NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
EEN PAPIEREN ERFENIS.
No. 47.
Woensdag 14 Juni 1911.
Veertigste j aargang0
VERSCHIJNT WflEVSIIAfi EN ZATERDAG
Het tariefoutwerp ei liet verleer.
FEUILLETON.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 1.15;
Franco per post door het geheele Kijk 1.25.
Afzonderlijke Nummert 3 Cent.
Lngezjnden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau; Laiigestraut 77. Telephoonn0. 09.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In de toelichting tot de nieuwe
tariefwet lezen wij dat na het indienen
van het ontwerp-Harte de vrees geuit
zou zijn, dat hoogere invoerrechten
aanleiding zouden geven tot veseherpt
douanetoezicht op transitogoederen,
hetgeen meer in het bijzonder van
nadeeligen invloed zou kunnen zijn
op het verkeer over onze havenplaatsen.
Waar de toenmaals geopperde be
denkingen op deze wijze omschreven
zijn, kost het den schrijver der toe
lichting niet al te veel moeite de
bedenkingen te ontzenuwen, door er
op te wijzen dat ook bij ertsaanvoerende
schepen toezicht noodzakelijk blijft ter
wering van sluikhandel. Immers onder
de onbelaste lading kunnen andere
goederen verborgen zijn, of de be
manning kan in het bezit daarvan zijn.
Tegen dit toezicht, hoe scherp ook,
kan de handel geen bezwaar maken.
Zijne belangen worden daardoor niet
geschaad zoolang de kosten door den
Staat worden gedragen en de vrijheid
van beweging niet vermindert. Alleen
kan men betreuren dat die kosten
noodzakelijk zijn en zullen toenemen
in dezelfde mate als de verleiding tot
sluikhandel grooter is geworden door
de verhooging der rechten.
In waarheid ligt echter het punt
van geschil elders.
Dat zij die niet in aanraking komen
met de administratie der inkomende
rechten en daardoor vreemdeling zijn
op dit terrein, te goeder trouw meenen
dat rechten op den invoer het geheele
transito-verkeer ongemoeid laten, is
tot zekere hoogte begrijpelijk. Be
denkelijker schijnt het ons toe, indien
mannen met gezag bekleed zonder
zich de moeite te getroosten inlich
tingen in te winnen, zonder verdere
toelichting, apodictisch neerschrijven
adat het tarief met den doorvoer
handel niets te maken heeft."
J. F. Heemskerk: De Tariefwet en de
Middenstand. Weekblad de Middenstander van
6 Mei 1.1.
Ter voorkoming van verkeerde
voorstellingen schijnt het ons noodig
in eene beschrijving te treden van
hetgeen door de administratie verlangd
wordt bij de lossing der goederen uit
het zeeschip en bij de verdere be
handeling der goederen.
Bij aankomst van het zeeschip moet
aan de administratie opgaaf gedaan
worden der inhebbende lading. De
agent van het zeeschip is tegenover
de administratie aansprakelijk voor
de uitlevering der goederen in confor
miteit met de aangifte of beter gezegd
draagt de verantwoordelijkheid dat de
inklaring zal worden aangezuiverd dooi
de documenten, die de ontvangers der
lading bij den ontvanger der invoer
rechten. Zoowel bij lossing van een
te kort kan eene overtreding door den
belastingambtenaar worden geconsta
teerd. De wet gaat uit van de ver
onderstelling dat in beide gevallen
fraude kan hebben plaats gevonden,
terwijl de boete, die kan worden
opgelegd, verband houdt met de
hoogte van het inkomend recht of
met. den accijns.
Hier hebben wij dus dadelijk een
voorbeeld hoe bij het percentage der
heffing nog andere personen betrokken
zijn dan zij die goederen ontbieden
tot invoer voor verbruik. Het geheele
verkeer is betrokken bij het bedrag
van rechten en accijnsen en nu willen
wij dadelijk opmerken dat bij vrije
goederen al ontbreekt daarbij het
toezicht niet geheel geen belasting
ambtenaar zich vermoeien zal met
zorgvuldige telling, waar van ont
duiking van belasting geen sprake
kan zijn.
