3tf IE UW I
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht
FEUILLETON.
No. 69.
Woensdag BO Augustus 1911.
Veertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSIIAG EN ZATERDAG
Bet Tarief en de Landbouw.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoonug. 09.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer Tl, Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Bij eene behandeling van de vraag
in hoever de landbouw bij de voor
gestelde tariefswijziging betrokken is,
valt afzonderlijk te onderzoeken het
directe en indirecte belang var. dat
bedrijf bij deze regeeringsplannen.
Eerst dus de vraag: wordt door dit
voorgestelde tarief de landbouw recht
streeks gebaat of geschaad?
Het antwoord op die vraag is niet
moeilijk te geven.
Waar deze tariefwijziging beoogt
bescherming van den nationaleri ar beid,
opgevat in dien zin dat de- binnpn-
landscha markt moet worden verruimd
door de buitenlandsche concurenten
te weren, is het duidelijk dat onze
land- en tuinbouw van dit soort be
scherming niets goeds heeft te ver
wachten
Onze land- en tuinbouw als groote
exportbedi y ven hangen voor huri be
staan geheel af van de buitenlandsche
markt; is de vraag naar hun producten
op dio~maikten goed, dan rijzen ook
hier op do binnenlandsche markt de
prijzen en omgekeerd wanneer zij op
de buitenlandsche rnaikt dalen dan
worden ook hier de prijzen lager.
Een tariefwijziging kari op die
prijzen geen rechtstreekscben invloed
uitoefenen, behalve natuurlijk op de
prijzen van granen, mais en enkele
andere artikelen, die wij in groote
hoeveelheden invoerenmaar omdat
men er aan denkt om die thans te
belasten, blijven die buiten debat.
De vraag of de landbouw bij dit
tarief gebaat zal worden, in den zin
zooals de protectionisten dit opvatten,
kan dus beslist ontkennend beant
woord worden. De heeren Van Dedem
en de Wykerslootb hadden met hun
beweringen wel gelijk (zie Handelingen
Tweede Kamer bl. 1647).
Toch is de landbouw niet geheel
van de belangstelling der Regeering
vescboond gebleven en zal hij een
dee! van die «bevordering van den
nationalen arbeid" hebben te betalen.
Zoo wordt, om enkele voorbeelden
te noemen, het stremsel voor de kaas-
makeis belast met 15 per 100 K.G.
Glas. voor den tuinbouw steeds
meer gebruikt, met 5, paklinnen, voor
den uitvoer van planten, met 5 percent
verhoogd.
Teen en mandenmakerswerk voor
emballage 6 percent.
Klompen, het schoeisel voor de
landarbeiders met 10 percent en de
landbouwmachines.
Ziehier eenige van die voor den
landbouw noodzakelijke artikelen die
duurder zullen moeten worden betaald.
Wij kunnen hier nog bijvoegen de
prijsstijging van verschillende levens-
behoefien, die de strekking heeft tot
een verhooging van de arbeidsloonen
zonder dat daardoor de levenspositie
van den arbeider zal worden ver beterd.
Uit deze factoren kan worden be
rekend de prijs die onze landbouw
zal hebben te betalen voor die zoo
genaamde arbeidsbevordering zonder
daarvan ook maar het minste te
profileeren.
Nu behoeft men volstrekt niet in
overdrijving te vervallen door te be
weren dat deze prijsverbooging onzen
landbouw zal te gronde brengen, maar
gevraagd rnag toch worden of bet nu
juist onze tuinbouwers mo6ten zijn
die met 10 pCt. verhooging huil glas,
paklinnen en bun onmisbare klompen
hebben te betalen. Zelfs al ware dit
het eenige offer dal van den landbouw
werd gevraagd, dan zou bet niet aan
gaan om de gezinnen van land- en
luiribouwarbeiders te bezwaren met
een belasting van 10 pCt. op bun
onmisbaar schoeisel.
Maar met dit rechtstreeksche nadeel
door de belasting van sommige be
hoeften is de landbouw er niet af.
Wat toch zijn de indirecte gevolgen
van deze tariefwijziging voor den
landbouw?
Het onderzoek daarnaar doen wij
het beste aan den hand van een
tweetal zeer juiste opmerkingen in de
Memorie van toelichting op het Wets
ontwerp.
