NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. BINNENLAND. IN HET LAAGLAND. No. 10. Zaterdag 4 Februari 1911. Veertigste jaargang. VMSIMT WOEISMS ES ZATERDAG FEBRUARI. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant W*i ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. Bureau: Laugestraat 77. SLOTHOUWER. Telephoonuo. 69. ADVERTENTIÊN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'l, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend, Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Wat er waar te nemen is in Sprok kelmaand. Het weer. Het kan nu van alles doen: hard vriezen, stormen, zacht weer zijn, en tusschen alle bedrijven door kunnen wij krijgen de typische negen') »zomersche« dagen Een maand vol afwisseling, waardoor alle berekeningen en plannen in duigen kunneu vallen. 1 Februari komt de zon op 7.4G en gaat onder 4.42; den 28sten Februari komt ze op G.D3 en gaat onder 5 33; we beginnen dus mooi te winnen. Zoogdieren. Hazen, konijnen, vossen, bunsings, marters,otters paren; dat doen vaak ook al mollen, egels, eekhoorns en wezels. En ook al de veldmuizen, ralten eri andeie muizen. Men vindt al jonge baasjes. Vleer muizen fladderen a!. Vogels. Winterkoninkjes, lijsters, leeuweriken, meezen' en graspiepers laten hun voorjaarsroep hooien. Ver schillende trekvogels kooien al terug: witte kwikstaart, veldleeuwerik en vooral veel spreeuwental van spreeu wen zijn evenwel ook overgebleven. De ooievaar komt, sorns in 't laaist der maand, anders in 't begin van Maart. Eerst komt 't mannetje, eenige dagen (3—8) later 't wijlje. Ganzen leggen eieren, de eksters bouwen nesten met daken, en de wilde ganzen verlaten ons weer. 't Aantal bonte kraaien wordt minder. De ioeken (één in kolonies levende kraaiensoorl). beginnen met den nest bouw; 't wordt nd levendig in de kraaienkolonies. De eieren van water wild (eenden, waterhoenders, water snippen, kemphanen, strandloopers, kieviten, enz.) mogen in Februari, Maart en April geraapt worden. Insecten. Verschillende insecten Het zonneschijn-gemiddelde voor Februari over de laatste 12 jaren, op het meteorologisch Instituut in De Bilt opgeteekeud, bedraagt 22% en geeft dus ougcvccr zes dagen, indien een zonnige Februari-dag altijd met ecu „zomersche" gelijk staat, wat nog de vraag is. -Red. ontwaken uit den winterdommel Als 't zonnetje schijnt vliegen er reeds mooie vlinders: Kleine Vos (Vanessa Urticae), 't Citroentje (Rhodocera Rbamni) en da Dagpauwoog (Vanessa Io). Deze vlinders hebben als volwas sen dier overwinterd. De imker laat wel eens met een zonnetje zijn bijtjes lo*. De groote dikke aai rihoriimels (Bombus terreslris) verlaten 't winter kwartier en vliegen naar de bloeiende planten; deze dikke, groote dieren zijn koninginnen, die nu een nieuwe kolonie gaan stichten. Bemesting. Weilanden op lich tere gronden geve men nu nog ont- lijtnd beendermeel of Thomasphos- pliaat en kaïniet. Op zwaardere gron den superphospliaat. In onze tuinen, die vóór den winter gespit zijn, geven wij nu kunstmest. Per 100 vierk. meter geven wij 8 K.G. paterilkah en 8 K.G superphospliaatwij strooien die over den gespitlen grond en harken ze licht in. Men kan ze gelijktijdig uitstrooien. Hoe eer wij dezen mest geven, hoe beter. Gaan wij den grond bezaaien, of beplanten, dan strooien wij even biervoor 3 K.G. Cbilisalpeter per 100 vierk. M. 