NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
SclietseQ uit 4e rectaal.
No. 35.
Woensdag 3 Mei 1911.
Veertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATEIIDAG
MEI.
BINNENLAND.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
iDgezjnden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraut 17. Telephoomig. 09.
ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Wat er waar te nemen en ledoen
valt in Bloeimaand.
Het weer. De veel bezongen Meimaand
schenkt ons, naast heerlijke dagen,
nog echt Aprilweer. Vooral m de eerste
dagen kan het zeer kil zijn. Nacht
vorsten, de schrik voor den tuinder
en fruitkweeker, doen vooral in deze
maand zooveel kwaad, omdat alles nu
is uitgeloopen of in bloei staat. Wan
neer de ijsheiligen zijn afgereisd
de officieels datum is daarvoor 14 of
15 Mei dan is meestal de kou van
de lucht. 1 Mei komt de zon op 4.33
en gaat onder 7.22 uur; 31 Mei komt
zij op 3.47 en gaat 8.8 uur onder.
Zoogdieren. Zoowat alle in 't wild
levende zoogdieren hebben nu jongen.
Vogels. Alle trekvogels zijn gearri
veerd de heksluiters zijn de Iciuartel
en de spriet. Deze leggen ook geen
eieren in deze maand
In Mei,
Leggen alle vogels een ei;
Behalve de kwartel en de spriet
(griet),
Die leggen in de Meimaand niet.
Alle vogels zijn nu aan den nest-
bouw of broeden. Jonge musschen
vliegen soms al uit. Jongen hebben
nuooievaar, kraai, lijster, spreeuw,
muscb, winterkoninkje, roodstaartje,
nachtegaal, kievit. In parken, bosscben
klinkt nu het heerlijk gezang der
mannetjes. Van 1 Mei af mogen geen
eieren van waterwild en van kieviten
meer geraapt worden. Kievitseieren
mogen na 5 Mei niet meer worden
verkocht, te koop uitgestald, of ver
voerd.
Amphibieèn. Bruine en groene kikvor-
schen in grooten getale. Er zijn al
heel wat »donderpadjes« te scheppen.
Ook watersalamanders.
Reptielen. (Kruipende dieren). De
slangen en hagedissen koesteren zich
in 't zonnetje. Vooral als ze pas ver
veld zijn, schitteren ze wondermooi.
Insecten. Nu vliegen de volgende
vlinders; kleine vos, citroentje, kool
witje, groote vos, atalanta (schoen
lapper). Tegen boomstammen en
schuttingen zitten overdag de volgende
nachtvlinders: pijlstaart vlinders, groote
hermelijnvlinders en wapendragers. De
vlinder van 't appelrupsje (wormstekig)
komt voor den dag. De k.leermol en
de tapijtmot vliegen. Men vange in
huis alle kleine motjes, waaruit de
rupsjes komen die de kleeren ver
nielen. Allerlei rupsen vernielen de
bladeren. Wie nu rupsen vangt, ver
zorgt zijn oogst. Meikevers vliegen.
Op witte doovenetel gouden torretjes.
Dennensnuittor op dennen, de iepen-
spintkever graaft gangen en jlegt
eieren. De wilgenhaantjes vernielen de
wilgenbladeren en de elzenhaantjes
peuzelen aan de elzenbladeren. Op
de zuring zitten zuringhaantjes. Let
nu op de bladluizen. Wie nu geregeld
zijn planten inspecteert, houdt ze den
heelen zomer vrij van luis.
Bemesting. Als 't weer guur blijft,
helpt men de planten met watChili-
salpeter. Men strooit hiervan wat op
den bodem en daarna giet men wat.
Wat achterlijk is, komt door de
Chilisalpeter bij.
In den moestuin. De bakken worden
's nachts nog gedekt. Alleen bij zeer
zacht weer, Zuidenwind, kan zij weg
gelaten worden. Nu wordt zoo wat
alles gezaaid en verspeend in den
vollen grond. Mei is eigenlijk de zaai-
maand voor den kouden grond. Boonen
worden gelegd. Augurken het eerst
en dan worden komkommers gezaaid.
Als 't nat en koud weer is, dekt men
de jonge plantjes met een bloempot.
Koolplantjes worden nu uitgezet. Alle
koolplantjes vragen in deze maand een
herhaalde begieting op den grond met
een zwakke oplossing van Chili en kali
anders verdunde gier.
