NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
BINNENLAND.
Plaatselijk Nieuws.
IN KEI LAAGLAND, j
No. 1.
Woensdag 4 Januari 1911.
Veertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummer! 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoouno. 09.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Auvertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De nieuwe Minister van Oorlog.
De benoeming van den heer Colijn
lot Minister van Oorlog komt onver
wacht. Nog duidelijker komt dit uil
als wij in herinnering brengen de be
noeming van den heer Colijn tot
directeur van het onlangs opgerichte
Nederlandsch-Indische Landsyndicaat,
dat zijn werkzaamheden over bijna
den geheelen Archipel wil uitstrekken
en reeds in verschillende gewesten
landconcessies aangevraagd en naar
wij vernemen, ook voor een deel reeds
verkregen heeft. De heer Colijn stond
zelfs op het punt om voor dit syndi
caat een reis naar en door geheel
indië te ondei nemen, welke naast
zijn particuliere belangen ook in
nieuw opgefnschte en vermeerderde
kennis van Indië van het Kamerlid
Colijn, ons land en Indië ten goede
zou zijn gekomen. Meer nog dan te
voren zou de heer Colijn na zulk een
reis, die hem de evolutie in Indië van
nabij zou doen kennen, de specialiteit
iri Indische zaken in de Tweede Kamer
zijn geweest. Van deze reis kan nu
natuurlijk niets komen.
liet mag zeker betreurd worden, dat
de Kamer door deze benoeming een
terdege zaakkundigen man op Indisch
gebied moet missen, al mag verwacht
wor den, dat de heer Colijn die ge
wend is goed werk te leveren in
zijn nieuwen werkkring zich onge
twijfeld spoedig op de hoogte stellen
en daden toonen zal.
De lieer Colijn kan op een zeer
eervolle militaire loopbaan wijzen, bij
na geheel te velde doorgebracht, eerst
op Lombok, daarna op Atjeh Iri het
laatste gewest toonde hij zich boven
dien «en zeer bekwaam civiel be
stuurder. Hel laatste ve^benstelijke
werk door hem op Atjeh vei richt,
was het inzetten van het cviele be
stuur in 190i—1905 in de kotl te
voren aan ons gezag onderworpen
Gajoe- en Aiaslanden. Dit moest op
de bestaande inlandsche instellingen
gegrondvest worden. Zij, die bevoegd
zijn hierover een oordeel uit ie spreken
hebben niets dan lof voor de wijze,
waarop hij die moeilijke bestuursaan-
gelegenheid regelde.
Hierna stond kapitein Colijn geheel
ter beschikking van den Gouverneur-
Generaal en deze beeft hem gebezigd
orn de verschillende gewesten der
buitenbezittingen te bereizen en met
de hooiden successievelijk deregelingeu
vast te stellen, waarnaar nu intenlief
overal bestuurd wordt en de landschap
pen en de bevolking tot ontwikkeling
gebracht worden. Naar aanleiding
van bet vele door Colijn verrichte
werk was noodig bij bet departement
van Bugienlandsch Bestuur de instel
ling van een speciaal bureau voor
bet bestuur van de buitenbezittingen.
De heer Colijn werd daarop als hoofd
ambtenaar aan nel hootd gesteld va:i
dat bureau met gelijktijdig ontslag uit
den militairen dienst, onder toekenning
van den titulairen rang van majoor.
Toen hij van ter zijde vernam dat
men het bureau spoedig zou willen
oprichten en hem wilde bestemmen
tot chef daarvan, zorgde hij dat èn
de Directeur van Binnenlandsch Be
stuur, èn de Raad van Indië wisten
dat hij van plan was eind 1909 met
verlof te gaan, en ook dat er kans
was op eene Kamercandidaluur, welke
bij, als ze hem werd aangeboden, niet
zou weigeren. Men kon dus tijdig
naar eeri ander inspecteur omzien.
