspoedig, aller harten zóózeer
veroverend dan zij, de erfgename der
Nederlaridsche Kroon...
Op haar richten zich nu vele, vele
tienduizenden enlhusiast-schitterende
oogen
Aldus lazen wij in Amsterdamsche
en andere bladen. En ook wanneer
wij uit de dilhyrambische ontboeze
mingen distilleeren de nuchtere, een
voudige waarheid, dan nog rest
ons genoeg om lang na te denken
over het groote, vreemde Raadsel...
Zeker. de «psychologie der massa«
is iets, dat stof verschaft tot veel
nadenken.
Zin voor adoreeren, aanbidden,
bewierrooken, toejubelen heeft het
groote complex menschen, op zeker
moment saamgestroomd, bovenal! Uit
allerlei periode der geschiedenis van
de menschheid kan men natuurlijk
tal en tal van straaltjes hiervan bij
brengen. Ook slechte, gehate vorsten
waren menigmaal voorwerp van wild
en ontstuimig-enthusiaste ovatiën. Dat
dus de goede, sympathieke, echl-popu-
laire, als die van ons Oranje-huis 't
in driedubbele mate ondervinden,
wien kan 't nog verwonderen?...
Een Willem V werd, ondanks alle
«keezenv ter wereld, als een trium-
phator gehuldigd. En na hem de
vrijheid en gelijkheid, plus de broeder
schap brengende vrienden uit Erankrijk
De «lamme Koning«, door Napoleon
uitgestuurd. Evengoed als arme, blinde
Rutger Jan. De beheerscher van bet
«parterre des roiss, Napeleon zelf,
had zich toen hij in datzelfde
«achtste wonderv ten jare 1810 een
dag vertoefde, niet te beklagen over
zijn nieuwe onderdanen...
Altijd-door: gejuich, gevlag, vet
potjes, feestgroen, hoezee's, vreugde
tranen, verknochtheid... Het verslag-
gevers-clicbé kon immers vele
decennia van jaren achtereen dienen...
Wie zal 't wagen te ontleden het
gevoel, dat verheerlijken doet, in be
toon van matelooze versiering, het
wichtje, waarvan zelfs de allervurigste
legitimist toch slechts hopen, ver
wachten kan?
Er is gezegd in deze dagen, door
iemand: beseft zij niet, hoe dit alles
byzantinisme, verafgoding is in den
puursten vorm? De constitutioneele
vorst, wiens schijngezag voornie
mand geheim kan wezen, moet bij
zich behagelijk gevoelen wanneer de
massa, zoo vaak hij langs haar loopt
of rijdt, hem verheerlijkt als redde hij
minstens dagelijks het vaderland?...
moeten die juichkreten hem niet,
is hij kalm-verstandig man, in de
ooren klinken als bespotting, als fel-
wreede ironie, zoodat hij gaat walgen
van de rol, die hij vervult?...
Maar dan... een onnoozel kindeken,
nog ganschelijk onbewust van wat
daar toch gebeurd 't ten slotte op
een schreien zettend van schrik over
al dat woeste misbaar... Verpersoon
lijkt 't dan niet, duidelijker dan iets,
dan eenig betoog kan doen begrijpen,
het zinledige van dit alles?...
Hoe men hier te doen heeft niet
de welbekende «suggestie der massa,"
psychische infectie, waarvan gij,
enkeling; zoodra gij «opgaat" in dat
agglomeraat, slachtoffer wordt, met
of tegen uw wil?... Die uren, voor het
Paleis op den Dam doorgebracht,
dit jaar en nog verschillende volgende
malen in Mei-maand van tweede de-
cenium der twintigste eeuw (hopen
wij immers allen) ze zullen saam
geweven worden met allerlei herinne
ringen van de menschen, die daar
stonden, keken, wachtten, juichten...