Op bl. 36 wordt aangetoond dat
de eierenproductie in ons land in de
laatste jaren zoodanig is gestegen, dat
de saldo-invoer, die 6 jaar geleden
nog ruim 2 millioen KG. bedroeg, 5
jaar later veranderd was in een saldo-
uitvoer van bijna 6 millioen KG., en
dat, niettegenstaande deze geweldige
uitbreiding der productie de prijs de
laatste 10 jaren belangrijk is gestegen
(van f2.95 per 100 sjuks tot f4.14).
Hierbij merkt de Regeering nu op
«Deze prijsstijging is een gevolg
«van de omstandigheid, dat, dank zij
«het gemakkelijke verkeer en de gun
«stige ligging van ons land, de Neder-
«landscbe eieren de consumptie-centra
»in verschen toestand kunnen bereiken
«en in deze centra de vraag naar
«versche eieren, tengevolge van de
«toeneming der bevolking steeds groo-
«ter wordt."
En op blz. 39, waar de Regeering
zich verontschuldigt dat zij geen rech
ten op granen voorstelt, zegt zij
«De afzet en prijzen van onze vee-
«teeltproducten laten tegenwoordig
«weinig te wenscben over. Het blijkt
«meer en meer dat zijne ligging ten
«opzichte van de groote comsumptie-
«centra: Engeland, België en Duitscb-
«land en zijn natuurlijke gesteldheid
«ons land een voorsprong van betee-
«kenis geven in zake de productie en
«den afzet van veeteeltproducten."
Met deze zoo juiste opmerkingen
heeft de Regeering de scherpste ver-
oordeehng over haar eigen voorstellen i
uitgesproken die ooit gegeven kan l
worden, en hier ligt juist het uitgangs-j
punt voor alle beschouwingen over'
protectie of vrijhandel die met betiek-1
king tot ons land alleen ter zake
dienende zijn.
In de eerste plaats dient te worden
gevraagd wat voor ons land, gegeven
zijn grootte, ligging, bodem en klimaat,
het meest wenschelijke is.
En waar wij nu zien, dat dank zij
al die gunstige omstandigheden, onze
landbouw bloeit en zich steeds meer
tot een groot exportbedrijf ontwikkelt,
zooals de Regeering zelf erkent, dat
deze bloei volstrekt niet in den weg
staat aan een gezonde ontwikkeling
van industrie en handel, daar is toch
de vraag gewettigd of het nu de tijd
is voor dezen eersten stap tot wijziging
van onze handelspolitiek, waarvan,
ook volgens de getuigenis van geest
verwanten van deze Regeering,, voor
den landbouw niets dan nadeel is te
wachten.
Het is niet in de eerste plaats de
kwestie of de voorgestelde rechten
hoog of laag zijn, ook niet of het eene
artikel wordt vrijgelaten of het andere
niet. De groote beteekenis ligt in het
principe dat hiermede zegeviert en
dat, eenmaal aangenomen, zoo moeie-
lijk ongedaan kan worden gemaakt
zonder groote belangen te schaden.
In naam van «de bevordering van
onzen nationalen at beid» worden de
belangen van onzen meest nationalen
arbeid,onzen bodemcultuur, opgeollerd
aan de belangen van enkele industriën
die zonder bescherming heeten niet
te kunnen bestaan.
Dat zoovele industrieele bedrijven,
die zich thans zoo schitterend ont
wikkelen zonder die bescherming,
daardoor ook in moeielijkheden worden
gebracht, wordt in verschillende adres
sen genoegzaam aangetoond.
Wij hebben het hier over den land
bouw en die zal hierbij het kind van
de rekening worden.
Niet alleen omdat enkele benoodigd-
heden door het invoerrecht iets duur
der worden.
Ook nog niet in de eerste plaats,
al moet het niet gering worden geacht,
omdat de levensomstandigheden van
de geheele landbouwbevolking belang
rijk worden verzwaaard door het
meerdere dat zij voor haar verschil
lende behoeften heeft te betalen.
Het grootste nadeel waaraan onze
landbouw door deze tariefsverhooging
wordt blootgesteld, is het gevaar voor
represaille-maatregelen van het bui-,
teoland, een gevaar dat zeker niet
denkbeeldig moet worden geacht.
