NIEUW E Nieuws- en Advertentieblad TiP voor do Provincie Utrecht. Opium eu Haschisch. IN HET LAAGLAND. No. 12. Zaterdag 11 Februari 1911. Veertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG BINNENLAND. FEUILLETON. Amerfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door bet geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langcstraat 17. Telephoouno. 09. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7V, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend, Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Het gebruik van opium en haschisch neemt in Egypte, lndië en Syrië op eene verbazende wijze toe. De plaatsen waar men die slaap wekkende middelen dient, zijn ellen dige holen, zonder lucht noch licht, open voor hel publiek van zes uui des morgens tot tien uur des avonds. Langs de muren staan steenen divans, overdekt met matten van stroo. Dooi de deur laat men een flauwe licht straal naar binnen komen, soms ook wordt de zaal verlicht door een wal mende petroleumlamp. De opiumrookers die vaste klanten zijn, komen gewoonlijk bij tweeën en gaan op de matten zitten of liggen. Een van hen beide neemt een weinig tombeti (tabak gemaakt van bladnb- beri) dat rnaakt hij fijn, voegt er een weinig druivenmoes bij en legt dat deeg in de pijp. Dij dat mengsel voegt men een stukje fijngestampte opium van de grootte van een erwt en over dekt dat met wat tabak. Op het geheel legt men eenige gloeiende kolen. Na een vijf of zes trekken geeft de rooker zijn pijp aan zijn buurman, die ze na een paar trekken weer teruggeeft en zoo vervolgens totdat zij in slaap vallen. Men haalt den rook in tegelijk men ademhaalt. Als zij pas beginnen spreken de rookers veel en is het gesprek zeer levendig, doch spoedig begint het te verflauwen. Zij lachen zor.iler te weten waarom. Op die verschijnselen volgt een toestand van neerslachtigheid en in dommeling, die op het al bleeker wordend gelaat zichtbaar wordt, tot dat dit doDdelijk wit wordt. Alsdan valt de rooker in diepen slaap, die soms verscheidene uren duurt. De rookers van haschisch mengen een weinig van die stof met den tabak van hun pijp, zij rooken hem even als de opium wordt gerookt. Velen nemen ook opium en haschisch in, in den vorm van pillen en ver mengd met honig of suiker. Men maakt verder van haschisch, honig en kruiden een soort van deeg, dat men rnaagun of barsch noemt en waarvan het verbruik door personen van iederen leeftijd zeer aanzienlijk is. Wanneer een Arabier of een Kurde zich eens aan het misbruik van opium of haschisch heeft overgegeven, valt het hem even rrioeielijk als den eters van arsenicum of den drinkers van alcohol daarmee op Ie houdende nabijheid van een opium-rookzaal brengt hem in een toestand van onbe schrijfelijke overspanning en oefent een verzoeking op hem uit, waaraan hij geen weerstand kan bieden. Plotseling het gebruik van deze verderfelijke slaapmiddelen te staken kan noodlottige gevolgen hebben. Heeft dat gebruik lang geduurd, dan verzwakkert de lichamelijke en geestelijke krachten. De rookers voelen dat, maar niettemin gaan zij voort en worden er van lieverlede zoo aan verslaafd dat zij zelfs niet tegen een misdaad opzien om aan hun nood- lottigen hartstocht te kunnen voldoen. In het begin is een geringe hoo- veelheid voldoende om een domme- ligen toestand, een ongevoeligheid voor indrukken van buiten, een aan genaam inwendig gevoel en een over- prikkeling van de verbeelding te weeg te brengen. Allengs moet, om de zelfde uitwerking te hebben, de