De aandoeningen, er doorleefd houden
verband met allerlei persoonlijke ge
voelens, uit eigen kleinen, intiemen
kringDat smelt-ineen. Dat wordt,
op de voortsnorrende film van her
innering, iets, waaraan we niet meer
kunnen denken zonder zachten wee
moed te gevoelen. Als we prinses
Juliana zien, eerst kind, dan op
groeiend meisje, dan jonkvrouwe,
staan op, herleven, worden scherper
de kleuren en omtrekken van wat, we
zeiven, in al die jaren, hebben door
gemaakt... En 't is of die eene figuur;
dat slanke blonde meisje, die afgod
der massa; dan nader, dichter tot ons
komt... Verwant is aan ons eigen le
ven... Herinneringen uit zelf-door-
leefde smart en zelf-doorleefde vreugde
schijnen, door mysterieusen band, ver
knocht te zijn aan die figuur, welke
wij telkens zagen, als middenpunt van
gloeiende ovatiën, op allerlei «rust
punten" van ons aardsche zijn...
Ik geloof, dat hierin ligt iets van
het groote, vreemde geheim der sug
gestie, welker uitgaat van een vorst,
eene vorstin, opgegroeid temidden van
het volk, waarvan zij de eei bied ver
persoonlijken.
Er komt nog veel bij, zeker...
Nationale trots, nationale solidari
teit... Haast zou ik de fraaiste woorden
gaan putten uit het zakboekje der
verslaggevers van «Koningsdagen"...
Het schouwspel van liefhebbende
moeder,-die baar kindje aan de borst
drukt, is schoon genoeg, immers, om
er alles luister van «royalty" te kun
nen ontberen. Aldus heeft onze
Koningin 't ook opgevat blijkens haar
sympathieke, sober-bartelijke toe
spraak tot de heeren van Amsterdam,
aan hare disch vereenigd. Het echte,
lieve, trouwe moederharte zal afkeerig
zijn van al wat niet echt, niet waar
is; verwantschap heeft niet valsch,
gezwollen pathos...
De taak van modern constitutioneel
Koninschap, dat zich moet doen be-
lauweren en bekransen, is soms pijnlijk
en deerniswekkend genoeg. Maar de
heilige, alles louterende waarachtig-
14) DOOB
Gij ziet wel, dan moeten wij toch
vechten en dat wel voor belangen,
die ons vreemd zijn. Dan zullen de
Russen ook niet vragen of wij soms
hier een vader of moeder, een vrouw
of kind hebben achter gelaten. Wan
neer dan het Hollandsche contingent,
versmolten tot de helft van het aantal
waarmede het uitrukte, terugkeert, dan
wilt ge zeker, dat wij nog vol geest
drift zullen roepenHoch den Kaiser
en hem dankbaar zullen wezen voor
de eer, ons onder zijne vanen te hebben
geduld. Dank U zeer
«Maar mijn waarde heer, ik zeide
U immers reeds, dat men den strijd
kon vermijden door toe te geven,"
hernam de kapitein, die echter met
blijkbaar welgevallen naar de woorden
van den aspirant vrijschutter geluistert
had. «Ziet ge, dan is er immers geen
sprake van inlijving."
«Toegeven I" riep het drietal als uit
één mond. «Toegeven! Als of wij niet
reeds alles toegegeven hadden, wat
maar eenigsziDS er mee door konalsof
wij niet reeds lang tot het uiterste
randje van den afgrond genaderd zijn,
waarin dat onophoudelijk ten toon
stellen onzer zwakheid ons eindelijk
zal doen storten.
Is het niet juist aan onze lamlendig
heid te wijten, dat wij voor een nul
in het cijfer worden aangezien? en
dan nog maar steeds blijven buigen
Neen, kapitein, neem mij niet kwalijk,
maar ik geloof, als onze voorouders
er zoo over gedacht hadden als gij,
dat Nederland nog heden een vasalstaat
van Spanje zoude zijn."