Anders is het met belaste goederen
en heel wat bekeuringen werden
ingesteld wegens verschillen bij uit
levering van kisten zuid-vruchten,
zakken suiker enz. Men verwondere
zich daarover niet te sterk. Vooral
bij overlading van het zeeschip in
het reinschip en door den spoed waar
mede het weik verricht wordt, is een
accurate telling hoogst moeielijk.
Gelukkig dal onze hoogere ambte
naren met de omstandigheden rekening
houden en zich dikwijls te vreden
stellen met ambtelijke verklaringen
uit het buitenland dat ten slotte het
vereischte aantal in de bestemmings
haven is uitgeleverd. Maar soms ont
breken die verklaringen of moeten
als niet vertrouwbaar terzijdegesteld
worden en zoo zagen meerdere reede-
rijen zich reeds boeten opgelegd, die
in de duizenden guldens liepen, zoo
dat zelfs bij herhaling door vreemde
reederijen de hulp der diplomatie
werd ingeroepen om eene vermindering
te verkrijgen.
Dat dergelijke onvoorziene schade
posten op de vrachten en daardoor
op het verkeer invloed uitoefenen ligt
voor de hand.
Volledigheidshalve dient nog bijge
voegd, dat wegens speciaal ambte-
naarstoezicht buiten de ofïïcieele uren
vergoeding verschuldigd is. Waar dit
toezicht bij lading van belaste goederen
altijd wordt uitgeoefend, maar bij vrije
ladingen gewoonlijk achterwege blijft,
ontstaat ook hierdoor een verschil
van onkosten.
Wij hebben reeds vermeld dat de
ontvangers der lading zich bij den
ontvanger der inkomende rechten te
voorzien hebben van documenten die
ben in staat stellen, al naar den aard
daarvan tot invoer in het vrije ver
keer, tot den doorvoer, tot opslag in
entrepot enz. Nu dient echter ten op
zichte van vrije goederen opmerk
zaam gemaakt te worden op meer
dan eene bizondere omstandigheid.
In de eerste plaats dat bij ladingen
erts, graan, meei. hout, enz. de agent
van het zeeschip veelal de taak van
den cognossementhouder overneemt
door in zijne plaats een document
te lichten tot vrijen invoer. De ont
vanger der lading behoeft dus deze
altijd eenig tijdverlies veroorzakende
formaliteit niet meer te vervullen. Hij
behoeft slechts zijne vaartuigen en zijn
werkvolk langs zijde te zenden tegen
den tijd dat zijne partijen beschikbaar
komen en zich voor het overige om
niets te bekreunen, hetgeen vooral
van belang kan zijn indien de ont
vanger der lading niet ter plaatse
woonachtig is of indien hetgeen veel
vuldig voorkomt de cognossementen
hem eerst op het laatste oogenblik
bereiken.
Naarmate het aantal vrije artikelen
inkrimpt of onzekerheid ontstaat of
de goederen al dan niet belast zijn
zal het hierboven geschetste gebruik
afnemen. Om een voorbeeld te noemen,
zal bijaldien een recht op geschaafd
hout geheven wordt, de scheepsagent
zich wel wachten eene lading planken
zoogenaamd vrij te makena zonder
bepaalde instructiën van den cognosse
menthouder, omdat zich onder de
lading ook geschaafd hout kan be
vinden zonder dat zulks speciaal op
de scheepspapieren vermeld werd. in
dat geval zou hij zich aan het gevaar
eener aanhaling blootstellen. Maar
wat nog meer onze aandacht trekt,
is dat vrije artikelen steeds ten invoer
worden aangegeven ook indien het
vaststaat dat zij later zullen worden
uitgevoerd. Zelfs is hierbij overdrijving
in bet spel en stelt men zich bloot
aan het gevaar van mistasten indien
bij visitatie blijkt dat afgaande op
onvoldoende of foutieve gegevens, men
als vrije goederen heeft aangegeven
wat blijkt belast te zijn.