hoe veelheid echter grooter worden en dan wordt ook de vergiftiging door karakteristieke verschijnselen merk baar. De opium-eters zijn gewoonlijk te kennen aan een neerslachtig uiterlijk, aan een geelachtig gelaat, aan gebrek aan eetlust en aan het beven van hunne ledematen. Het verstand gaat ook onder in die algemeene stoornis van het lichaam. Het geheugen en het gezond oordeel verdwijnen, de onverschilligheid voor indrukken van buiten wordt al sterker en weldra vervalt de zieke in een staat van idiotisme. Slechts door het herhaald gebruik van het nartotische middel kan hij zich dan nog een oogenbhk van wel stand naar lichaam en geest ver- schallen. De gebruikers of schuivers van opium vervallen binnen korten of langen tijd allen tot algemeene zwakte, die met den dood eindigt. Soms ook worden zij waanzinnig, wat zich dan openbaart door grooten lust om te moorden. In lndië noemt men dit amok-maken. De Arabieren nemen dikwijls, in geval van pijnlijke of ongeneeslijke ziekten en ongelukken van allerlei aard hun toevlucht tot het rooken of eten van opium of haschisch in den vorm van confituur ten einde tijdelijk hunne smarten te ver geten in een heerlijke gevoelloosheid. In de N. Rollerd. Crt. komt het volgende ingezonden stuk voor: Het Openbaar Middelbaar Onderwijs bedreigd. Wie kennis genomen beeft van bet dezer dagen ingediende wetsontwerp tot subsidieering der Openbare Hoo- gere Burgerscholen, zal, als hij van de zaak geene bepaalde studie heeft gemaakt, allicht lot de conclusie zijn gekomen, dat hier nu eens een stuk werk is geleverd, dat den toets der kritiek glansrijk kan doorstaan. Reeds het doel, dat de minister bij de in diening ervan beoogde, n.l. de lasten van het openbaar middelbaar onder wijs gelijkmatiger dan tot lieden het geval was te verdoelen over de ge meenten die er van proliteeren, kan niet nalaten a priori gunstig te stem men. Edoch, er is geen twijfel aan, of zij, die na oppervlakkige lezing geneigd mochten zyn, dit wetsontwerp als eene uitkomst te beschouwen, zullen bij nadere overweging er van ten eeDenmale ontgoocheld worden, en ach en wee roepen over de on noemelijke schade, welke, mocht on verhoopt bet wetsontwerp ongewijzigd worden aangnomen, aan de zaak van het openbaar middelbaar onderwijs zal worden toegebracht. Wat toch is het geval? Het Rijk zal na een nader vast te stellen datum voor elke klasse eener gemeentelijke Hoogere Burgerschool een subsidie van f1000.verleenen, ook aan die gemeenten, die tot heden van het genot van subsidie verstoken zijn ge bleven. Dit lijkt heel mooi en billijk, en enkele gemeenteD, die vroeger geen subsidie genoten, varen er wel bij. Heel anders staat evenwel de zaak voor vele andere gemeenten, voor al ten plattenlande, die in vele ge vallen een groot, zoo niet het grootste contingent barer leerlingen uit de om liggende gemeenten betrekken. Vroeg men den minister, hoe deze gemeenten er voor staan, vermoede lijk zou hij antwoorden«Wel, die varen er uitstekend bij. Juist om aan deze gemeenten tegemoet te komen, is het wetsontwerp ingediend. Lees slechts aandachtig »de Handelingen», en gij zult zien, welke booge subsidies de omliggende plaatsen aan die ge meenten moeten uitkeeren.» En werkelijk, indien de voorstelling, die in de Memorie van Toelichting van de zaak gegeven wordt, juist ware, dan zou men geneigd zijn te denken, dat voor vele gemeenten, die tot heden slechts ten koste van de grootst mogelijke financieele opof feringen eene Hoogere Burgerschool in stand konden