't Mesten mag niet nagelaten worden: »Wie niet mest mist zijn oogDenk ook om de viuchlboomen, die elk krijgen: 2 tot 3 K.G. super pbosphaat en 2 tot 3 K.G. patentkali. In April krijgen ze elk l'/j K.G. Chili-salpeter. In den moestuin. Men kan met zaaien veel rneer wagen dan in Januari Toch oppassen, want Februari is niet de zaai- en pootmaand. Men zaait als 't weer zoo blijft als 'tin Januari was: spinazie, uien, radijs, raapstelen men legt tuinboonen, erwten en peu len. Maar van alles niet te veel. Is 't weer voor de open liggende gronden te koud. dan zaait men op rabatten tegen schuttingen, schuren of andere windkeeringen. Een tuin zonder schut komt altijd achteraansoms vriest alles in April nog dood. Zaadwinners van andijvie, peen, koolsoorten, bieten, worden beschut geplaatst. Vroege aardappelen legt men in bakken te kiemen; in 't laatst van Maart poot men ze dan uit. Ook legt men in buis tuinboonen, erwten en peulen te ont kiemen, om ze over eenigen tijd uit te pooten. fn denboomgaard Alle vrucht- hoornen worden gesnoeid, behalv-* abrikozen en perziken. Wonden be smeert men niet ontwas of carboli- neum. Alle boomen bemesten. Als de boom niets krijgt, kan bij ook niets geven. Wij gaan voort met bet be strijden der aan de boomen overwin terende insecten, o.a. ook de bloedluis en bladluizen en de mijten, die de pokziekte van den pereboom veroor zaken. De zware takken en den stam van boven tot even in den grond bij volwassen appel- en pereboomen (boven 20 jaar) met onverdund carbolineum (van goede kwaliteit wel te verstaan, want er is veel rommel in den handel) bestrijken, bij jongere exemplaren dezer boomen met carbolineum van halve sterkte (Men strijkt bij oude en jonge boomeu om de 2 of 3 jaar De kroon elk jaar flink besproeien met 4 pet. carbolineum-emulsie. Wie geen carbolineum gebruikt, moet elk jaar takken en stammen der appels en peren insmeren met dunne kalk melk en de kroon er mede bespuiten. Kersen, peiziken, abrikozen en piui- uien verdragen de carbolineum lang zoo goed niet; vele van deze boomen gingen er door dood. De kankerplekken uitkrabben en insmeren met carboli neum. Al 't doode bout flink en zuiver uitsnoeien en 't bout verbranden; er zitten ziektekiemen in I Wie met carbolineum werkt, denke er aan, dat de dampen van carbolineum de aangeziebtsbuid en de oogen prik kelen, terwijl men zich ook tegen kleine droppeltjes, die bij bet sproeien op 't aangezicht en in de oogen zouden kunnen vallen, moet beschermen. In den bloementuin. De vaste planten kunnen gescheurd worden; bij 't bemesten worden ze niet ver geten. Gazons worden bemest. Men maakt nu randen van Buxus, klimop. Klauwtjes van ranonkels en anemonen en knollen van montbretia's worden geplant. Te zaaien valt er nog weinig; tegen 't laatst der maand kan men 't beproeven met riddersporen, papa- veis en korenbloemen. Heesters, die vroeg bloeien, moeten nu verplant worden. Vergeet 't mesten niet. Het sneeuwklokje, de winteraconiet en 't peperboompje bloeien, evenals de kerstioos. In huis. Alle planten, die geror- ceerd worden, staan nu wel in bloei. Wie er lang genoegen van wil hebben, moet ze niet te warm zetten. Wat bloeit vraagt betrekkelijk veel water De hyacinten en tulpen, die wij op glazen en in potten hebben gezet, komen nu in bloei. De crocusjes houden wij nog koud. In den kelder en op den zol der, waar de winterprovisie is opge borgen, moet nu duchtig alles worden geïnspecteerd. Vruchten gaan rimpe len de aangestokenen worden ver wijderd. In de vrjje natuur en in de parken. Na zoo'n zachte Januari maand zullen wij voor allerlei verras singen komen, ten minste als Februari ook zoo weinig kou geeft als Januari, behalve in de laatste twee dagen dan. Bloeiende boomenels, populier, iep en sommige wilgen. Bloeiende strui ken: hazelaar, Japansche kwee, taxus en kornoelje, 't Sneeuwklokje, de winteraconiet en hetMaartsch viooltje bloeien. Verder verschillende lage onkruidplantjes, 't Speenkruid zal hier en daar wel bloeien en alle exemplaren komen mooi in blad. 