Indien nu werkelijk het transito-
verkeer iniets te maken heeft* met
de heffing der invoerrechten of beter
gezegd indien deze heffing het transito-
verkeer geenerlei eischen stelt, boe
verklaart men dan die voorliefde om
waar mogelijk ten invoer aan te geven,
om later een uitvoerpaspoort te ver-
toonen, waar het zooveel gemakke
lijker schijnt eenvoudig ten doorvoer
aan te geven! Voor iedereen, in de
practijk bekend, ligt het antwoord
voor de hand. Men wenscht de vrij
heid te verkrijgen met de goederen
te handelen zooals een goedkoop en
snel vervoer zulks eiscbt. Men wil
niet gebonden zijn aan de plaats voor
tijdelijke bewaring noch aan de ver
voermiddelen die voldoen aan de
eischen door do administratie gesteld.
Men wil vrij blijven van begeleiding,
afsluiting of verzegeling enz. enz Men
zoekt vrijheid van beweging om tekun-
nen verpakken, verwerken, sorteeren
enz. zonder telkenmale daartoe ver
gunning te moeten vragen. In de oogen
van buitenstaanders misschien niets
dan futiliteiten maar voor de mannen
der practijk factoren die bij de
scherpe mededinging tusschen de
havens onderling beslissen kunnen
over behoud of verlies van het ver
keer.
Reeds onmiddellijk bij aankomst
van het zeeschip bemerken wij hoe
groot het verband is tusschen rechten
en accijnsen en de voorschriften der
administratie en het belang harer
contróle. Een verband dal wijst op
een mede-belanghebbende, op een
mede-zeggenschap zoolang de goede
ren niet in het vrije verkeer zijn over
gegaan. Reeds ten opzichte der lig-
en losplaatsen bestaat er verschil of
vrije dan wel belaste goederen worden
aangebracht. Terwijl vrije goederen
op den open wal mogen vertoeven,
zal voor belaste goederen opslag in
daarvoor goedgekeurde lichters oflood-
sen worden geeischt, hoogstens zal
voor laag belaste goederen toestem
ming worden verleend tot tijdelijk
verblijf op den wal.
Wij verheugen ons in Nederland
in de hartelijke samenwerking tus
schen de ambtenaren der administratie
en den handel. Het mogelijke wordt
gedaan om door speciale vergunningen
formaliteiten en kosten tot een mini
mum te brengen. Maar de ouderen
onder ons hebben andere toestanden
gekend. Zou die wijziging in gedragslijn
niet voor een goed deel verklaard
kunnen worden door ons vrijzinnig
tarief, waardoor de sluikhandel in
onze havens verminderde en daardoor
6
De tweede getrouwe ik van den
man, meent dat het nu tijd is om te
zwijgen. Zij hoort een sloffende en
slepende stap en weldra komt een man
binnen, die met een koperen lampje
in de hand, waarvan het katoen ter
helfte in de pijp verdoofd is, de vrouw
die aan de tafel staat, nadert, en nadat
hij zijn lampje op die tafel neêrgezet
heeft, het tweetal aanziet en met ge
dienstige stem zegt:
«Vrede zij u beiden!"
«Dankje, meheer de philosoof," ant
woordde de vrouw, terwijl de man
het met een eenvoudig «he?" afdoet.
Die wekt onwillekeurig onze nieuws
gierigheid. De grijze haien pet, die
hij achter op het hoofd geschoven
heeft, en waaronder het plukje grijs
haar, het eenigst bijna, dat zijn heele
kruin bedekt, te voorschijnt komt
de groote, ronde brilleglazen, die als
twee andere oogen omhoog geschoven,
van zijn voorhoofd Daar boren staren
de loensche blik, waarmeê hij schuw
en sluw om zich staart, en de lang
werpige rood gestippelde neus en
breede lippen 't vormt te zamen
een belachelijk geheel.
Terwijl hij daar nu staat, ziet hij
eerst de vrouw aan en vraagt, als hij
de haDd, waarmede hij een rol papieren
omvat, naar den man uitstrekt, die
daar nog immer naar beneden starende,
als versuft zit te kijken: «Is ie weer
zoo ver?"
«Ja wel, meheer de philosoof," ant
woordt de vrouw, niet zonder eene
beleefde neiging te maken, «dat is
ie weêr!"
De man, op wien deze woorden
betrekking hebben, ziet even op, als
wilde hij de onwaarheid van dit zeggen
betuigen, maar de binnengetredene let
niet meer op hemhij keert zich nu
tot de vrouw, en terwijl hij de rol
papieren, die hij in zijne hand houdt,
ontrolt, zegt hij op geheimzinnigen
toon
«Raadsbesluiten zijn raadsbesluiten.
