NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
No. 75
Zaterdag 17 September 1910.
Negen-en-dertigste Jaargang.
DE WEEK.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
FEUILLETON.
DE INVASIE DER DUITSCHERS.
Amersfoortscfae Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
17 September.
Weet ge, bij wordt schandelijk
miskend, de brave arme Jan Publiek.
Tot deze conclusie ben ik dezer dagen,
na lange en diepe bespiegeling, ge
komen.
Hij is niet wreed, niet onbarmhartig,
niet oppervlakkig, niet genotziek, niet
grof. 't Is duizendmaal verkon
digd, een leugen 1
Jan Publiek is een goede, beste
kerel, een «coeur d'or.«
Weet-je, wie verantwoordelijk moe
ten gesteld voor zijn domme streken'?
De guiten, die hem exploiteerendie
munt slaan uit zjjne goedgeloovige
naïviteit. Vandaag leeren zij hem lek
kertjes-griezelen in de verwachting dat
een man of eene vrouw, in veertien-
daagsche program van tingeltangel
opgenomen, een «salto mortale" zal
maken, doodelijken sprong, met
of zonder fiets onder zich, uit nok
van gebouw... Morgen laten zij bem
kijken menscben, die tegen salaris
degens slikken, op zich laten mikken
met revolvers, en zulke liefelijkheden
meer. Jan Publiek is een sukkel, voor
wien ik nu eens de partij wil beproeven.
Hij zit te lodderoogen in z'n circus
klapstoeltje en beeft geen Hauw besef,
geen benul van wat daar nu eigenlijk
vertoond wordt. Hij hoort het orkest
slepend wijsje spelen... Merkt eigenlijk
bitter weinig van de spanning der
gemoederen om hem heen... Totdat
Sien, zijne trouwe gade, hem een por
in de lendenen geeft:
»Jan, kijk dan toch eens effetjes
Hè, hoe prachtig!... Straks breekt de
vent z'n nek nog!... Corri, geef me
wat eau-de-clogne. Wil-je nou ge-
looven, dat ik daar betoèrd van
word?... Hè!"
Dan lodderoogt beste, goeie, brave
Jan Publiek omhoog, grinnekt even,
klapt in de vettige handen, schreeuwt
mee: «Bravo!... Bravo!"
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoouno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer Tl, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
in het net, dat onder hem gespannen
werd. Jan heeft heusch geen flauw
benul van wat er nou eigenlijk ge
beurd is...
Deze week-toen Jan Olieslagers
in de buurt bij Amsterdam zou gaan
vliegen en een plattelands-burgervader
in nobele verontwaardiging decriteerde
dat 't bladstil" was... Zijne gemeente
naren hadden waarachtig al lang ge
noeg gewacht, gehunkerd... De eer
van Buiksloot was ermee gemoeid-
Vooruit, de lucht in, hoor! En gauw
wat
Ziet-ge, toén heeft Jan Publiek zijne
ware, brave natuur; zijn goedaardig
karakter getoond.
«Niet vliegen riep de menigte. En
schoon blos van verontwaardiging
's burgemeesters kaken verfde; schoon
de gemeente-veldwachter rondkeek
met oogen... oogen...
De «vox populi" deed zich gelden.
Maar nu dan toch eens de ware, echte,
lotlelijke.
Het gebeurde met Clément van
Maasdijk stond allen nog zoo scherp
vóór den geest. Zeker, men ver
langde ernaar om een «mensch-vogel"
door het luchtruim te zien zweven.
Later is weet men de deugd
ook beloond.
Jan Olieslagers heeft gevlogen,
en dat op eene manier, dewelke de
heeren van de R. V. B. tot eene geest
drift bracht, zoo gloeiend en alles-
vergetend dat er kransen en huide
telegrammen op konden overschieten.
Dat de Amsterdammers naar bun
nen daken duivenplutjes holden. Dat
de komst der Belgische Majesteiten er
baast door op den achtergrond ge-
geraakte
Ik breng hier hulde en doe 't
in volkomen oprechtheid; in ernst,
waarin geen ziertje, geen atoomtje
van schets of irrnie. Schild aan
besten braven Jan.