't Madeliefje bloeit zonder ophouden, zelfs al ligt er sneeuw, 't Kleine boefblad, een lastig onkruid in 't bouwland, bloeit o. a. op de zuidhelling der dijken. De knoppen van alle boomen en heesiers beginnen sterk te zwellen, Wie nu wat takken afsnijdt en thuis in water zet, kan de ontplooing en vaak ook den bloei waarnemen. Februari en Maart zijn de skotjesmaanden." 't Botamseeren levert al een aar- digen oogst. Het aquarium en terrarium, die meestal tegen den winter zijn ontruimd, worden nu weer in orde gebracht. Straks vangt »de binnen- visscherija voor de jongens weer aan en dan moeten de paleizen gereed zijn. De versterking van Vlissingeu. Prof. dr. de Louter wijdt aan deze quaeslie een hoofdartikel in de «Nieuwe Ct <r waarin hij aan het slot zegt: Over de vrije vaart in tijd van vrede beslissen de verdragen op den grond slag der Weener tractaten en rees sedert België's onafhankelijkheid geen geschil, dat niet vreedzaam werd op gelost. Over tijd van oorlog bestaan geen bijzondere verdragen en gelden dus de algemeene beginselen van volken recht. Het denkbeeld van een afzonderlijke regeling is thans niet aan de orde en kon op geen ongelegener oogenblik worden geopperd. Blijft Nederland zijn tot dusver ingenomen en met recht geprezen standpunt eener algeheele neutraliteit handhaven en geen enkel verdrag dwingt bet ooit daarvan af te wijken dan zal het in eiken oorlog zijn gebied onvoorwaardelijk moeten ont zeggen aan iedere oorlogvoerende partij, op straffe van zelf in den oorlog te worden gewikkeld. Deze stelling is zoo eenvoudig en elementair, dat zij bewijs niet behoeft. Zij blijft volkomen dezelfde, indien Vlissingen enz. niet dan wel is ver sterkt. Nederland kan en mag geen door tocht verleenen aan de vloot eener oorlogvoerende partij of van een barer bondgenooten of garanten. Het moet dit op volkomen gelijken grond beletten als den doortocht eener 12) De wasch hing op de plaats te dro gen. Zij nam hare nog vochtige rokken en borstrokken af en gooide ze den doove toe. En toen haalde ze in hare verbittering al het overige linnengoed af, smeet alles wat niet van haar was op den grond, en trapte er op. «Maar mijn hemel, vrienden," zuchtte Varvara, "breng haar toch wat tot bedaren. Wat scheelt haar toch Geef haar Boetiakieno terugin Godsnaam, geef het haar terug." "Is me dat een wijf,» zeiden de menschen op straat. "Dat is me een wijf! t' is eene furie; 't is verschrikkelijk.» Akksinia liep naar de keuken, waar men aan 't wasschen was. Lipa was er alleen, bezig zeep aan te smeren. De meid was goed gaan spoelen aan de rivier. Er kwam wasem uit de kuip en uit den ketel bij de kachel; de keuken was vol wasem en het was er om te stikken. Op den grond lag een hoop vuil goed en daarnaast op een bank lag Nikiphoor met zijn beentjes bloot, maar zóó, dat hij zich geen pijn kon doen, als hij viel. Lipa nam een hemd van Akksinia van den stapel en terwijl ze het in de kuip deed, strekte zij haar arm uit naar de tafel, waarop een groote putemmer vol kokend water stond. «Geef hier!» zei Akksinia, haar met woedende blikken aanziende, terwijl zij haar het hemd uit de handen trok. »Blijf van mijn goed af, je bent de vrouw van een galeislaaf en je hebt hier niets te maken.» Lipa keek haar vreesachtig aan, zon der haar te begrijpen, maar eensklaps, toen zij den blik