Delf in de aarde naast de reusachtige
eiken, en gij zult hare wortelen vinden,
daal van de rotsen in de peillooze
diepen en gij vindt de holen, waarin
de arend maar altijd met arendsliefde
hunde jongen voeden, je dienaar! zift
het meel in de baktrog en gij zult
de zemelen vinden, steek de hand in
uwen boezem en ken u zeiven en leer
uwe zoDden nagaan in de diepten uwer
ongerechtigheden peilen en door
gronden... je dienaar. David, toen hij
leefde, bespeelde de lier, of wat was
het, de harp? ik heb het doorzocht
en gevonden, maar op zijn levensharp
waren er enkele toonen, die valsch
klonken; Mahomed en de koran was
een gebroedsel, maar ga dan nu heen
doorzoek dan zijne wetenschap, poog
het dan te doorgronden, wat zij heb
ben gevoeld en gedacht en gedaan,
knnt gij het?..."
De oude man Bleek ziet de vrouw,
die hem ongestoord heeft aangestaard
met een wijsgeerigen, vragenden blik
aan, en de rol eenige malen in zijne
handen ronddraaiende, doet hij haar
nog eenmaal dezelfde vraag, waarop
de vrouw verlegen met wat ze ant
woorden moet en weifelend neen laat
hooren.
«Zoek mij op geen partijen, zoek
mij niet op de feestmalen der grooten,"
herhaalt de oude, «zoo men mij daar
roept, ik ben er niet te huis, maar
ik ben daar te huis, waar zij klagen
en schreien en waar ze jammeren om
de genade. Ik neem Job in handen
en lees het. Ieder dag is mij eene
minuut en mijn geheele leven een
dag... En nou..." zegt hij, zich eenige
oogenblikken bezinnende, «hier heb
ik den rol met papieren terug. Ik
heb ze door den langen, bleeken man
laten nazien en hij zegt dat ze wel
van waarde kunnen zijn, en..."
«Meneer de filezoof... Bleek..." zegt
de beschonken man, «wat zeg je?"
«Blijf maar zitten," zegt Bleek, met
de rol papieren naar hem wuivende,
«'t is, zoo als ik zeg... en nu staat
het aan u, ga er heen en zie wat ge
er van krijgt!"
«Ga er heen ga er heen
waar en wanneer zij alleen, hé
vraagt de beschonken man, in den
hoek zich met moeite overeind rig-
tende, «maar zij alleen, hé want ik
moet die kleinen dresseeren?"
«Ga er heen! zeg ik u," herhaalt
de oude even bedaard «Je dienaar!" j
De oude man Bleek heeft de rol
papieren, die hij in de hand had, ge
deeltelijk achtergelaten hij heeft
er enkelen van laten liggen op de
tafel, die de vrouw met den omslag
doek nieuwsgierig doorloopt, hoewel
ze er toch niets van verstaat, terwijl
de philosoof met de andere papieren
zijn gewone avondbezoek voortzet, en
eene op hare hengsels knarsende deur
opent.
Hij komt in eene kamer, slechts
spaarzaam verlicht door een gewoon
blikken lampje. Er heerscht een duffe
lucht in het akelige vertrek, schoon
ook de wind nog vrijelijk toegang heeft
door dat hoóge raam in de muur,
waarvan enkele ruiten gedeeltelijk of
geheel uitgevallen zijn. Op de kleine
tafel liggen een aantal papier, maar
de stoel die daar vóór is geplaatst,
s door diemand bezet. Hij, die daarop
den geheelen dag gezeten heeft, ligt
na ia de greenenhouten kribbe, waar
om geen behangsel te vinden is.
De zieke slaat even de oogen op,
en de man met zijn ruwe pet en zijn
groote bril op, aanziende, zegt hij op
afgematten toon: «Bleek!» om terstond
daarna de oogen te sluiten.
«Verergerd?» vraagt de man op de
zelfde afgematten toon sprekende als
daar even. «Verder van het leven
en dichter bij de dood!» De zieke
slaat nog eenmaal de zwakke, oogen
omhoog, maar antwoordt niets. Bleek
plaatst zich naast de krib en fluistert
zoo vertrouwelijk als hij het vermag: