NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. IN HET LAAGLAND. No. 14. Zaterdag 18 Februari 1911. Veertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG Efli ZATERDAG BINNENLAND. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 17. Telephoonno. 09. ADVERTENTIËN: Van 16 regelB 0.50; iedere regel meer 7 V, Cent. Advertentièn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend, Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Tuberculosebloem. Het Dageüjksch Bestuur der Tuber- culosevereening verzoekt plaatsing van het volgende Er blijkt ten opzichte van de tuber culosebloem een misverstand te be staan, dat eene verklaring onzerzijds noodzakelijk maakt. Toen, in het begin van het vorige jaar, in navolging van bet buitenland, besloten werd ten bate der tubercu losebestrijding een bloemendag te organiseeren, was de eerste vraag, die in ons dagelijks bestuur ter sprake kwam, deze: hoe dit plan ware uitte voeren, met de grootst mogelijke kans op financieel succes. Noodig was daar toe de bloen. te verkoopen op een dag, waarop veel publiek op straat was te verwachten en aangenomen kon worden, dat dit voor het koopen van een bloempje in de meest geschikte stemming zou zijn. De eerstvolgende dag waarop een en ander was te voorzien, was wel de toen aanstaande eerste herdenking van den geboortedag van Prinses Juliana, en besloten werd voor 1910 dien dag te kiezen. Een verdere bedoeling had genoemd bestuur daarmee niet en eerst was bepaald, dat een blauw bloempje (het Korenbloempje) zou worden vervaar digd. Alleen om technische redenen is later bet madeliefje gekozen. Het door het dagelijks bestuur ge nomen besluit heelt echter velen toch aanleiding gegeven in den verkoop van de tuberculosebloem als het ware een huldebetuiging aan de Prinses te zien en het gevolg daarvan was dal door de groote menigte aan de bloem zelve de naam van Julïanabloem werd gegeven. Daardoor begaf men zich evenwel op een terrein, dat het bestuur derNederlandscbeCentraleVereeniging tot bestrijding ter tuberculose nooit heeft willen betreden en dat het uit den aard der zaak ook niet betreden mocht. Het ligt niet op den weg van onze vereeniging en het behoort ook niet tot hare bevoegdheid, dagen vast te stellen, waarop een bijzondere hulde zal worden gebracht aan Leden van het Koninklijk Huis. Had men blijvend verband willen zoeken tusschen de# verjaardag van een der leden Tan het Koninklijk Huis en den verkoop van een tuberculosebloem, dan had men daarvoor slechts één dag op redelijken grond kunnen kiezen; denverjaardag van de Hooge Beschermvrouw onzer vereeniging Hare MaiesteitdeKoningin- Moeder de Vorstin, die zich van den aanvang af aan het hoofd der turber- cuiosebestrijding in ons vadeiland beeft gesteld. Toen de verkoop ten tweeden male, voor dit jaar, moest georganiseerd woiden zou de keuze van het Dage- lijksch Bestuur betreffende den dag, dan ook zeker op dien van Koningin Emma zijn gevallen indien het niet, na ernstige overweging, tot de over tuiging ware gekomen, dat die dag, op 2 Augustus, in het volle reissei- zoen, om velerlei redenen voor het doel niet geschikt kon worden geacht. Ware het anders geweest, dan zoude bet Dageüjksch Bestuur zeker aan den Raad van Bestuur, die ditmaal de regeling zou vastellen, voorgesteld hebben, tot onze Beschermvrouw het eerbiedig verzoek te richten, Haar verjaardag voortaan voor de uitvoering van het plan te mogen bestemmen. Indien het in de bedoeling gelegen had, jaarlijks op 30 April een Juliana- bloem te verkoopen, zouden wij ons zeer zeker niet gerechtigd hebben ge acht daartoe over te gaan, zonder ons vooraf te hebben vergewist, of dit plan de goedkeuring zou mogen ver werven van H. M. de Koningin, om dat wij meenden gegronde redenen te hebben om daaraan te twijfelen en in elk geval in de volkomen on zekerheid verkeerden, of het H. M. aangenaam zijn zoude indien op deze wijze verband werd gebracht tusschen den verjaardag en den naam van H. K. H. Juliana en de besti ijding der tuberculose. Die vraag hebben wij echter niet aan Harer Majesteits beslissing onder worpen. Toen bet Dagelijks Bestuur ge dwongen was van de keuze van den 2en Augustus af te zien en de gedach ten zich bepaalden tot den, overigens wat het jaargetijde aanging volkomen geschikten dag van 30 April, deden zich verschillende bezwaren kennen. Een der eerste, waarvan het gewicht aanstonds zeer sterk werd gevoeld betrof de klacht, dat door den bloemen verkoop in het vorige jaar, groote schade was gedaan aan een klasse van lieden, die, op een aag als dezen, gehoopt hadden