NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. EEN PAPIEREN ERFENIS. No. 53. Woensdag 5 Juli 1311. Veertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG Nog eens: De Groepeering van de nieuwe Tariefwet. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangestraat 77. Telephoonug. 00. AD VERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Voortgaande in de lijn, gevolgd bij de behandeling van de groepen IX, X en XIII van het nieuwe tarief in een vorig blaadje, zij de opmerkzaam heid nu in de eerste plaats gevestigd op de geldelijk meest belangrijke der overblijvende 12 groepen, groep III, die der mineralen, metalen en fabri- caten daarvan, waarvan de minister eene bate verwacht van 12.041.600. Voor zoover bij de samenstelling dezer groep van den door den minister Harte aangegeven leidraad wordt afge weken, betreft het verhoogingeri van de in zijn tarief voorgestelde rechten, met uitzondering van twee posten, te weten: spoorstaven, dwarsliggers, lasch- of verbindingsplaten, schuifpla- ten, wissels, kruisingen, gegoten stalen of gesmede steunstoelen voor spoor- en tramwegen: en buizen, pijpen en buisvormige fittings, waarvan vrije invoer wordt voorgesteld. Ter motiveering der eerste vrijstel ling deelt de minister in zijne memorie van toelichting mede, dat het vervaar digen van het zwaarder spoor voor normaalspoorwegen in ons land geen tak industrie is, en dat daarom wordt voorgesteld dergelijk materiaal geheel vrij ten invoer toe te laten. Aangezien echter meerdere fabrie ken werk vinden in het construeeren van het kleinere en lichtere materiaal van 10 cM. of minder railhoogte, zal daarvan een invoerrecht worden gehe ven van 6 pCt. der waarde. Dat is dus het zuiverste protectie-argument, invoerrechten geheven van deartikelen, die in Nederland worden gefabriceerd, vrijstelling van invoerechten voor die artikelen, waarvan het vervaardigen in ons land geen tak van industrie is. Evenzoo is het met de buizen, pijpen en buisvormige fittings, welke volgens de memorie van toelichting worden vrijgelaten, omdat zij over het algemeen in hoofdzaak uit het buitenland moeten worden betrok ken. Werden deze, naar het oor deel van den minister, wel in Ne derland gefabriceerd, dan zouden ze ook aan invoerrecht onderworpen moeten worden. Wanneer dus ter ken- nes van den minister zal komen, dat de Nederlandsche nijverheid zich op het vervaardigen van deze artikelen en van andere, die in het zelfde geval verkeeren zal hebben toegelegd, zal hij zijn tarief moeten wijzigen. Daaraan zal dus van het begin af alle stabiliteit zoo volstrekt noodig voor eene rustige ontwikkeling van nijverheid en handel geheel ontbreken. In het systeem van den minister zal hij steeds op het vinketouw moeten zitten om nieuwe artikelen te vangen, op welker ver vaardiging de Nederlandsche nijverheid zich zal gaan toeleggen, om daarvan bij invoer uit het buitenland invoer rechten te hellen. De verhoogingen van het invoerrecht op andere artikelen, waardoor deze vrijstellingen worden teruggewonnen, hebben betrekking op spijkers en draad nagels, kettingen en touwwerk eD ruw bewerkte voorwerpen van ijzer, staal of blik. Het is volkomen in de lijn van dit ontwerp, dat metselsteenen, dakpan nen, deuren, ramen en kozijnen onder werpt aan een verhoogd invoerrecht, ook vooral spijkers en draadnagels niet te vergeten. Hoe zou men anders kun nen timmeren? En waar de schipperij en de vis- schetij worden belast met een invoer recht op zeilen en zeildoek, zouden deze zich kunnen beklagen over on voldoende belangstelling van de zijde der regeering, wanneer niet hun touw werk en hunne kettingen ook de eer van een