Men zaait nog wortels, andijvie,
koolrapen en kropsla. Asperges worden
geregeld gestoken. Vooral wieden en
schoffelen, 't Onkruid moet men meester
blijven. Let op de aardbeien; bij
droogte gieten. Op zandgrond moet
men de aarde nu niet teveel bewerken
anders droogt zij te veel uit.
In den bloementuin. Nu worden
tal van bloemen gezaaidAdonis, lieve
vrouwbedstroo, asters, goudsbloemen,
korenbloemen, riddersporen, gaillardia,
godetia, zonnebloem, lathyrus (pron-
kerwt), vlas, lupinen, vergeet-mij-niet,
tabak, papaver, phlox, reseda, oost-
indische kers, stroobloemen, sierkale
bassen, enz. Dahlia's, begonia's zet
men, niet vóór de tweede, helft buiten.
Het is goed de pas beplante bedden
met wat turfmolm te bestrooien dat
houdt de uitdroging tegen. De voor-
jaarsperken raken nu uitgebloeid en
worden met zomerbloemen bezet. Uit
gebloeide heesters, als: ribes, gouden
regen en seringen, worden nu reeds
gesnoeid. Sfioeit men in 't voorjaar
vóór den bloei dan snijdt men de
bloemen uit. Azalea indica, de gewone
kamer-azalea, wordtnu buiten geplant;
men geeft de plant wat ouden koe
mest en bosch- of heigrond.
in den boomgaard. Perziken en
abrikozen worden gedund. Vroege
vruchten worden tegen vogels be
schermd door netten. Kersen bloeien l
Ook appels en peren.
Op den akker. Boekweit wordt
gezaaid. Als de suikerbieten slecht zijn
opgekomen, worden ze opnieuw ge
zaaid. Graan dat niet best staat krijgt
wat Chili. Koolzaad bloeitDe rogge
schiet in aren. Er moet nu veel ge
schoffeld en gehakt worden de bodem
moet los zijn. Tabak wordt uitgeplant.
In huis. De planten, die 's zomers
buiten behooren, brengt men niet
vóór 15 Mei uit huis. Eerst moeten
zij wat afgehard worden.
In de vrije natuur en in de parken.
't Is haast al niet meer bij te houden,
zooveel komt er en staat er in bloei.
Behalve de in April genoemde bloeien
nu de volgende boomenKleineesch-
doorn, paardenkastanje, moerbei, ok
kernoot, eik, grove den, spar' plataan
,en beuk. Van de heesters bloeien:
Berberis,. mahonia, kardinaalsmuts,
hulst, gouden regen, framboos, mei
doorn, sneeuwbal, rhododendron, se
ring, azalea mollis. De voornaamste
bloeiende kruiden zijn: boterbloem,
papaver, stinkende gouwe, muurbloem,
lepelblad, hondsviooltje, koekoeks
bloem, ooievaarsbek, witte klaver,
vogelpootje, aardbe', haarstreng, wilde
kervel, hevevrouvvbedstroo, kamille,
paardenbloem, vergeet-mij niet, smeer-
wortel, vetblad, waterviolier, arons
kelk, slangenkruid, aardorchidieën,
lisch en lelietje van dalen.
Er valt nu heel wat te botaniseeren.
Het aquariumterrariuminsec-
tarium. Nu er overal overvloed van
opgewekt voorjaarsleven is waar te
nemen, kost het weinig moeite ons
aquarium of terrarium te vullen. Maar
men moet nu voortmaken straks zijn
alle waterplanten te groot en is de
sloot te vol. Omdat er zooveel insecten
zijn te vangen, kunnen wij gemak
kelijk ons insectarium vullen, en daarin
het leven van deze «zespooters" waar
nomen. En alleen door zelfwaarnemen
doet men bruikbare kennis op, die
ons veel genoegen schenkt. Hagedissen,
slangen en hazelwormen zijn voor het
terrarium te vangen. Nv. d. D.)
Verjaardag Prinses Juliana.
Uit Apeldoorn schrijft men:
Ter gelegenheid van den verjaardag
van Prinses Juliana wapperden vlag
gen van openbare en een aantal par
ticuliere gebouwen.
In de felicitatieregisteres ten Paleize
Het Loo werd druk geteekend. Bloem
stukken werden aangeboden door de
gemeente en de Oranje-Vereeniging.