Publiek, die Olieslagers belette om
te gaan vliegenieren toen de Buiksloter
De toer is afgelooopen. Gesalarieerde) burgervader 't bladstil vond, maar de
waaghals staat heelhuids, voor ditmaal,] vlaggen werden gerukt geschud door
nijdig-gevaarlijken wind.
Gelukkig we zijn geen menscben,
wij, in de Zeverilandsche Buurt,
van bloed dorstig behagen ie scheppen
in het doodmartelen van arme stieren
en paarden in het elkaar de oogen uit
pikken en kerven van hanen. Wij heb
ben ons getoond in onze eigen, echte
natuur. Dat mag slof tot vreugde
geven. Misschen breekt er nog eens
goede tijd, eeuw van Nebucadnezar,
aan, waarin tevergeefs inpresario's van
halsbrekendeextra-sensationeeletoeren
hier hun beurs met Nederlandscbe
geldstukken zullen trachten te vullen,
speculeerend op de slechtste neigingen
in menschelijke natuur, dewelke ook
het van vreemde krachten vrije Hol-
landsche bloedvolgens weten
schappelijk secure overtuiging moet
bezitten?
Er zijn ziet-ge Jan Publiek's met
hoeden en met petten op... Het onder
scheid vervaagt in onze dupe, niet
waar? Men heeft van die mooie,
breedkleppige »sportpetten,« die duur
der zijn dan echte meneers-hoeden.
Wij zullen eerlang het criterium van
beoordeeling moeten wijzigen. Jan
Fortuin heeft, jaren geleden, gespro
ken, van «proletariërs met een hoed
op«... 't Zal misschien eerlang dienen
gewijzigd te worden.
Hoe 't mag zijn, ook de Jan Publiek,
die een hoed draagt thans toch
nog kenteeken van meneerschap, zij
t' op uitersten grens, heeft me in
de jongste dagen stof tot «afzonder
lijke bewondering# verschaft. Daar
kwam eene zeven-en-zestigjarige uit
Frankrijk, Die jongere generatiës ge
roerd, getroffen heeft door den too-
verklank van haar «gouden stem.«
Een wonder van levenskracht toonde
Sarah Berhardt. Ik geloof, dat wie
bier van botte, lage »reclame« spreken,
dat zij 't mis hebben dat zij bewust
of onbewust liegen. De «divine Sarah«
kan niet gelooven, dat de tijd van
scheiden voor haar is aangebroken.
Ik dacht deze week aan De Genestet,
weemoedig liedekeu:
«De dwaze grijsaard dwingt
En zingt het liedje van verlangen.
Maar maar, écht-mooi, vind ik 't van
Jan Publiek, dat hij, ondanks rauw-
geworden stemgeluid en mat spel,
toch nog tooverwerk van hoog be
jaarde, haar, mme Bernhardt, de
zelfde gloeiende enthusiaste hulde
heelt gebracht, toen zij het kunststuk
ondernam van «l'Aiglon# te komen
spelen, als haar dertig jaren geleden,
werd geboden, bij haar tournee door
den lande. Ik weiger te gelooven, dat
slechts de lagere drijfveeren, met
»reclame« in verband staande, hier
hun invloed deden gelden. Men her
innerde zich de goede gouden dagen
van vroeger. Men huldigde den roem,
de glorie der bejaarde... Scboon zij
dan niet meer geven kan wat ze
eenmaal vermocht.
Jan Publiek, ook bij, die dfie
riksen voor eene plaats kan offeren
toonde zich hier van zijne beste zijde.
Weet ge, in deze vreemde en
zonderlinge ernstige dagen van over
gang wij moeten oppassen.
Waar ons goud en diamanten in
figuurlijken zoowel als in gewone zin
nu eens gesproken worden aange
boden, wel degelijk, deugdelijk
weten wat we ons aanschaiïen. Opdat
we niet kat-in-den-zak koopen
Robert Macaire en zijne kornuiten
zijn herleefd, in allerlei vormen,
gedaanten, onder velerlei soorten van
zeer-bedriegelijke maskers dolen zij
rond. De pseudo-graven Le Ramé
beloeren onze brandkasten. Met ace-
tyleen-vlammen, met beiteltjes, met
vernuftig-gedachte instrumenten, als
inbrekers-op to date. Doch ook zeer
elegant gekleed, gardenia in hetknoops-
gat, heerlijk geparfumeerd monocle
voor oog gekneld, smoking om de
Every-inch een grand-
Straks wint monsieur le
een fortuintje af. Prikje,
o, onmerkbaar voor
schouders,
seigneur!,
tomte u
scheurtje,
oningewijde, in kaart is absoluut
onnoodig geworden. De achterklein
zoon van Schinderhannes versmaadt
zulke middelen. Hij kan u ook zonder
dat in een dag-of-wat ruïneeren, aan
lager wal brengen, zoodat gij de vrije
keuze hebt om of aan de deuren
enveloppen te gaan verkoopen of
u bij z'n bondgenooten aan te sluiten...