eenige verdienste te putten uit den verkoop van oranje versierselen. Deze klacht was joist en overweging ervan leidde tot de over tuiging, dat men èn terwille van de verkoopers van Oranje èn om de be- teekenis van den feestdag zeiven, verkeerd zoude doen den geboortedag der Prinses tot uitsluitenden verkoop dag der bloem te bestemmen. De overgroote meerderheid van ons volk wil op dien dag aan haar gevoelens uiting geven door het dragen van oranje; het scheen ons nauwelijks geoorloofd, haar als het ware te wilien dwingen, in plaats daarvan zich met een willekeurige, door het bestuur der centrale vereeniging gekozen bloem te too'en. Want de wijze waarop men over het algemeen den bloemendag van het vorige jaar heeft opgevat, maakt het onvermijdelijk, dat aan een hernieuwde aanwijzing van den 30sten April, al was dat geheel tegen de bedoeling, de gedachte aan 6en peisoonlijke huldi ging van de Piinses zou worden ver bonden. De naam van Julianabloem, vanwege de Centrale Vereeniging nooit uitgesproken, maar door de spraak makende menigte aanstonds op den voorgrond gebracht, zou dan gebleven zijn en het karakter van de bloem, die wij nooit anders dan als tubercu losebloem bedoeld hadden en ook nooit anders bedoeld wilden zien, voor goed veranderd hebben. En, mede in verband met het beoogde doel, zou deze bloem onmoge lijk telken jare een oranjebloem kunnen zijn. De wensch is vernomen, dat ook ditmaal het madeliefje van het vorige jaar te koop zou worden geboden, maar het is duidelijk, dat dit niet doenlijk zou wezen, omdat de geheele uitslag ten bate van de tuberculosebestrijding daardoor in de waagschaal zou worden gesteld. Om zeker te zijn, dat geen onbevoegde verkoopers de bloem ten eigen bate verkoopen, zal telken jare een ander model, dat lot het laatste togenblik geheim gehouden wordl, gekozen moeten worden. Daarvoor ieder jaar een oranjekleur te kiezen ware niet wel mogelijk, maar toch zou de uitkomst wezen, dat het publiek die bloem ging dragen ter eere van een Prinses van bet Huis van Oranje en dat de aloude oranje- versiering dus terug zou worden ge drongen. Hare Majesteit de Koningin-Moeder zou men kunnen eeren door het dra gen van een bloem die den strijd tegen de tuberculose, waarin Zij ons allen voorgaat, verzinnelijkt tot huldiging van Prinses Juliana voegt alleen het oranje. Door de beslissing tenslotte door den Raad van Bestuur genomen, dat de verkoop niet verbonden zoude wor den aan den geboortedag der Prinses, maar dat de plaatselijke en andere ver- eenigingen daaitoe een of meer der dagen 29 en 30 April eiuM Mei zou den kunnen kiezen, wera ook aan andere, bekend geworden bezwaren van godsdienstigen, socialen en loca len aard tegemoet gekomen. Wij vertrouwen met het bovenstaan de de motieven, die geleid hebben tot de organisatie van den verkoop der tuberculosebloem in dit jaar, voldoende klaar te hebben gemaakt. S. M. S. de Ranitz, lste Voorzitter der Nederlandsche Centrale Vereeniging tot Bestrijding der Tuberculose. Dr. M. W. pijnappel, 2de Voorzitter en Voorzitter van het Dageüjksch Bestuur. Dr. R. de josselin de jong, Dr. C. Nolen, Prof. Dr. W. Nolens, prof. Dr. P. K. pel, Ledeu van bet Dageüjksch Bestnur, C. Dekker, Secretaris-Penningmeester. 's-Gravenhage, Februari 1911. Een Zionistische land- en tuinbouwschool. Er is indertijd door bekende Zionis ten in den lande de wenscbelijkheid besproken een land- en tuinbouw school op te richten teneinde daar jonge mannen op te leiden die zich later willen vestigen in Jeruzalem en Palestina, met de bedoeling het land te ontginnen en vruchtbaar te maken voor cultuur. Naar het »U. D." verneemt, is voor de vestiging dezer school thans terrein aangekocht. De heer Kan te 's-Gra venhage, heeft zich voor dit doel den eigendom veizekerd van den bekenden Westlandschen Tuin aan den Vleuten- schenweg, tusschen Utrecht en Vleu ten, welk terrein tot dusver toebe hoorde aan dr. v. Dugteren te Rotter dam. Deze grond werd tot heden gebruikt voor de vruchtenteelt en voor den kweek van ooftboomen en werd voor bet nievwe doel alleszins geschikt geacht. Daar zal dus weldra de Zionistische land- en tuinbouw school verrijzen. De leerlingen zullen zich na volbrachten leertijd nog in de praktijk bekwamen, waartoe men zich heeft gewend tot de Heide- Maatschappij en eenige bekende groote landbouwers. 