De bloemisterij van Het Loo bood een
fraai bloemstuk, in den vorm van een
kruiwagen, aan.
Van den Prins ontving Prinses
Juliana als curiositeit een ouderwet-
schen trek-kinderwagen, die tevens
als bokkenwagen dienst kan doen.
Deze wagen, vroeger een van 's Prin
sen kinderheerlijkbeden in Mecklen
burg, werd eenigen tijd geleden van
daar naar Het Loo overgebracht en
bij de restauratie naar de kleuren van
het Koninklijk Staldepartement, met
blauw satijn gevoerd.
Het geschenk van de Koningin en
den Prins bestond voorts in een minia
tuur boerderij naar een model Uddel.
Op deze boerderij zijn stallen, hooiberg,
rieten dak, tot zelfs de bewoners in
de typische Veluwscbe kleederdracht,
getrouw weergegeven.
Het geheel werd vervaardigd op
verzoek van het Koninklijk echtpaar
door den meubelmaker ten Paieize
Het Loo, tevens concierge van het
museum sFeluac, den heer J. Huigen.
Het boerderijtje beslaat een opper
vlakte van ongeveer 2 vierkanten meter.
Tijdens de vervaardiging kwamen de
Koningin en de Prins herhaaldelijk
in Huigen's werkplaats 6en kijkje ne
men.
De Bond van Onderwijzeressen bij
het Fiöbeloiidertvijs heeft aan Prinses
Juliana een volledig stel Fröbolmate-
riaal aangeboden.
Volkszang en draaiorgels.
»De Echo" spreekt over verbetering
van den volkszang. Het blad publiceert
den volgende oproep
Aan de Amsterdamtche burgerij.
ïOns volk zingt niet!", wordt
dikwijls gezegd. Gekheid Ons volk
zingt tegenwoordig wel. We hebben
puik-zangers, tot in 't buitenland
gehuldigd; we hebben zangver-
eenigingen bij de vleet; op onze
scholen wordt door vele onder
wijzers aan den zang den noodigen
tijd gegeven en daar bij vaak ge
lukkige keus gedaan uit liedjes,
die zich door bevalligheid en los
heid naast aantrekkelijke melodie
kenmerken. Nog meerhet Neder-
landsche lied komt in eere. Zelfs
onze grootste kunstenaars doen
Franschen, Duitschers, misschien,
wel Russen ervan genieten; de
Wognnmmers" brengen het over
In den val.
De weldoener.
«De majoor» was een bar-zegzinnige
kerel. Ik herinner mij niet den man
ooit te hebben zien glimlachen... De
«ober» van 't café; anders voor geen
geruchtje vervaard, was tegenover hem
de hoffelijkheid zelve. En met eene
beleefdheid, waarin iets schuchters, iets
onmiskenbaar-angstigs te onderkennen
viel. De «majoor» negerde iedereen
van zijne dagelijksche café-omgeving.
Hij verscheen klokslag halfvijfstapelde
alle bladen die op de leestafel bijeen
te grabbelen waren, naast zich neer.
Het potje-bier stond in een ommezien
naast hem. De bril werd uit het foedraal
getrokken en op neuspunt gezet. De
«majoor» hoestte met iets-dreigends
van: probeer niet me te naderen of
lastig te vallen... Ging dan zitten lezen.
Zich om geeD sterveling bekommerend.
Eens, herinnerde men zich, was
't gebeurd, dat een schichtig- schuchter
meneertje, die vond dat het onbeleeft
was om niets te zeggen, hem aansprak.
«Guur is de lucht, vindt u niet?"
fluisterde hij met bibberstemmetje,
't zoetigste glimlachje om de lippen...
De maj oor zweeg, Reageerde door
woord noch gebaar op het praten van
meneertje... Dat natuurlijk dood-ver
legen werd... Bepaald bleek van schrik...
Stotterend, in zijne verwarring, niet
wetend recht wat-ie deed, op harder
toon herhaalde; «Koud weer buiten,
zeg ik!" De «majoor" keek op, maar
hoé... Over z'n brilleglazen heen, met
kwaadaardige oogen... De haren van
den borstiligen knevel schijnen drei
gende pieken te worden...
Zéé observeerde hij meneertje een
minuut- of wat.