De kwartjesvinders met hoeden en
de «Bauarnfiinger# met petten op,
ze vormen een groote kongsi
Zeker, oppassen is meer dan
ooit de boodschap.
Wij, menschen van 1900-zooveel,
dienen goed uit onze oogen te kijken.
Gelijk 't zaak is om ons niet, wanneer
de lange lijst wordt voorgelezen van
hetgeen de eerste zitting der Staten-
Generaal der periode 19101913 «tot
stand bracht" in sluitings-bijeen-
komst van 17 September te laten
bedwelmen door klinkklank van woor
den en wetstitels...
Rustig-sceptiscb af te wachten wat
de spanne tijds tusschen Prinsjesdag-
1910 en zijn opvolger van 1911 aan
wezenlijk-tastbaar resultaat zal schen
ken...
Zóó moeten we ook in vele andere
opzichten omzichtig wezen. Maar ver
anderen, kan ik niet dat Jan Publiek s
houding bij Jan Olieslagers èn bij
«la divine« me nu eenmaal in zonnig-
optimistische stemming heeft gebracht.
Welke mij het samen komen van Koning
Albert van Belgie en zjjne gade met
onze Koningin en Haar Gemaal eene
gebeurtenis doet lijken, die stof tot
waarachtige vreugdegeeft. Het Koning
schap van onze tijd, zijne roeping
en taak begrijpend om voor te gaan
in al wat het zedelijk en geestelijk
welzijn van een volk kan bevorderen,
verheffen, los, vrij, van verouderde
feadale begrippen, met egoïstischen
zucht naar machtsuitoefening verband
houdend. Vorsten en Vorstinnen, die
de eersten, de voorsten, de «voor
trekkers" willen wezen bij al wat voor
het zuiver-menschelijk gevoel waar
achtig goed en groot mag en moet
32) DOOR
-A-. T. 3D-a.clisitea,\a.-
«Neem het bevel van mij over, tot
ik terugkeer", zeide Daan tot zijn
vriend, «ik moet weten, wat er van
mijn bode is geworden."
«Ga niet alleen", antwoordde
Edmond, «laat ons liever iemand naar
de verzamelplaats zenden om den ka
pitein in te lichten, met de overigen
gaan wij dan zoodra de schemering
invalt, naar het dorp om te onderzoe
ken wat de reden is, dat uw bode niet
terugkeert."
«Daar heb ik vrede mee", hernam
de andere, «laat van Braam dan gaan:
zeg den kapitein mijn waarde", ver
volgde Daan tot den bedoelde, «dat
wij naar Lunteren zijn gegaan, gij weet
om welke reden, en dat wij dezen
omtrek niet zullen verlaten, voor Spits-
kerk levend of dood terugevonden is.
Adieu
Van Braam, voorzichtig geworden
door het uitblijven van zijn makker,
zag zijn revolver na, of deze zoo noo-
dig onmiddelijk zou kunnen dienen,
en begaf zich dan op weg.
Toen de duisternis zoover was toe
genomen, dat men meende zonder ge
vaar van onmiddelijk ontdekt te wor
den, te kunnen vertrekken, begaf de
troep zich naar het dorp. Zonderling
genoeg was hier geen enkele vijand
te bespeuren, alles scheen integendeel
in diepe rust.
«Die stilte bevalt mij niet", zeide
Daan, «ik wil om al wat ge maar wilt
wedden, dat het hier niet pluis is."
«Als het hier spookt, goede vriend,
zullen het toch waarschijnlijk spoken
met achterladers zijn, waartegen wij
op onze hoede moeten wezen".