14) »Ik ben heel Rusland doorgetrok ken: ik heb alles gezien. Je kunt mij op mijn woord gelooven, lieve. Je zult nog veel goeds en kwaads ondervinden. Ik ben te voet naar Siberië geweest, ik heb den Amoer en den Altai ge zien. In Siberië heb ik, als landver huizer, den grond bewerkt, en toen ik heimwee kreeg naar moeder Rus land, ben ik teruggegaan naar ons dorp. Wij hebben heel den weg te voet afgelegd. Ik herinner me nog een dag toen we op een boot waren ik was mager, broodmager, mijne kleederen geheel gescheurd en op bloote voeten; ik was bijna bevroren; ik knabbelde op een korst brood. Een heer, die ook op de boot was, (indien bij dood is, dan zij God zijne ziel genadig!) zag me medelijdend aan. "Je brood ziet donker," zeide bij, "maar je leven is zeker even donker!..." Ik ben teruggekomen in 't dorp, zoo als men zegt, zonder have of goed. Ik bad eene vrouwmaar die bleef in Siberië achter. Ze ligt daar begraven. En nu ben ik opperman. En zooals ik je zegik heb goed en kwaad onder vonden. En toch wil ik nog niet sterven, moedertje. Ik zou nog wel twintig jaar willen leven. Er is dus meer goeds dan kwaads in ons bestaan. Moeder Rusland is groot...» herbaalde bij nog maals, terwijl bij opnieuw links, rechts en achter zich keek. «Grootvader,» vroegLipa, »alsiemand sterft, hoelang blijft zijne ziel dan nog op aarde?» »Wie weet zulks Weet je wat, we zullen het Vavila vragen; die is op de school geweest, en tegenwoordig leert men van alles op school. Vavila?» riep bij. «Wat-blief?» "Vavila, als iemaDd sterft, boe lang blijft zijne ziel dan nog op aarde?» Vavila deed zijn paard stilstaan en antwoordde "Negen dagen. Mijn grootvader is gestorven en zijne ziel heeft toen nog dertien dagen geleefd in onze isba.» «Hoe weet je dat?» «Dertien dagen hoorden we kloppen in den oven.» »Goed zoo... Vooruit maar!» zei de oude man. Het was hem aan te zien, dat hij er niets van geloofde. Bij Kouzmenokiej gingen de wagens den grooten weg op en Lipa vervolgde den hare. De dag brak al aan. Toen zij de helling afging, waren de isba's en de kerken van Onkléevo voor hare oogen onzichtbaar door den mist. Het was koud; in Lipa's verbeelding zong de koekoek nog steeds door. Toen ze tehuis kwam, was het vee nog niet naar de weideiedereen sliep nog. Zij ging op het bankje voor de deur zitten en wachtte. Haar schoon vader kwam het eerst buiten. Bij den eersten oogopslag begreep hij al, wat er gebeurd was en het duurde een heele poos vóór hij spreken kon hij bewoog alleen zijne lippen. »Ach, Lipa,» zei hij, »heb je mijn kleinzoon niet in 't leven kunnen houden.» Men wekte Varvara. Zij hief de ar men op en begon te snikkeD, en ging dadelijk daarop het kind aankleeden. "'t Was zoo'n lief kind,» zei ze, »o, la, la, la, la, la. Zij had maar één kind en ze heeft het niet kunnen houden, de gekkin.» I Men zei dien morgen en dien avond een gebed voor de afgestorvenen op den volgenden dag begroef men Niki- phore. Na de begrafenis aten de dragers en de geestelijken veel en gulzig, als of ze in langen tijd niet meer gegeten hadden. Lipa bediende, en de priester zeide tot haar, terwijl hij zijn vork oplichtte waaraan een gezouten ama- nita zat; «Klaag niet over het kind. Hunner is het koninkrijk der hemelen.» Toen zij weg waren, begreep Lipa pas goed, dat zij Nikiphoor nooit meer zou terugzien, en zij begon eensklaps te snikken. Zij wist niet, in welke kamer ze eens kon uithuilen, want ze voelde dat er, na den dood van haar kind. geene plaats meer voor haar was daar in huis, dat zij hier te veel was. De anderen voelden het ook. »Wat zit je toch te brullen,» zei Akssinia eensklaps tegen haar, terwijl ze op den drempel verscheen. (Zij was ter gelegenheid van de begrafenis ge heel in 't nieuw en geblanket). "Zwijg toch.» Lipa wilde ophonden, maar kon niet en begon hoe langer hoe harder te snikken. Champignon. «Versta je mij niet,» zeide Akssinia, die in woede ontstoken met den voet stampte. "Tegen wie spreek ik. Ga weg en zet hier geen stap meer in huis, vrouw van een galeiboef. Ga weg.» «Kom, kom,» kwan de oude man tusschenbeide. Akksinia, kalmeer je, moedertje... Zij huilt, en dat is be grijpelijk... Haar kind is dood.» «Dat is te begrijpen...» zei Akksinia, terwijl ze hem naaapte. "Van nacht kan ze nog blijven, maar morgen moet ze weg! Dat is te begrijpen,» zei ze nog eens, en lachende liep ze den winkel in. Den volgenden morgen vroeg, ging Lipa naar Torgonévo, naar hare moeder. IX. Heden ten dage zijn het dak en de winkel opgeverfd en blinken, alsof ze nieuw waren. Geraniums bloeien als eertijds voor de vensters en wat drie jaar geleden bij de Tsyboukines ge beurde, is bijna vergeten. Voor 't oog der wereld is Gregori Petrowietsj nog altijd het hoofd van 't gezin, maar in werkelijkheid is Akksinia het. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 1