«Het onderwerp, dat wij hespreken,
kan men van zeer verschillende kanten
bezien en beoordeelen, mijn waarde;
't is de vraag maar, wat het Neder-
landsche volk in de waagschaal wil
stellen voor het behoud van zijn pre
stige, dat voor een land als het onze,
toch slechts een zeer geringen waarde
heeft. De tijd, dat wij aan onze woorden
kracht bijzetten konden, door er een
uitroepteeken in den vorm van een
machtige vloot of een flink leger achter
te plaatsen, is nu eenmaal voorbij, daar
I een vloot van voldoende sterkte on
noemelijk schatten zou verslinden en
de huurtroepen, waarmede men eertijds
een leger kon samenstellen, tot het
verleden behooren. Ik zeg U nogmaals,
dat ik voorhands niet aan'een oorlog
geloof en het van de zijde der diplomatie
onverantwoordelijk zou vinden, als zij
niet het uiterste beproefde om dien
te voorkomen. Eerst wanneer elke
andere oplossing bepaald onmogelijk,
verstaat ge, bepaald onmogelijk, is «voeg
de de kapitein er met een sluw lachje
hij," mag men het tot den strijd laten
komenlichtgeraaktheid, lichtzinnig
heid en dergelijke zwakheden meer,
mogen geen oorzaken zijn, dat er zulk
een groote ramp over het land komt.
Doch reeds te lang en te breedvoerig
hebben wij over dit onderwerp gespro
ken. Gij zoudt mij iets van Gooische
scherpschutters verhalen meen ik."
Scherpschutters j uist niet, vrij schut
ters meen ik te hebben gezegd. Na
hetgeen wij echter zoo even van U
gehoord hebben kapitein, geloof ik
weinig sympathie voor mijn verhaal
bij U te zullen vindenik wil U noch
tans het doel van onze komst mede-
deelenmogelijk dat uwe zienswijze
daardoor verandert, dan zouden wij
toch kunnen samenwerken. U moet
dan weten, dat zich een vijf en twintig
tal jongelui vereenigd heeft, tot een
corps, om zoodra de oorlog uitbreekt, den
vijand het verblijf in de bezette pro
vinciën zoo onaangenaam mogelijk te
maken. Wij rekenen, dat de sterkte
van dat corps spoedig tot honderd
man zal aangroeien, waardoor het mo
gelijk zal wezen hier en daar met succes
op te treden. Ons vrijcorps, zal verder
geheel op zich zeiven staan, en niemand,
dan zijn bevelhebber gehoorzamen.
Wapening, kleeding enz. daarom
trent zullen wij later beslissenvoors
hands is onze taak, de gewenschte
sympathie voor ons doel bij de jongelui
op te wekken en een aanvoerder te
zoeken, die van nu af, de leiding en
organisatie van het vrijcorps op zich
zou willen nemen. In de hoop in U
onze man te zullen vinden, kwamen
wij U een visite maken kapitein. Wat
dunkt U van zoo'n bevelhebberschap
«Mijne vrienden," antwoordde Korf,
«het is zeer streelend voor me, dat
ge het oog op mij hebt laten vallen,
doch voor het oogenblik, acht ik iedere
demonstratie, hoe onbeduidend zij ook
moge wezen, bepaald nadeelig voor
een vreedzame oplossing, en moet ik
dus voor de eer bedanken."
«'T is onze bedoeling niet kapitein,
dat U al aanstonds het roer in handen
zoudt nemen, laat ons voorloopig be
gaan, de vraag is slechts of wij op U
kunnen rekenen, als de nood aan den
man komt-" hernam Daan, hem op
deze wijze trachtende over te halen.
«Dat zou voor U een aanmoediging
zijn, om op den ingeslagen weg voort
te gaan, heel de stad in rep en roer
te brengen, om aan uw roepstem ge
hoor te geven, en zich bij Uw vrijcorps
aan te sluiten en dit acht ik in
de gegeven omstandigheden, op zijn
minst genomen, onvoorzichtig. Waart
gij eeD paar maanden vroeger met
hetzelfde verzoek bij mij gekomen, ik
zou geen oogenblik geaarzeld hebben
mij bij U aan te sluiten; zoo als de
zaken thans echter staan, kan ik niet
anders, dan U de grootste omzichtig
heid aanbevelen. Laat ons den loop
der dingen afwachten. Als het beslis
sende oogenblik daar is, zult ge van
mij hooren, maar dan moet ik ook
overtuigd zijn, dat gij tot zoolang geen
enkele poging zult wagen, om de
aandacht te trekken. Alles moet blijven
zoo als het op dit oogenblik is, zoo
niet, dan zeg ik, dank je."
Schimmel dacht een oogenblik na,