«Hoe zegt u?" kwam er eindelijk
uit, met rauw-keesch geluid... Meneert
je knikte glimlachend... Schoof zachtjes
z'n stoel een tjkje achteruit, voelde
koude rillingen over z'n rug gaan...
Betastte met bevende vingers een
krant...
Het discours liep daarin af. De «ma
joor" gaf een nijdjge ruk aan de cou
rant, waarin hij verdiept was, wierp
nog een vernietigend-minacht blik op
meneertje...
Verder had niemand den «majoor"
bij menschenheugenis van de café-be
zoekers, ooit gestoord. Maar voor een
maakte de grimmig-exclusieve, eenge-
loovige zonderling eene exceptie.
Wanneer die in zijne nabijheid
kwam, dan veranderde «majoor" als
bij tooverslag. De krant werd neer
gelegd. De bril van neuspunt op ta
feltje gedeponeerd. Er kwam een ver
heugde grijns om den grijzen borstel
knevel en de streng-sombere oogen
gingen stralen...
AchMeneer Van Dam Waarde
heer Van Dam!... Ddt doet me ple
zier... Ga zitten... Neemt u plaats, wat
mag ik u aanbieden?... Wel-wel, hoe
gaat 't, beste vriend?"
Door de gelederen der stamklanten
ghig dan eene siddering... Ziet-ge,
hoort-ge, merkt-ge, snapt-ge dat?!...
Ellebogen werden tegen elkaar ge
duwd. Oogen gaven wenkjes
Zoo'n vrindelijkkeid van den brom
beer, den ijzegrim...
En hij den «majoorschoof dan
aan een tenger figuur, omsloten door
zwart-laken, met eeD fijn-stalen bril
letje op den neus, met zachte trekken
over het bleeke gelaat... In alle op
zicht uiterlijk contrast van die nor-
sche... Iemand met zaclit-bedeesde
stem... Die den kellner om z'n kop-
koffie vroeg op de manier van iemand,
die buiten machte is om de paar stui
vers te betalen en het hart van den
bediende poogt te vermurven. Zóó
nederig, zóó eenvoudig, zóó goedig...
Op een middag had zich het onge-
loofelijke en wonderbare voorgedaan,
dat de "majoom een poosje met den
oberkellner praatte. Het biertje was
al neergezet en de «ober» liep, even
buigend, voorbij 't tafeltje om te zien
of alles in-de-puntjes was, toen, ja-
waarachtig, de grimmige hem toeriep:
«ls meneer Van Dam er niet ge
weest?"
Met 'n soort sprongetje was de
«ober» bij het tafeltje. Men wilde
in de nog jonge zaak, menschen
als den «majoor».Hij droeg een
roodachtig lintje in het knoopsgat,...
ter vriend houden...
»Dat spijt me» zei de «majoor»,
vernemend dat meneer Van Dam zich
nog niet vertoond had. Hij zweeg
even... De «ober» toefde besluiteloos...
Niet wetend of hij moest gaan dan
wel blijven...
De «majoor» keek hem plots aan
met een blik, waarin te lezen was:
waag 't eens om een syllabe te be
twijfelen van wat ik je gavertellen...
Enluide, zoodat 't in de heele zaal
kon gehoord wordeD
«Dat's de braafste, edelste man, dien
ik ooit ontmoet heb!«
De «ober» trok z'n wenkbrauwen
zoo hoog op als de voorhoofdspieren
gedoogden... knikte met enthusiaste
instemming... Zeker, dat begreep hij
best-
De nobelste kerel, die er leeftriep
de majooir uit, tegelijk met z'n zwarte,
dikke, rotting stampend op den vloer—
«Zoo leeft er geen op de heele wereld
«De «ober», tikje-verlegen met het
geval, wrijvend in zijne handen, al
maar knikkend of het hoofd heen en
weer wiegend van: «Hoe is 't moge
lijk. Hoe is 't bestaanbaar!...» luisterde
met strak-gespannen attentie. De
«majoor» vertelde. Nu sprak hij op
gedempten toon. En de streng dreigende
oogen keken telkens van: «Gelóóf-je
me soms niet?»
Aan de leestafel trachtte men op
te vangen iets van wonderbaar dis
cours.
Op zeker moment zwaaide de groote
deur van het café open-
De «majoor» spreidde de armen uit
naar den man, die binnentrad...
«Eindelijk! Eindelijk!»
Maar boos was de grimmige vol-