houden, eindelijk de gouden tijd zal aanbreken. Immers de zoogenaamde buitengemeenten zullen in 't vervolg aan de gemeenten van vestiging een jaarlijksch subsidie moeten uitkeeren ten bedrage van den kosten- den prijs per leerling, vermenigvuldigd met het aantal der door haar te leveren leerlingen. Had de minister het nu hierbij ge laten, dan zou hij, als men de zaak uit een billijkheidsoogpunt bekijkt, inderdaad geen onverdienstelijk werk hebben verricht, al zou in de praktijk waarschijnlijk blijken, dat vele buiten gemeenten niet bij machte zijn, een dergelijke subsidie, als van haar ge- ëiscbt wordt, op te brengen, zoodat het rijk toch ten slotte in vele gevallen aan die gemeenten tegenmoet zou moeten komen, om ze iu staat te stellen aan bare verplichtingen te voldoen. Doch wat doet nu de minister? Als het er niet werkelijk met zoovele woorden stond, zou men het nauwe lijks gelooven. Hij verleent tegelijker tijd aan de buitengemeenten de be voegdheid, de subsidies door het hellen van schoolgeld desnoods tot den kostenden prijs per leerling te verhalen op de ouders der leerlingen in die gemeenten, zoodat wat hij met de eene hand aan de gemeenten van vestiging geeft, bij haar met de andera hand weer ontneemt. Niemand toch zal zoo naief zijn om te meenen, dat de buitengemeen ten, vooral ten plattenlande, die itnmers al voor het overgroote meerendeel geweigerd hebben, vrijwillig in de kosten der hoogere burgerscholen bij te dragen, er in de meeste gevallen toe zullen overgaan, van de door haar te leveren leerlingen bet maxi mum schoolgeld, zijnde den kostenden prijs, te heffen, waartoe zij het recht hebben, en het is niet moeilijk te raden, wat biervan het gevolg zal zijn. Immers dit, dat die leerlingen eenvoudig zullen wegblijven, omdat de meeste ouders een bedrag van f200.a f300.vermeerderd met de kosten van schoolboeken, abonne ment met den trein enz., onmogelijk kunnen opbrengen. De subsidies, welke de gemeenten van vestiging volgens het stelsel van den minister van de buitengemeenten zouden genieten, en welke in enkele gevallen op papier zeer belangrijk zijn,zijn iu werkelijkheid dan ook zuiver fictief. Die gemeenten zullen hare buitenleerlingen, en dus ook de sub sidies, die zij eventueel van de bui- 13) Zij keek naar den hemel en vroeg zich af, waar het zieltj e van haar kind nu wel wezen zou; volgde het haar, of zweefde het daarboven bij de ster ren, zonder meer aan zijne moeder te denken? Wat is men eenzaam's nachts in het veld, als men niet verheugd kan wezen te midden van alle vreug dekreten, en als van uit den hemel niemand dan de maan naar ons omziet, diezelfde maan wie het onverschillig is of het zomer is of winter, of de menschen leven of sterven... Het is zoo pijnbjjk om niemand bij zich te hebben, als men ongelukkig isals zij maar iemand had, hare moeder Pras- covia, of de Kruk, of de meid, of zelfs maar een moezjiekl... «Boe-oe!» riep de roerdomp, »boe-oe!» Plotseling hoorde ze duidelijk een mannestem «Span in, Vavila Aan den kant van den weg flikkerde een vuur, vlak voor Lipa; er waren geen vlammen meer, maar alleen enkele roode houtskolen. Men hoorde paarden grazen. Twee wagens teekenden zich af in de schemering. Op een daarvan lag een ton, op den anderen, den laagsten, bevonden zich eenige zakken. Voorts onderscheidde men twee man nen. Een der mannen had een paard bij zich om in te spannen, de andere stond met de handen op den rug on bewegelijk bij het vuur. Een hond lag te brommen bij de wagens. De man, die het paard leidde, bleef