Zal Amerika zoetsappig de rechten
op meel verdragen?
Wij hebben alle reden om het
tegendeel te vreezen en te verwachten,
dat het onzen bloembollenuitvoer op
gevoelige wijze zal knauwen.
Een zekere ontstemming is in de
Engelsche, Duitsche en Franschepers
nu reeds tot uiting gekomen en hoe-
vele middelen hebben die landen niet
om den export van onze landbouw
producten te bemoeielijken.
Wij weten wel dat ook nu reeds
enkele genomen maatregelen dien
invoer moeilijkheden in den weg leg
gen onder den schijn van zorg voor
hygiënische belangen, speciaal wat
betreft den invoer van vleesch en vee,
maar ook dat, dank zij onze zoo
beleidvolle regeeringszorg, die moeie
lijkheden grootendeels worden over
wonnen en een geweldige toeneming
van onzen uitvoer niet hebben ver
hinderd.
Voor bet gevaar van represaille
maatregelen kan niet ernstig genoeg
worden gewaarschuwd.
Maar dan hebben wij onze retorsie
maatregelenzeggen sommigen.
Och arme! Laat ons hopen dat
oorzicbtige Regeeringen ons voor
dergelijke bravourstukjes zullen bewa
ren, want het is te vreezen dat die
remedie erger zou zijn dan de kwaal.
Toch schijnt de Regeering in ernst
aan zoo iets te denken; althans in
art. 9 en 10 vraagt zij de machtiging
om, in afwachting van een later vast
te stellen wet, het recht op sommige
artikelen met 50 pCt. te verhoogen
en onbelaste artikelen te belasten
met 15 pCt. van hun waarde, wanneer
zij meent dat wij ten aanzien van een
of ander artikel onbillijk behandeld
worden.
Een tarieven-oorlog dus!
Zou men nu in ernst gelooven dat
wij daarmede landen als Amerika,
Duitschland of Frankrijk zullen klein
krijgen en ze zullen dwingen onzen
zin te doen?
IILT IDE DIEPTE.
EEN AMERIEAANSCHE GESCHIEDENIS.
6)
Er is een genootschap in Amerika
en Engeland, welks leden zich opstan
dingsmannen noemen. Het is een ge
nootschap van menschelijke hyena's,
dat lijken steelt, om ze aan jonge ge-
neesheeren te verkoopen, voor hunne
anatomische studiën. Het piëtische
Engeland heeft namelijk het eerste ont
dekt, dat het ontleden van lijken ten
behoeve der studie geen verdienstelijk
werk voor de menschheid, maar integen
deel eene zonde was, en voortaan worden
de menschen onopengesneden ter aarde
besteld. Men vergenoegde zich bij ana
tomische studiën met praeparaten en
kadavers van dieren, en Amerika, dat
grootendeels en in vele bijzonderheden
slechts de aap van Engeland is, volgde
het voorbeeld der eilanders. Wat moes
ten de jonge artsen doen om met den
tijd mee të gaan? Zij moesten lijken
van de kerkhoven laten stelen en er
vormde zich een bepaalde bende, die
dit uitvoerde. Toen men nu later de
in de hospitalen gestorvene door hun
verwanten niet opgeëisehte lijken voor
de snijkamer bestemde, bestond reeds
die bende en vele artsen maakten er
nu verder gebruik van, om zich lijken
van personen te verschaffen, welke zij
in de aarde gecureerd hadden, en van
wier ziekte zij nu na hun dood een
recht begrip wilden hebben.
Somwijlen gingen de lijkendieven ook
verder. Wanneer het hun te moeielijk
werd gemaakt, de goed bewaakte kerk
hoven te bestelen, maakten zij lijken,
dat is, zij sloegen menschen met zand
zakken dood, of worgden ze met strikken,
of smoorden ze met pikpleisters, en
het is bewezen dat de Ier William
Barke met behulp van zijn vriend en
medgezel Hare te Londen zestien men
schen verworgde en ze aan doctor Knox
verkocht. Hij bedwelmde de menschen
en smoorde ze door het dicht houden
van mond en neus. Nog afgrijselijker
handelde in het jaar 1831 te Londen
een zekere Bishop, die kinderen stal,
ze vermoordde en geheel of gedeeltelijk
aan jonge artsen verkocht.