»'T is een raadselachtige geschie
denis- Vonden wij onzen vriend Spits-
kerk maar, dan zou ik er voor zijn
zoo spoedig mogelijk terug te keeren.
Wij kunnen echter zóó niet van hier
gaanzonder een schot gelost te heb
ben een man te verliezen, dat is al
te dwaas
«Welnu, zoek hem dan, gij ziet toch,
dat allen gevlucht zijn of zich in hunne
huizen opgesloten hebben."
Onder deze woordenwisseling was
de kleine bende al zoekende het dorp
doorgetrokken en stond thans voor den
zijweg die naar het Westen leidt.
«Ik verbeeld mij telkens te hooren
schieten", herhaalde Edmond na een
oogenblik «zullen wij dezen weg op
gaan of verkiest gij het onderzoek op
te geven
«Dat nooit! Spitskerk moet terecht
komen. Maar parbleu, gij pronkt al
tijd zoo met uw New-Foundlander,
laat hem nu eens toonen, dat hij de
kunst verstaat. Ala menschenredder
vooruit! zoek den kameraad, gauw!»
De hond verroerde zich niet.
«Dat zet ik den beste», riep Edmond
licht geraakt, «hij kent Spitskerk niet
eenshebt ge iets, dat hij bedragen
heeft, een kleedingstuk of iets derge
lijks
«Denk je, dat hij ons een relekwie
heeft nagelaten I Neen goede vriend,
ik zie het al: ik geef geen cent voor
heel de snuggerheid van je hond.»
«Het zij zoo, laat ons daar verder
niet over twisten, zeg slechts wat ge
begeert, dat er geschieden moethier
kunDen wij niet blijven.»
«Als wij dan eens deze richtig in
sloegen
«Goed; baat het niet, het schaadt
even min.»
Allen volgden thans de aangewezen
weg, doch zonderling genoeg, de hond
bleef achter.
«Hier Erna! «riep van Rodenburg,
zijn geleider missende.
Het dier gehoorzaamde, doch zag
onder het voorttrekken herhaalde
malen om. Eindelijk bemerkte zijn
meester de ongedurigheid van den
New-Eoundlander en begreep, dat dit
een oorzaak moest hebben.
«Wij moeten niet verder gaan vrien
den,» zeide hij tot de vrijschaar, »ik
merk aan het gedrag van den hond,
dat er naar de zijde van het dorp iets
niet in den haak is.»
«Komaan, zal zijn profetische gave
eindelijk blijken laat hooren wat hij
te zeggen heeft,» zeide Daan.
«Spreek op Erna, wat gebeurt daar
ginds, is er onraad?»
De hond antwoordde met een vrien
delijk gebrom en kwispelde met den
ruigen staart.
«Verbazend!» spotte Daan, »een
Phytie zou het niet kunnen verbeter
en steek hem eens een lauriertak
tusschen de tanden, -of wat hier meer
voor de hane ligt, zoo'n kleine sparre-
boom
«Alzoo geen onraad," vervolgde
Edmond, zonder zich aan de spotter
nij van zijn vriend te storen. Wij volgen
Erna, vooruit maar.»
De hond wachte geen tweede be
vel af doch schoot als een pijl uit den
boog vooruit en was weldra in de
duisternis aan het oog der vrijschut-
i ters onttrokken. Een oogenblik staarde
allen verbaasd het vlugge dier na,
dan volgde men hemeerst aarzelend,
vervolgens wat vlugger, en eindelijk
zoo snel als men loopen kon.
Toen de vrijschaar aldus een eind
den weg naar Barneveld gevolgd zijn
de, aan den zijweg kwam, die naar
Meulunteren leidt, wist men niet
welke richting te volgen, daar de
hond reeds uit het gezicht verdwenen
was, toen hij op dat punt moest geweest
zijn. Men achtte het daarom raadzaam
de terugkomst van den New-Found
lander af te wachten.
Na verloop van eenigen tijd, hoor
de men uit de richting van Barneveld
den geregelden pas van een afdeeling
militairen.
'T was kapitien Korf met zijne af
deeling welke door van Braam ge
waarschuwd, aan het onderzoek naar
naar den vermiste kwam deelnemen.
Voor men thans vereenigd daartoe
over ging, deden Daan en Edmond