staan en zeide »'t Is j uist alsof er iemand aankomt. "Stil Boelet,» riep de ander tegen den hond. Men kon aan de stem hooren, dat deze man oud was. Lipa bleef staan en zeide: "God zegene u." De oude man ging naar haar toe en sprak toen: «Goeden avond." Bijt uw hond niet, grootvader?" "Neen, kom maar gerust, hier, hij zal u niets doen.» «Ik kom uit het hospitaal,» zeide Lipa na eene korte pauze. «Mijn kindje is daar gestorven. Ik breng het naar huis terug.» Het deed den ouden man blijkbaar onaangenaam aan, dit te hooren, want hij ging door en zei haagstig »Dat is jammer, moedertje. Maar t is de wil van God.» »Wat treuzel je, jongen,» zei hij tegen zijn makker, terwijl hij naar hem toe ging. "Haast je toch wat.» »De boog van het lamoen is niet te vinden,» gaf de jongen ten antwoord. «Je bent een echte Vavila!» De oude man nam een stuk houts- kool en blies het aanalleen zijn neus en zijn oogen werden er door ver licht. Toen de boog gevonden was, hield hij Lipa de houtskool voor, en keek haar even aanin dien blik lag medelijden en deelneming. U bent moeder,» zeide hij, »en iedere moeder betreurt baar kind.» En hij zuchtte, terwijl hij het hoofd schudde. Vavila gooide wat op 't vuur en trapte er op, en alles was toen uitgedoofd. Het was duister als te voren, en men zag nu weder niets dan de velden, de lucht en de sterren. De vogels piepten en beletten daardoor el kander te slapen; een riethoen schreeuw de op dezelfde plaats, naar het scheen waar het vuur gebrand had. Maar eenige oogenblikken gingen voorbij en toen zag men weer de karren, den ouden man en den langen Vavila. De wagens piepten terwijl zij voortrolden op den weg. »Zijt gij heiligen?» vroeg Lipa aan den ouden man. »Neen, wij komen van Firssanowo.» »Ge hebt mij zoo straks aangekeken en het deed mij zoo goed. De jongen ziet er ook zacht uit en daarom dacht ik: »dat moeten heiligen zijn.» «Moet ge nog ver?» »Tot Onkléevo.» «Stap dan op, dan kunt ge meerijden tot Kouzmenokiej dan kunt ge ver der rechtuit loopen en wij slaan linksaf». "Vaviela ging op den tonnenwagen zitten. Lipa en de oude man op den anderen. Het ging stapvoets, Vavila voorop. »Mijn kleintje heeft den geheelen dag geleden,» zeide Lipa. »Hij keek rond met zijn kleine oogjes en was doodstil. Hij wilde spreken en kon niet. Heer, mijn God, heiige Maagd Maria! Ik viel van verdriet iedere minuut neder, ik stond pas weer bij 't bedje of ik viel andermaal neder. Zeg mij eens, grootvader, waarom moet een kind lijden, voordat het sterft? lAls een volwassen mensch lijdt, een man of eene vrouw, dan worden huDne zonden hun vergeven, maar waarom moet een kind lijden, dat nog nooit zonde bedreven heeft? Waarom?» »Ja, wie weet dat?» zei de oude man. Zij reden een half uur lang, zonder te spreken. »Men kan niet altijd weten hoe en waarom,» hernam de oude man. De vogel heeft twee vleugels bekomen, en geen vier, omdat hij met twee kan vliegen. En eveneens is het den mensch niet geven, alles te weten, maar alleen de helft ef een vierde part der dingen. Hij weet juist, wat noodig voor hem is om te leven.» "Grootvader, het zal beter zijn, all ik loopen ga. Ik krijg zulke hartklop pingen. »Dat geeft niets; blijf maar zitten.» De oude man geeuwde en maakte het teeken des kruises voor zijn mond. »Dat geeft niets,» zeide hjj. »Uw verdriet is maar hMf verdriet. Het leven is lang. Ge zult nog van alle» krijgen, goed en kwaad. Moeder Ru«- land is groot,» zeide hij, terwijl hij rondkeek. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 1