Besluit van de Gedeputeerde Staten van Utrecht van 23 Januari 1911,3e afdeeling, no. 151/273 tot goedkeuring van de raadsbesluiten van 10 Januari 1911, no. 412, tot vaststelling van ver ordeningen en art. 1146/s der Ge meentewet. (Ter Secretarie ter inzage voor de leden). Een verzoek der vereeniging Handel en Nijverheid om f 100 subsidie voor het doen houden eener voordracht over electrische energie verduidelijkt door lichtbeelden. Namens het Dagel Bestuur stelde de voorzitter voor dit verzoek in te willigen waartoe zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming werd besloten. Tot tijdelijk wethouder benoemde de Raad met 10 van de 15 stemmen de heer H, W. van Esveld. Aan de heer M. L. Celosse werd eervol ontslag verleend als ambtenaar van den burgerlijken stand, onder dankbetuiging voor de in die betrek king bewezen diensten. Zonder discussie of hoofdelijke stem ming besloot de Raad vervolgens over eenkomstig het vooistel van Burge meester en Wethouders, I. Op grond van art. 31 van de concessie verleend aan de Utrechtsche Waterleiding-Maatschappij, «Compag nie des eaux d'Utrechta, tot den aan leg en de exploitatie eener drinkwa terleiding uitdrukkelijk uit te spreken, dat deze concessie-voorwaarden geen uitfluitend recht tot den aanleg en de exploitatie eener drinkwaterleiding aan de genoemde Maatschappij ver leenen en dat uit deze concessie-voor waarden geen verplichting van de Gemeente voortvloeit om zich van het aanleggen en exploiteeren eener eigen gemeentelijke drinkwaterleiding te onthouden II. afwijzend te beschikken op bet adres van de Utrechtsche Waterlei ding Maatschappij «Compagnie des eaux d' Utrecht«, dd. 13 Dec. 1910. Besloten werd tot wederopzeggens aan de Vereeniging «Handelsschool voor Amersfoort en omstreken" eene jaarlijksche subsidie te verleenen van f 4000 met ingang van den eersten dag der maand, in welke de exploita tie van de school een aanvang neemt onder de voorwaarden a. dat door het Rijk en de Provincie jaarlijksche subsidiën gegeven wor den tot zoodanige bedragen dat een behoorlijke exploitatie van de school mogelijk is; b. dat de Gemeente in de gelegen heid worde gesteld op die school, welke eene voldoende uitgebreidheid moet bezitten, toezicht uit te oefenen c. dat door het Bestuur jaarlijks de Begrooting voor het volgend en de Rekening van het afgeloopen jaar, met bijlagen aan Burgemeester en Wethouders ter goedkeuring worden gezonden en een uitvoerig verslag aangaande de inrichting aan den Raad worde ingediend. d. dat de tijd en wijze van uitbe taling van de subsidiën en de wijze, waarop toezicht zal worden uitge oefend, door Burgemeester en Wet houders worden bepaald. Hierna kwam aan de orde een voor stel van Burgemeester en Wethouders betreffende de Bouwverordening en daarmede samenhangende strafveror deningen. Burgemeester en Wethouders schre ven hieromtrent aan den Raad het navolgende: Bij uw besluit van 10Januari 1911 werd in onze handen gesteld het be-, sluit van de Gedeputeerde Staten van Ltrecht van 3 Jan. 1911, 3e Afdeeling rio. 4846/44, waarbij goedkeuring onthouden is aan de door uwe ver gadering op 29 November 1910 vast gestelde Bouwverordening. Naar aanleiding van dit besluit hebben wij de eer het volgende in herinnering te brengen. Bij schrijven van 2 Febr. 1909, 3e Afdeeling no. 4667/270, deelden Gedeputeerde Staten bezwaren mede tegen artikel 2 der Bouwverordening, welke bezwaren door ons beantwoord werden in ons rapport van 4 Mei 1910, Afd. I, no. 639 (Bijlage 145) Daarna werd, bij schrijven van de Gedeputeerde Staten van 29 Augustus 1910, 3e afdeeling no. 2925/2306, uwe vergadering eene andere redactie voor artikel 2 in overweging gegeven. Bij ons advies van 28 November 1910. Afdeeling I no 1547, voerden wij tegen deze redactie bet bezwaar aan, dat voor het maken van putten no- leeiing, privaten buitenshuis, volgens die redactie geen vergunning noodig zou zijn, terwijl de verordening te di«n opzichte wel voorschriften geef^ zoodat eene behoorlijke controle op de naleving der verordening onmoge lijk zou worden. Dit gevolg zou ver oorzaakt worden, omdat in de door Gedeputeerde Staten voorgestelde redactie uitsluitend gesproken werd van constructies in een gebouw. Blijkens het besluit van 3 Januari hebben de Gedeputeerde Staten thans bezwaar tegen goedkeuring van art. 2 in verband met art. 11 waar voor geschreven wordt, dat ook een getim merte gesteld moet worden volgens de rooiïng, door welke bepaling indi rect de in art. 2 genoemde vergunning ook geëischt zou worden voor getim merten, waardoor de bevoegdheid, den Gemeenteraad gegeven bij art. 135 der Gemeentewet, zou worden overschreden. Op eenvoudige wijze en zonder belangrijke wijziging kan aan dit bezwaar worden tegemoet gekomen door in art. 11 «of getimmerten te schrappen. Door deze wijziging wordt aan de bedenkingen van de Gede- puteeide Staten voldaan, terwijl de bezwaren door ons aangevoerd in ons genoemd advies van 23 November, vermeden worden. In verband hier mede zal het tevens noodig zijn, in de definitie van «rooilijn®, gegeven in art. 1, geen melding te maken van «getimmerte*. Het tweede bezwaar tegen art. 2. bestaat hierin, dat door het bouwen zonder vergunning te vei bieden, eene uitbreiding aan art. 5 der Woning wet zou worden gegeven. Met de uitdrukking «bouwen®, voorkomende in art. 2. der Verorde ning. is niet getracht eene uitbreiding te geven aan «het oprichten of ge heel of voor een gedeelte vei nieuwen van een gebouw,® welke woorden in art. 5 der Wel gebezigd zijn, zoodat er van onze zijde geen bezwaar be staat in dit opzicht aan de bedenkingen tegemoet te komen. Naar ons oordeel zijn beide uitdrukkingen synoniem. Bij de thans voor art. 2 voorgestelde redactie is dan ook dit punt van ver schil vermeden. Ten slotte wordt als derde bezwaar in de laatste overwegingen van het besluit aangevoerd, dat art. 2 gedeelte lijk dezelfde bepaling bevat als art 5 der Woningwet, betgeen iri strijd zoude zijn met art. 150 der Gemeente wet; immers de verordening mag niet een zelfde bepaling inhouden als de wet. Naar aanleiding hiervan hebben wij de eer U in herinnering te brengen, dat destijds bij de vaststelling van de Verordening op de heffing van het vergunningsrecht door den Minister van Binnenlandsche Zaken uitdrukke lijk geëischt werd, dat bepalingen van de Drankwet overgenomen werden in de gemeentelijke verordening (zie Bijlage Raad 1905, no. 1542). Dit standpunt is destijds door ons college bestreden, evenwel zonder gunstig gevolg. Hoezeer wij derhalveinbeginsel ook krachtens onze vroeger verdedigde opvatting, de gemaakte opmerking onderschrijven, achten wij haar ten aanzien der Bouwverordening niet juist, omdat in art. 112 dier verorde ning bepaald wordt «De bepalingen van deze verorde ning worden geacbt slechts te gelden voorzoover in het daarbij geregelde niet is voorzien bij de Woningwet of eenige andere wet of Provinciaal regle ment.a Door dit artikel is derhalve voor zien in bet door Gedeputeerde Staten genoemde bezwaar. Uwe vergadering heeft thans de keus tusschen het in beroep gaan van het besluit van de Gedeputeerde Staten, of wel eene wijziging in art. 2 aan te biengen. Uit het vorenstaande blijkt, dat een redactie vari art. 2 juncto artt. 1 en 11, mogelijk is, waardoor aan de bezwaren van Gede puteerde Staten kan worden voldaan, terwijl tevens de nadeelen vermeden kunnen worden, welke omschreven zijn in ons advies van 23 November 1910. Aangezien het zeer wensehelijk is, dat de nieuwe Bouwverordening zoo spoedig mogelijk in werking treedt hebben wij de eer U in overweging te geven, doze verordening vast te stellen conform uw besluit van 29 November 1910, no. 412, gewijzigd overeenkomstig de navolgende noia van wijziging: Art. 1, lid 5 te schrappen »of het plaatsen van getimmerten.® In Art. 2 wordt in plaats van «Het is verboden te bouwen of* gelezen: «Onverminderd het bepaalde bij art. 5 der Woningwet is het verboden«. Art. 11 te schrappen «ofgetimmertea. Met algemeene stemmen werd deze nota van wijziging vastgesteld. Naar aanleiding der salarisregeling van de ambtenaren der gasfabriek zonden Burgemeester en Wethouders de Raad de navolgende nota: Bij de behandeling vari volg0. 165 van de Begrooting voor 1911. «Uit gaven wegens exploitatie van de gas fabriek,® werd een voorstel door een uwer leden ingediend en door uwe vergadering aangenomen, strekkende tot verhooging van het onderdeel »jaarwedden« met f300. De uitwerking van dit voorstel ondervindt eenig be zwaar, omdat wij ten aanzien van de bedoeling uwer vergadering twijfelen. Bij ons voorstel van 30 Augustus 1910, Afdeeling I, no. 1207, (bijlage Raad no. 255) betreffende de salaris sen van een groot aantal ambtenaren vroegen wij een crediet van 1350 aan voor verbooging van salarissen van enkele ambtenaren, verbonden aan de gasfabriek. Bij ons antwoord op de afdeelingsverslageri, d.d. 25 October 1910, Afdeeling 1, no. 1436 (Bijlage 341) deelden wij mede hoe wij ons de salarisregeling voor de betrokkenen voorstelden. Voor den len klerk. 2en kleik en jongsten klerk op welke ambtenaren deze nota betrekking heeft zou volgens ons voorstel de salaris regeling als volgt worden vastgesteld Ie klerk f7001900, vier 2-jaai- lijkscbe verhoogingen van f50; jongste klerk f200—f400 vier 2- jaai lijksche vei hoogingen f50; In verband met de dienstjaren van deze ambtenaren en in aanmerking nemende de regeling, die voor andere mbi leken ambtenaren ingevoerd zou worden, zou het salaris voor de 3 betrokken ambtenaren op 1 Januari 1911 vastgesteld zijn respectievelijk op f750, f550 en f250. Ieder dezer ambtenaren zou dan eene vei hooging op I Januari van f50.genieten. De daarvoor vereischte f 150 was be grepen in het door ons aangevraagde crediet ad f350— (voorstel van 30 Augustus Afd. 1 no 1207). In uwe vergadeng van 1 November werd, gelijk hiervoren medegedeeld is, bovendien een bedrag ad f300.voor de betrokken ambtenaren beschikbaar gesteld Als motief voor dit bedrag werd aangevoerd gelijkstelling met de ambtenaien van de Secretarie. Indien men evenwel de 3 ambtenaren gelijk wenscht te stellen met de ambtenaren ter Secretaiie, dan is niet een bedrag van f30d vereischl, maar kan met 1 150volstaan worden (Hierbij zij opgemerkt, dat de betrekking van «jongste klerkff niet bestaat op de Secretarie; voor vergelijking kan even wel de soortgelijke betrekking bij het Bureau voor Openbare werken ge nomen worden). Immers de salarissen voor die ambtenaren zijn als volgt geregeld le klerk ter Secretarie f800—f 1000, vier 2-jaai lijksche verhoogingen van f50; 2e klerk ter Secretarie f600f800. vier 2-jaarlijksche verhoogingen van f50; Jongste klerk openbare werken f250— f400, vier 3 jaarlijksche verlioo- gingen van f 50. Daarbij is evenwel bepaald, dat voor de 2e klerken ter Secretarie op 1 Januari 1911 geen dienstjaren zouden medetellen, zoodal hun salaris zou be dragen fOOO. (De betrekking van le klerk is niet vervuld). Voor den jongsten klerk bij Openbare werken zou het salaris op f300 bepaald worden. Wenscht men derhalve gelijkstelling van de ambtenaren der gasfabriek met de genoemde ambtenaren, over eenkomstig de discussie in uwe ver gadering van I November, dan zouden deze ambtenaren van de gasfabriek op 1 Januari 1911 moeten genieten respectievelijk (800, f600 en f300. d. i. voor ieder f 50 meer dan volgens het voorstel van ons College. Van het door U toegestaan bedrag ad f 300, wordt evenwel slechts een bedrag van f150 gebruikt. Wenscht uwe ver gadering het geheele bedrag besteed te zien, dan kunnen de jaarwedden van de 3 betrokken ambtenaren respec tievelijk op f850, f650 en 1350 ge bracht worden. Evenwel ontbreekt dan de als motief voor het voorstel aange voerde gelijkstelling rnet de andere ambtenaren. De moeilijkheid, waarvoor ons col lege staat bij de uitvoering van uw besluit, zal U uit het bovenstaande gebleken zijn. Immers wij hadden de keus of het toegestane bedrag ad f 300 geheel te besteden met ver waai loozing van de motieven, welke voor uw besluit aangevoerd zijn of, met inachtneming dier motieven, van het bedrag slechts de helft te gebruiken. Gaarne zullen wij zien, dat uwe vergadering uitspreke in welkeD zin zij gehandeld wenscht te zien met de jaarwedden der genoemde ambte naren. Hier werd heel wat over gerede kaveld. De heer Gerritsen meende dat indertijd door den Raad eene vergis sing begaan was, welke opinie, door verschillende raadsleden gedeeld, door den heer Van Esveld bestreden weid. De heeren Gerritsen. Rijckens, Joris- sen, Van Kalken en Veis Heyn, wilden de ambtenaren echter niet de dupe doen worden dier vergissing en een maal bij hen opgewekte verwachtin gen den bodem inslaan en wenschten de f300.geheel le zien besleed. de heeren Van Esveld en Oosterveen, ter zijde gestaan door wethouder Kam. betoogden dat alleen gelijkstelling met de ambtenaren ter secretarie was bedoeld en dus geen hooger salaris mocht gegeven worden. Het eind van het lied was, dat het voorstel-Gerritsen om de f 300.ge heel te besteden met 13 tegen 2 st die van de heeren Kam en Van Esveld- werd aangenomen. Naar aanleiding van een adres van H. J. de Kempenaer, waarbij bij verzoekt gas le leveren in een perceel, te bouwen aan den Utrechtscheu weg, op dezelfde voorwaarden als waarop gas in hel oude gedeelte der stad wordt geleverd, en een schrijven van L. Baron van Hogen- dorp waarin hij verzoekt bem te wil len mededeelen of in zijn in bouw zijnd perceel aan den Utrechtschen straatweg bij mijlpaal 88 onder de ge wone voorwaarden gas geleverd kan worden, stelde het Dag. Best. den Raad voor te besluiten: 1. Burgemeester en Wethouders te machtigen de gasleiding in den straat weg van Amersfoort naar Utrecht te verlengen met 1200 M. 2. Perceelen. welke gelegen zijn aan het gedeelte van den straatweg van Amersfooit naar Utrecht, waarin krachtens het onder 1 beslotene eene gasleiding zal woiden gelegd, zullen, onverminderd de bepalingen van de «verordening, regelende de voorwaar den, waarop in de gemeente Amersfoort gas uit de gemeente-gasfabriek wordt verstrekt" eerst dan aan het buizen net der gasfabriek aangesloten wor den, indien aan de gemeente betaald worden de kosten van de gasleiding voorzoover deze betrekking hebben op bet gedeelte van den weg, gienzende aan het terrein, dat in gebruik bij het aari te sluiten perceel is. Indien na de betaling meer terrein bij het perceel in gebruik genomen wordt, zal de eigenaar van het per ceel verplicht zijn te betalen de kosten van de gasleiding, voorzoover deze geacht kunnen worden betrekking te hebben op het nieuw in gebruik ge nomen terrein. Bij niet-voldoening aan deze ver plichting zal het perceel van het buizen net der gasfabriek afgesneden woiden. De berekening van de bovenge noemde kosten woidt vastgesteld door Burgemeester en Wethouders. In hunne toelichting van dit voor stel zeggen B. eu W. Wij hebben de eer U in herinnering te brengen, dat. in gevallen, in welke het gemeentebelang eene uitbreiding van het buizennet niet toestond, de gewenschle uitbreiding alleen tot stand gebracht werd, indien de verzoeker de kosten daarvan betaalde. De ge meente behield zich het recht voor ten dienste van latere gas verbrui kers aansluitingen te maken op de door den eersten aanvrager betaalde buis. Het schijnt ons college toe, dat in casu het gemeentebelang medebiengt de buisleiding van de gasfabriek in den straatweg naar Utrecht te ver lengen, tegen gemakkelijker voor waarden, dan gewoonlijk gesteld woi- den, omdat wij meenen, dat daardoor de neiging tot bouwen aan dien weg, welke neiging blijkbaar bestaat zal worden bevorderd. Eene regeling zooals deze getroffen wordt bij de overname van straten, is in dit ge val niet wel mogelijk. Bij de overname van straten betaalt de exploitant de kosten van de leiding; in den prijs, dien hij van zijn door den aanleg der straat geschikt gemaakte bouwter reinen kan maken, vindt hij de aldus betaalde kosten terug. Eene dergelijke regeling kan even wel moeilijk gevolgd worden ten aan zien van perceelen aan den Utrecht- .-chen weg, die zooals U bekend is, Rijkseigendom is. Het is natuurlijk mogelijk met de uitbreiding van het net aldaar te wachien, totdat een particulier bereid is de kosten van verlenging der leiding op zich te nemen, ook al moet hij dan een gedeelte van de leiding be talen, dat niet langs zijn eigen ter rein ligt. De in den aanhef dezes vermelde neiging tot bouwen ter plaatse zal daardoor evenwel niet bevorderd wor den. Wij achten het daarom wensehe lijk dat door U besloten worde het buizennet der gasfabriek aldaar uit te breiden met 1 zOO M. en eene soort gelijke regeling te treffen als gemaakt is voor de perceelen, liggende aan de Barchman Wuylierslaan t. w. eene regeling waarbij ieder aan de gemeente terugbetaalt de leiding, voorzoover deze grenst aan zijn perceel Wel is waar derft de gemeente dan een tijd lang de rente van het kapitaal, benoodigd voor de uitbreiding, maar hiertegenover staat naar onze meening het voordeel, dat bet bouwen van huizen aldaar bevorderd zal worden. De kosten van de uitbreiding wor den geraamd op f 2350, Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer U het hierbijgaand besluit ter vaststelling aan te bieden. De Commissie tot bijstand in het beheer van de gasfabriek en water leiding beeft zich met dit voorstel vereenigd. Burgemeesteren Wethouders hadden voor dit voorstel van de heeren Ger ritsen en Kroes een compliment in ontvangst te nemen voor de breede opvatting der zaak, die op deze wijze geregeld, slechts kan strekken om de bloei der gemeente te bevorderen. De heer Jonssen zag gaarne nog een 5-tal lantaarns rneer aangebracht langs den Uirpchtschen weg die nu na de ingebruikname van het rijks opvoedingsgesticht een drukken ver keersweg is geworden. De heer Rijkens wenscht een lan taarn geplaatst voor het blok huizen rechts van den Utrechtschenweg tegen over den Appelweg. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders werd in zijn geheel zonder hoofdelijke, stemming aangenomen. Naar aanleiding van een adres van het Bestuur der afdeeling Amersfoort vari de Vereeniging «Ons Belang®, betreffende afwatering, reiniging en politie-toezicht van de Kazerne-straten en daai aan grenzende terreinen, schre ven Burgemeester en Wethouders: De klacht over de afwatering en het schoonhouden der genoemde ter reinen zal met door uwe vergadering behandeld kunnen worden, aangezien de zorg der Gemeente zich niet over deze terreinen uitstrekt; zij bebooren bij de militaire woningen en zijn niet in beheer en onderhoud bij de Ge meente. Adressante zal zich derhalve tot den Staat moeten wenden ten einde de door haar gewensebte ver betering te vei krijgen. Mocht hiertoe medewerking van de Gemeente nood zakelijk zijn, dan zullen wij gaarne overwegen of de Gemeente hiertoe kan medewerken. Het verzoek betreffende politie-toe- zicht deelden wij den Burgemeester mede, die ons te kennen gaf gaarne zooveel mogelijk aan het gevraagde tegemoet te willen komen. Öp grond van bovenstaande hebben wij de eer U voor te stellen, adressante overeenkom-tig het bovenstaande in te lichten- De heer Rijkens, ofschoon het door Burgemeester en Wethouders inge nomen standpunt goedkeurend, vroeg of het niet op den weg der gemeente ligt om in overleg met het Rijk de toestand, die, naar hij zich persoonlijk overtuigd had onhoudbaar was en schadelijk voor de gezondheidstoestand, te verbeteren. Ook de heer Gerretsen meende dat samenwerking van Rijk en Gemeente in dezen tot een goede uitkomst moest leiden. Nadat de voor zitter overweging van een en ander had toegezegd werd het voorstel van Burgemeester en Wethouders zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Het perceel aan de Bloemendalsche- straat no. 33 werd onbewoonbaar ver klaard. Een gelijk voorstel betreffende de woningen achter de Koppelpoortwal nos. 7, 8, 9, 10 en 11 behoefde geen punt van behandeling uit te maken, iiaar de eigenaar deze woningen reeds had doen ontruimen. Dit gaf den heer Hagedoorn aan leiding tot de vraag: of deze wonin gen nu later weder niet betrokken zouden kunnen worden, waarop hij door den voorzitter werd gerustgesteld met de mededeeling dat dan onmid- delijk proces-verbaal zou volgen. De heer Jorissen stelde de vraag of eenmaal onbewoonbaar verklaarde woningen nog bewoond mochten wor den, daar hij in een dergelijk perceel nog bewoners had aangetroffen. De voorzitter antwoordde dat voor de ontruiming een bepaalden tijd is gelaten.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 2