Maar toen heeft de Raad van Indië
geadviseeid het bureau onmiddellijk
op te richten, opdat men dan althans
nog, gedurende een jaar, de beschik
king over Colijn zou hebben en hij
liet bureau nog geheel kon organi-
seeren, zijn vervanger opleiden enz
De Gouverneur-Generaal vereenigde
zich met dat advies, en op voordracht
van den Directeur van Binnenl. Be
stuur en den Raad van Indië werd
Colijn benoemd.
Nog geen vol jaar in dezen ge-
wichtigen nieuwen werkkring zijnde.
werd hij als anti-revolutionair voor
het district Sneek tot lid van de
Tweede Kamer gekozen. In October
1909 vertrok hij naar Nederland, om
even vóór de behandeling der Indische
begrooting zijn entrée op bet Binnen
hof te doen.
De nieuwe minister van oorlog, de
leer Colijn, heeft die benoeming aan
vaard, met het voornemen om de door
minister Cool ontworpen Militlewet,
welke thans om advies bij den Raad
van Slate in overweging is, in hoofd
lijnen te handhaven en een spoedige
behandeling van dit ontwerp te be
vorderen.
Van betrouwbare zijde wordt ver
zekerd, dat van den aanvang af de
portefeuille van oorlog aan niemand
anders is aangeboden dan aan den
thans benoemdeu minister, den heer
Colijn. Zeker is hot dat hierover
geenerlei besprekingen of onderhan
delingen met opper-officieren van het
leger gevoerd zijn.
H. M. de Koningin-Moeder zond
een bijdrage van honderd gulden aan
de Vereeniging tot Verbetering van
het lot der Blinden in Nederland en
zijne Koloniën.
De Utrechtsche Lustrumfeesten.
Voor de in 1911 te Utrecht te hou
den lustrumfeesten is een historisch
tooneelspel geschreven door een
Utrechtseh student. Het stuk zal dan
worden opgevoerd door «De Hagespe-
lers", onder directie van Eduard Ver-
kade.
De muziek bij dit tooneelspel is
geschreven door den jongen en zeer
talentvollen pianisten componist Wil
lem Andriessen, te Haarlem leeraar
aan het Haagsohe Conservatorium voor
muziek. Hel koor van de Utrechtsche
afdeelirig van Toonkunst zal voor de
uitvoering van het vocale gedeelte
zorg dragen.
tiet werk is zeer omvangrijk.
Hetaantal misdaden van hetberuchte
Siciliaansche genootschap «Maffia" is
weder met een vermeerderd.
Pasquale Vila. directeur van de
zwavelmijn te Favare, had zich n.l.
schuldig gemaakt aan verraad jegens
de Maffia, waarvan hij lid was.
Het zoogenaamde gerechtshof kwam
daarop onmiddellijk b:' jn en veroor
deelde den verrader te. dood. En de
straf werd onverwijld voltrokken.
Toen Vita zich Vrijdag naar de mijn
begaf, weid hij ove Hen door zes
gemaskerde personen, .ie hem dood
schoten.
Wie de misdadigers waren, zal,
evenals bij vroegere wanbedrijven van
de «Maffia" vermoedelijk wel nooit
aan het licht komen.
Gelijk bekend, is in China onder
de vooruitstrevende hoogeplaatste per
sonen een beweging gaande voor het
afknippen der staarten. Eenige lieden
van aanzien hebben reeds het voor
beeld gegeven. Op aandringen van
deze groep is een verzoekschrift ge
zonden aan het vóórparlement, om te
gelasten dat alle oQlcieele personen,
studenten, soldaten en matrozen hun
staart afknippen. De regeering echter,
die niet te hard van stal wil loopen
met het hervormen, heeft het verzoek
geweigerd.
Markten.
Naar aanleiding van een verzoek
van het bestuur der sociëteit «Vereeni-
ging« waarbij gebouwen en grond te
koop worden aangeboden, schrijven
Burgemeester en Wethouders, iu w;er
handen dit verzoek was gesteld om
advies, hetnavolgendeaandengemeen
teraad
Wij hebben de eer U hierbij weder
aan te bieden het adres van de socië
teit sVereeniging® te Amersfoort,
waarbij zij aan de gemeente te koop
aanbiedt de gebouwen der sociëteit
met den grond daarbij behoorende,
staande en liggende in de gemeente
Amersfoort tusschen de Stoovestraat
en de Valkestraat, tegen een piijs
van f'29 000 (negenen twintigduizend
gulden) kosten van overdiacht en
levering voor rekening der gemeente.