verhoogd invoerrecht werden waardig gekeurd. Afgewerkte voorwerpen van metaal gereed voor het gebruik, worden be last met een invoerrecht van 12 pCt. der waarde, niet voor direct gebruik geschikte en die daartoe bier te lande nog moeten worden bewerkt betalen 10 pCt. Tot deze laatste categorie be- hooren de genoemde ruw bewerkte voorwerpen van ijzer, siaal of blik, welke tegenwoordig onderworpen zijn zijn aan een invoerrecht van 5 pCt., hetwelk minister Harte wilde verhoo gen tot 6 pCt., doch dat minister Kolkman wil brengen op 10 pCt. Den vermoedelijken invoer raamt hij op f4.500.000, de bate voor de schatkist op f450.000. Volgens de memorie van toelichting omval dit nummer machinerieën, ge reedschappen, messenmakerswerk enz. De fabricage van vleeschsnijmachines en van rijwielen, die de onderdeelen voor haar fabricaat grootendeels uit het buitenland moet betrekken, wordt op deze wijze belast met eene ver dubbeling van het tegenwoordig door haar verschuldigd invoerrecht. Bij den verkoop harer producten naar het buitenland wordt zij daardoor in hare concurentie met buileniaridsche fabrie ken bemoeilijkt, eene directe benadee ling dus van onze nijverheid, wanneer zij voor export werkt. Door de verhooging der invoerrech ten op verschillende fabricaten, die hulpmiddelen zijn voor andere takken van nijverheid in ons vaderland, wor den de belangen dezer laatste door het nieuwe tarief van invoerrechten dus aanmerkelijk geschaad en aan de in dit verband genoemde, dient nog te worden toegevoegd de in de laatste jaren zeer in bloei toenemende, voor uitvoer werkende schoenen-industrie, die groot nadeel zal ondervinden van de nieuwe en verhoogde invoerrechten op verschillende soorten van leder, voorgesteld in groep VIII van het tarief, die handelt over huiden, vellen en leder. Vakmannen in Noord-Brabant laten zich niet onbetuigd om de regeering te wijzen op de benadeeling hunner belangen, voortspruitende uit de be scherming, die men aan de leerlooie rijen wil verleenen, alweder eene bevoordeeling van den een ten koste van den ander, zooals onvermijdelijk is bij elk beschermend tarief van invoerrechten. Fabricaten van leder zijn tegen woordig belast met 5 pCt., bet nieuwe tarief verhoogt dat recht tot 12 pCt., het schoenmakerswerk van 5 tot 6, 8 of 12 pCt., waardoor aan dat laatste bedrijf eene bescherming zal worden verleend, die het niet vraagt, omdat het zich steeds meer op den uitvoer toelegt. De Minister meent dan ook, dat verhooging van den prijs daarvan niet het gevolg zal zijn, omdat daarvoor de binnenlandsche concurentie te groot is. Waarvoor dient dan zoo'n invoer recht, zou men zoo vragen? De minis ter verwacht daarvan toch eene op brengst van 2 ton. Wanneer de bin nenlandsche schoenfabrikanten hunne prijzen niet verhoogen door de onder linge concurentie, zal men toch immers geen buitenlandsche schoenen, pan toffels en muilen koopen, waarvan de prijzen door het verhoogde invoer recht wel verhoogd worden. Maar die binnenlandsche schoenfabrikanten zul len hunne prijzen moeten verhoogen, want zij zullen wegens invoerrecht op buiienlandsch Ieder, dat nu vrij wordt ingevoerd 1 210.000 te betalen hebben, ter bescherming van de leerlooiers, die volgens de memorie' van toelich ting uit hun kwijnenden toestand moeteu worden opgebeurd. Enkele regels hooger schrijft de minister in die zelfde memorie, dat men niet kan volhouden, dat de meeste looierijen hier taelande in primitieven toestand verkeeren, dat men er verscheidene vindt, die hunne fabriek geheel op de hoogte van hun tijd hebben gebracht. Wie reimt sich das zusammen? Het moge eervol zijn voor de schoenen industrie, die volgens den minister is geslaagd waar zij zich toelegt op den uitvoer, te worden uitverkoren nu ook de leerlooiers een handje te helpen, het staat te vreezen, dat bet daartoe strekkend invoerrecht aan den uitvoer van schoenen allerminst bevorderlijk zal blijken te zijn. Die leerlooiers, die hunne fabrieken geheel op de hoogte van hun tijd hebben gebracht, mag men geluk wenschen, dat zij daarmede niet ge wacht hebben tot de minister van financiën zijn nieuw tarief zal hebben ingevoerd, want de bouw dier fabrie ken zal dan evenals tegenwoordig in Duitscbland bet geval is, duurder worden dan onder het nu vigeerend tarief. Niet alleen wil de minister metselsteenen belasten, maar ook bout ien de fabrikanten daarvan, zie groep IVII. Niet alleen deuren, ramen en kozijnen en ander timmerwerk voor huizenbouw en alle houtwerk, maar ook het geschaafd, al dan niet ge ploegd, gemest of gekraald hout, waarvoor hij een invoerrecht voorstelt van twee gulden per kubieken meter. Door deze invoerrechten wordt de huizenbouw duurder, en die verhooging zal uit den aard der zaak het meest drukken op de kleinere woningen, fabrieken en werkplaatsen, het minst op de meer weelderiggebouwdehuizen, villa's en dergelijke. Dat is dus weer eens de progressie in die vei keerde richting. De houtzagerijen en schaverijen stellen geen prijs op het voorgestelde invoerrecht en de onderscheiding, die in het tarief gemaakt wordt tusschen hout en geschaafd hout, heeft geen ander effect dan dat de laatste soort noodeloos in prijs zal worden ver hoogd, ten nadeele van hen die dat hout niet koopen uit weelde. En wie evenmin uit weelde een fabrikaat van hout koopen, dat de minister aan een invoerrecht van 10 pCt. der waarde onderwerpt, ziju de dragers van klom pen, die in de lasten, welke het nieuwe tarief aan het Nederlandsche volk zal opleggen, zullen mogen bjjdragen tot een geraamd bedrag van f30,000 voor hunne klompen. Voor een deel zullen ook de diaconieën, die gratis klompen verstrekken, daarvan bun part mogen betalen. Het lijkt ironie, zulk een artikel met een invoerrecht te be lasten, omdat in Nederland volgens de memorie van toelichting eene zeer ontwikkelde klompenindustrie bestaat, 10 «Plezier van kennis te maken,» zei ze, terwijl ze haar overtollige kleeding- stukken aflegde, met een stem, forscher dan men van zulk een tenger dametje zou verwacht hebben, »en dit is het lieve meisje, dat gij wel aan onze zorg wilt toevertrouwen?» Ze ging nu naar de Dieuwe élève toe, plooide haar onvriendelijk, spits gelaat zoo vriendelijk, hield haar hand een oogenblik vast en gaf haar toen met het heft van een pennemes, dat ze juist in de vingers hield, een ge nadig tikje op deD neus. •We kunnen wel goede vrienden worden?» zeide zij toen. U leeft hier met uwe zuster,» viel tante Mina in, om een pijnlijke stilte te voorkomen. »Ik leef met mijne zuster,» zei de dame, »om u te dienen, we nemen zamen de school waar; mijne zuster zorgt voor de lessen en het verdere onderwijs, en ik voor de huishouding.» »De meisjes houden hier zeker allen hare kleederen onder eigen opzigtik zon dit ten minste wel wenschen, om zoo een weinig huishouden...» »De meisjes houden hier allen hare kleederen onder eigen opzigt,» her haalde de dame, nog voordat tante Mina uitgesproken had. »Maar over alle kasten gaat één oog, en dat is mijn oog,» voegde zij er met eeni en nadruk bij. Toen vatte zij het k'nd weder hij de hand, en zeide nog eens, zoo vriendelijk mogelijk: «Wij kun nen wel goede vrienden worden!» »Dien maatregel houd ik voor zeer goed,» zei tante Mina; »maar ik zon nog wel eens willen spreken over het onderwijs, dat de kleine hier genieten zal. «Genieten zal? Permitteer me,» zei de dame, aan de schelkoord trekken de, en eenige oogenblikken later naar de deur wuivende, die geopend werd, riep zij«Mijne zuster.» De dame die nu binnentrad, hoe klein ook, had een zeer imposant voor komen. Ze boog het hoofd niet voor over, alsof ze bang was, het van wege de vele geleerdheid, die daarin huisde, niet weêr te zullen kunnen opheffen, maar ze gaf zich zelve een gevoeligen knik in den rug, en stond toen oogen- blikkelijk weêr in haar natuurlijke houding. Uit hare doordringende oogen ^spraken geleerdheid en vrijmoedigheid op haar spitsen neus prijkte een bril met blaauwe, ronde glazen. Juffrouw Rietvorst I» zeide de eerste dame, voorstellende, tot de tweede. »En mijne lieve discipel!» zeide de savante, met iets lispelends in hare stem. Ze legde hare hand onder het lieve kinnetje van het kind en bleef haar doordringend aanstaren. ii U zult gehoord hebben, mejuf frouw,» vervolgde zij, (de savante) «dat mijne zuster de huishouding heeft aan vaar, om met Rome's Scipio te spreken en ik als ik mij zoo uit drukken mag de huishouding van hoofd en hart op mij genomen heb.» De dame, die de huishouding waar nam, trok uu de lieve pupil naar zich toe, en zeide met den wijsvinger opge heven «dat is nu de mythologie, die gij ook leeren zult. Fabelleer van al die vreemde gedrochten uit de heiden wereld, van menschen met kattenstaar ten en snoekvinnen. Lees maar braaf, dan kunnen wij nog wel goede vrien den worden.» Die laatste opmerking 6cheen ze zeer belangrijk te achten. Telkens als ze die had uitgebragt, zweeg zij eenige oogenblikken, terwijl ze haar, tot wie ze die woorden rigtte, geheimzinnig lachend aankeek. Maar zachter sprekende en bijna fluisterende, liet zij er op volgenEn weet ge nu wel, als ge een japonnetje of een kraagje hebben wilt, aan wie ge 't vragen moet?» «Aan u,» zei Anna beschroomd. a Aan u Maar hoe zult ge mij dan noemen?» Wel, juf.» a Wel juf!» herhaalde de dame weêr, «maar als die juffrouw déér nu, die hoofd en hart kneden zal, ookjeens in de kamer is, wat zult ge dan doen?» »U aanzien en 't u vragen.» »U aanzien en 't u vragen! goed gezegd,» lachte de juf, »maar wil ik u eens beter helpen, vooral als het eens donker is, en ik die sprekende oogjes niet zien kan.» a Ja,» zeide Anna. »Noem mij dan: juf Riek, en die juf, alleen: juf, niets anders hoor!» De juf, die alleen bij dien naam genoemd mogt worden, keek de drukke spreekster, door haar brilleglazen ver toornd aan, en vervolgde haar afge broken rede, even deftig als vroeger: Er zijn echter zonnen, wier licht niet schijnt vergun mij deze beeld spraak enkele levens, die raadselen j blijven, kluwens, die ge moogt om en omdraaijen, maar waarvan gij nooit het regte einde zult vindenenkele raadsels, ik herhaal het, en ik doe dit te liever, omdat ik daardoor, zoo bescheiden mogelijk terugkom op ons levensterrein, dat van mijne zuster en mij.» Ze keek haar zuster met een ge nadig knikje aan, en deze, al had ze 't zelfde ook al dikwijls gehoord, was opgetogen van bewondering, en fluister de de nieuwe élève toe«Daar begrijpt ge nog niets van, is 't wel? Neen, daar begrijpt ge nog niets van.« «Mijne zuster en ik, mejuffrouw, zijn gesproten uit een en denzelfden tronk; maar de stam mag ik mij weder van die bloemrijke spraak, die mijn lievelingstudie is, bedienen de stam was vermolmd en doorknaagd. Mijne lieve moeder stierf, toen mijne zuster nauwelijks het levenslicht aanschouwd had, nu twee en veertig jaren ge leden.» »Janet,» zei de zuster, kleurende bij het noemen van dat jaartal. «Mijne zuster,» vervolgde Janet,

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 1