Van Engeland verspreidden zich zoo
als gezegd is de opstandingsmannen
over Amerika, en zij zijn daar volstrekt
niet fabelachtig, immers, schrijver de
zes, woonde in 1865 te Cincinnati
processen bij, die tegen betrapte lijken
dieven gevoerd werden. Maar het is
even moeielijk deze menschen straf op
te leggen, als het moeielijk is de kinder
moordenaars van beroep in Amerika
dat afgrijselijk handwerk af te leeren.
Het is inderdaad een machtig genoot
schap, dat aaneen hangt, geheime her-
kenningsteekens, verborgen sluiphoe
ken, geldmiddelen en de bescherming
van zijne medeplichtigen heeft, die het
meest artsen met uitgebreide praktijk
zijn. Betrapt men hen niet op heeter-
daad met het gestolen lijk bij zich,
dan blijven zij steeds vrij, want niets
in de wereld is zwijgender dan de snij
kamer van een Amerikaanschen arts.
Trouwens, alle Amerikaansche artsen
hebben geen snijkamers en velen hunner
zijn zoo weinig geheimhoudend, dat zij
in alle couranten uitbazuinen, wanneer
zij deze of gene dame van een drie
lood zwaren eksteroog bevrijdden, of
haar man van een geheime ziekte. Er
zijn overigens rare snaken in Amerika,
die arts willen zijn en zich doctor laten
noemen. Schrijver dezes kende te Chi
cago een vrouwelijke doctor,diealle ziek
ten genas door het opleggen der handen
en kruidenbaden. Een andere doctor
genas door omslagen van koemest, zelfs
de vliegende tering. Een derde genas
met spiritus en wel zoodanig, dat hij
den drank dronk en den patiënt met
de flesch inwreef.
Tot deze soort van artsen behoorde
doctor Slocum niet, van wien wij nu
verhalen willen. Hij had integendeel
gestudeerd en was gepromoveerd, droeg
den doctorstitel met volkomen recht
en had een beduidende praktijk te
Chicago, maar over deze praktijk mom
pelde men allerlei. Men fluisterde
elkander toe, de doctor had fortuin ge
maakt door dat verschrikkelijk beroep,
dat er toe bestemd is de in Amerika
geboren bevolking, met der tijd tot
uitsterven te brengen. Men noemde
doctor Slocum niet gaarne in fatsoen
lijke gezelschappen, maar die tot de
fatsoenlijke gezelschappen behoorden,
gebruikten hem; jonge vrouwen en
mi isjes werden rood als zijn naam toe
vallig genoemd werd, hetgeen bewees
dat zij met hem en zijne praktijk be
kend waren; de couranten, bijzonder
de Duitsche couranten, schimpten op
de gepreviligeerde kindermoordenaars,
maar noemden doctor Slocum met geen
lettergreep.
Doctor Slocum was na verloop vaD
jaren een welgesteld man geworden.
Hij had een prachtig huis met mar
meren voorgevel in de Zuid-Clarkstraat
en in dat huis kostbaar gemeubeleerde
kamers, daarbij koesthuis met stal,
een groote bibliotheek, een anatomisch
kabinet en een snijkamer hij had
alles, ook vrouw en kind en een zit
plaats in de fashion abelste kerk der
Wabash avenue, en was toch niets
dan een ellendige moordenaar. Waar
hij geroepen werd, daar bracht zijne
genezende hand geen zegen, maar vloek
en dood. Wat bij hem kwam verliet
zijn spreekkamer met een moord op
het geweten en misschien den dood
in het hart.
Doctor Slocum was voor zekere niet
te noemen ziekten de bekwaamste
operateur, en had evenwel ongelukken,
want er stierven niet zelden vrouwen
onder zijne handen. En om de oorzaak
van haar dood nu uit te vorschen, om
het later beter te doen, verschafte hij
zich al de lijken van die vrouwen,
welke hij in den bloei der jeugd onder
de aarde had geholpen. Hij studeerde
dag en nacht en zijne handen waren
geen uur zuiver van mensehenbloed,
hij was de slachter onder de artsen