opving, dien zij op haar kind wierp, begreep zij alles en werd zoo bleek als een lijk. »Je hebt mij mijn eigendommen afgenomen, en dat is nu voor jou!» Met deze woorden greep Akksinia den putemmer en gooide in een oogwenk tijds het kokende water over Nikiphoor uit Men hoorde één gil, zooals men er nog nimmer een gehoord had te Ouklévo, en men zou onmogelijk kun nen gelooven dat een zoo zwak schep sel als Lipa zoo hard kon gillen; plotseling werd alles doodstil. Akksinia ging naar binnen, zonder een woord te zeggen, altijd nog met denzelfden onschuldigen glimlach op de lippen De doove bleef, met het het goed op den arm, heen en weder loopen op de plaats; daarna begon hij het op te hangen, zonder iets te zeggen en zod- der zich te haasten. Zoolang de meid niet terug was van de rivier, durfde niemand naar de keuken gaan om te zien wat er gebeurd was. VLEI. Men bracht Nikiphoor naar het hos pitaal van den zemtro, waar hij tegen den avond stierf. Lipa wachtte niet totdat men haar kwam halen en nadat ze het lijkje van haar kind in een deken had gerold, nam ze het in haar armen en ging heen. Het nieuw ge bouwde hospitaal met zijne groote ramen lag op een hoogte. De onder gaande zon verlichtte het geheel en al, 't was juist alsof het in brand stond. In de laagte zag men een ge hucht. Lipa ging er heen en zette zich neder bij een kleinen vijver, waar eene vrouw haar paard drenkte. Maar het beest dronk niet. »Wat wil je toeh?»zeide de vrouw. »Wat wil je?» Aan den rand van het water was een kind met een rood hemdje aan bezig, de laarzen van zijn vader schoon te maken. Yerder was er geen sterve ling te zien, noch in het gehucht, noch op de hoogte. »Hij wil niet drinken,» zeide Lipa, terwijl zij naar het paard keek. Maar de vrouw en het kind gingen weg en toen zag ze niemand meer. De zon was ondergegaan, omfloerst door een gouden en purperen sluier en lange rose en lila wolken strekten zich uit langs den hemel, als om er de rust van te verzekeren. In de verte riep eeD roerdomp met een doffe, klagende stem, als eene koe, die opge sloten was in eenen stal. Ieder voorjaar hoorde men den schreeuw van dezen geheimzinnigen vogel, maar niemand wist, hoe en waar hij leefde. Boven bij het hospitaal, in de heesters bij den vijver, in 't gehucht en overal in het veld, zoDgen de nachtegalen. Een koekoek telde de jaren van iemand, verwarde zich in zijne berekening, en begon weder opnieuw. De kikvorschen in den vijver, riepen elkaar aanhoudend uit al hun macht toe en men kon hunne woorden verstaanI tij tokavo, I tij takiva! En jij ook, en jij ook! Wat een lawaai! 't Was of al die dieren schreeuwden en zongen, opdat niemand op dezen zomeravond zou kunnen slapenopdat alles, zelfs de nijdige kikvorschen, iedere minuut zouden kunnen genieten en waardeeren, want men leeft toch maar eens! De wassende maan schitterde aan den hemel en er waren veel sterren zichtbaar. Lipa kon zich niet herinne ren in hoe lang ze niet aan den vijver gezeten had. Toen ze opstond om weg te gaan, lag het geheele gehucht in rust, geen enkel licht brandde meer. Zij was nog twaalf wersten van Onk- léevo af, hare krachten zouden niet toereikend zijn, ze wist niet hoe ze er komen moest. De maan scheen nu eens vóór haar, dan weer aan hare rechterzijde en de koekoek riep nog altijd door, maar nu met een schorre stem ironisch en plaagachtig, en scheen te willen zeggen: »Pas op, je zult verdwalen Lipa liep hard en had haar doekje, dat zij op het hoofd droeg, verloren Zij keek naar den hemel en vroeg zich Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 1