Blijkens de toelichting op het adres
wordt deze aanbieding gedaan in ver
band met aanhangige plannen tot
verbetering van de eier- en boter
markt.
Volgens het rapport van den Gem.-
architect, 't welk wij over dit adres
inwonnen, bedraagt de totale opper
vlakte van het perceel 1080 M», als
volgt verdeeld:
woning van den kastelein
met buffet en keuken 1.70 M'.
tooneelruimte met zijgang 100 t
tooneelzaal a 140
conversatiezaal 100 a
hoofdingang 50 a
kegelbaan a 120 a
tuin a 349 a
ingang tooneelzaal met
privaten a 60 a
Bij behoud van de woning met
aanhoorigheden en bij bestemming
van den tuin voor staanplaats voor
wagens 't geen wegens de zeer
nauwe toegangswegen zeer wensche-
lijk, zoo niet noodzakelijk is blijft
voor marktruimte met pakkerij be
schikbaar 570 M1. De kegelbaan
zou dan voor pakkerij ingericht kunnen
worden.
Het is mogelijk bet terrein voor
markt en pakkerij te vergrooten, door
de woning van den kastelein op te
offeren en ook een gedeelte van den
tuin tot hal in te richten. Een ander
gedeelte van den tuin zal dan toch
steeds voor staanplaats voor wagens
gereserveerd moeten blijven.
De kosten van inrichting volgens
het eerste plan worden door den
architect op f 10000, die van het
2) n.
Anissiem kwam maar zelden tehuis,
alleeu bij groote feester, maar hij zond
dikwijls door mensehen uit zijne woon
plaats geschenken en brieven, geschre
ven met eene andere hand dan de
zijne, veel mooier schrift. Iedere brief j
waa geschreven op een velletje uit
een schoolschrift en opgesteld als een
verzoekschrift. De brieven waren vol
uitdrukkingen die Anissiem nooit be
zigde als hij sprak: «Lieve vader en
moeder, ik zend u een pond geurige
thee voor de bevrediging van uwe
stoffelijke behoeften.»
Onder aan iederen brief stond ge
krabbeld, als of dit met een gebroken
pen was gedaan: Anissiem Tsybous-
kine,» en daaronder in het zelfde
mooie schrift, als den geheelen brief:
«agent.»
Men las en herlas zijne brieven en
vader zei dan aangedaan en blozend:
«Hier wilde hij niet blijven; hij is
het pad der wetenschap ingeslagen.
Laat hem zijn gang gaan; iedereen
heeft zoo zijne bepaalde roeping.»
Op een dag, even voor carnaval,
begon het hard te regenen en te
hagelen. De oude man en Varvara
gingen voor het raam staan kijken en
eensklaps zagen ze Anissiem, in eene
slede van het station afkomen. Zij
verwachtten hem in 't geheel niet.
Hij kwam binnen, geagiteerd en ang
stig en bleef dit den geheelen tijd;
hij zag er verwaaid uit. Hij had in
't geheel geen haast, om weer weg
te gaan en het had er allen schijn
van, dat hij ontslagen was. Yarvara,
die blijde was toen ze hem had zien
komen, zag hem oplettend aan zuchtte
en schudde met het hoofd.
»AVat scheelt er toch aan?» vroeg
ze. »De snaak is al achtentwintig
jaar, en toch nog net een kleine jon
gen, tra, la, la, la, la.» Zij begon te
fluisteren met den ouden man en
Akksinia en hun gelaat nam eene
geheimzinnige uitdrukking van ver
standhouding aan, alsof ze eene sa
menzwering smeedden, Men besloot
Aniessiem te doen trouwen. »Tra, la,
la, la, laje jongere broer is al
lang getrouwd en jij bent nog altijd
zonder levensgezellin net als een haan
op de markt,» zeide Yarvara tegen
hemj »Wie heeft ooit zoo iets beleefd
Trouw als het Gode behaagt, jij kunt
naar ginds terugkeeren als je wilt
en je vrouw kan bier blijven om ons
te helpen. Je leidt een ongeregeld
leven, mijn jongen an je bent alle
ordentelijkheid afgeleerd, dat zie ik
wel. Tra, la, la, la, la. Jullie stadslui
doen niets anders dan slechte din
gen Als de Tsjiboukines gingen
trouwen, dan koos men voor hen,
evenals voor de rijke lui, altijd de
mooiste vrouwen. Men zocht ook naar
eene mooie voor Anissiem. Hij had
een ordinair en onbeduidend voorko
men. Hij was klein van gestalte, zag
er zwak en tenger uit; zijne wangen
waren dik en bol, alsof hij ze opblies
zijne oogen bewogen zich niet en zijn
blik was doordringend. Zijn baard was
rossig en dunen als hij in gedachten
verzonken was, stak hij hem in den
mond en heet er op. Daarbij dronk
hij, dat zag men aan zijn gezicht, en
aan zijn gang. En toch, toen men
hem vertelde dat men een heel mooi
meisje voor hem gevonden had, zeide hij
»Zoo, maar ik ben ook niet een-
oogig. Het mag gezegd worden, dat
in onze familie al de Tsjiboukines
knappe menschen zijn.»
Vlak bij de stad lag een dorpje
Tougnévo genaamd. Een gedeelte er
van was kort geleden aan de stad
getrokken en daar woonde, in haar
eigen huisje, eene weduwe met hare
zuster die zoo arm was dat zij met
hare dochter uit werken ging. Men
sprak veel over de schoonheid van
Lipa, zelfs te Tougnévo en hare groote
armoede deed iedereen leed. Men
maakte uit dat een oude man of een
weduwnaar haar maar tot vrouw moest
nemen, ondanks hare armoede, of
haar anders, «zoo maar» bij zich in
huis nemen, en dat, zoodoende, zij
dan in staat zou zijn om hare moeder
te onderhouden. De koppelaarsters
wezen haar aan Yarvara, die daarop
naar Tougnévo ging. Men bewerkte
toen eene samenkomst in het huis
van de tante, met gebakjes en bran
dewijn, zooals het behoort. Lipa had
eene rose japon aan, opzettelijk voor
deze gelegenheid gemaakt en een
vurig rood lint in het haar. Ze was
mager, zwak en bleek met fijne, zachte
trekken, gebronsd door het werken
in de open lucht. Een schuchter me
lancholiek glimlachje lag altijd op
haar gelaat en haar oogen hadden
een kinderlijken blik vol vertrouwen
en nieuwsgierigheid. Zij was nog heel
jong en hare borst was nog nauwelijks
gewelfd, maar men mocht haar uithu
welijken, want zij had er den leeftijd
voor. Zij was inderdaad alleraardigst
en zij had maar één ding dat onbe
hagelijk was, groote, warme handen,
die nu ze ledig waren, veel op lange
nijptangen geleken.
»Zij heeft geen bruidschat, maar
daar letten wij niet op,» zeide Tsjibuu-
kine tegen de tante. Voor onzen zoon
Stephan hebben we ook eene vrouw
genomen uit een arm gezin en nu
zijn we er heel blij om; zoowel voor
het huishouden als voor de zaken is
zij goud waard.
Lipa stond bij de deur en zag er
uit alsof ze zeggen wilde: «Doe maar
met mij wat ge wilt, ik vertrouw op
u.« Hare moeder, de werkster, had
zich in de keuken verstopt, en bestierf
het bijna van schaamte. In hare jeugd
had een koopman, bij wien ze den
vloer dweilde haar eens, in een niiil
bui, afgeranseld; zij was ontzeg]
geschrokken en die angst wajT^i
altijd bijgebleven, Hare hau/g^Vj
voeten, beefden voortdurend v^Syrfj
en hare wangen trilden. T
in de keuken zat, tracht»