NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. No. 77. Woensdag 27 September 1911. Veertigste jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG HET GEHEIM VAN X Ioteekenbiljet. BINNENLAND. lasr idxefte. foortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestrnnt 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. is de titel van een bij uitstek boeiend vervolgverhaal, waarmede het eerst volgend nummer van onze premie «Pak me mee" zal worden geopend. De schrijver, William Ie Queux, die lot een der meest gevierde auteurs van Engeland behoort, verklaarde aan een interviewer, dat «Het geheim van X" het beste verhaal is, dat hij ooit geschreven had. «Het geheim van X" staat in ver band met het feit. dat, niet zoo lang geleden, te Londen de auto-taxi op geheimzinnige wijze ontsierd werden door een grooten blauwen x °P wit ten achtergrond. Ondanks de door de politie uitge loofde belooning, gelukte het niet den I dader ie ontdekken, totdat het aan de scherpzinnigheid en doortastend heid van een cbaulleur was te danken, dat het raadsel eindelijk werd op-1 gelost. 1 Met spanning zal de lezer de ge- i schiedenis van het geheimzinnige kruis volgen, dat als herkenningsteeken moet dienen voor een tweetal schurken die niet anders beoogen dan zich meester te maken van den inhoud van een brandkast met waardevolle papieren. Het plan wordt verijdeld, dank zij de waakzaamheid van een jong meisje, dat niet alleen de schur- Iken ontmaskert, maar tegelijkertijd haar verloofde van een wissen onder gang redt. Het verhaal is vindingrijk van opzet en een aaneenschakeling van raadsel achtige feilen, met talent door den vindingrijken schrijver gegroepeerd. In Nummer 27 van onze premie zijnde het eerste Nummer van het nieuwe kwartaal, komt een belang wekkend interview voor, waajin de schrijver van «Het geheim van X omtrent zijn werk interessante ont hullingen doet. Alle nieuwe abonné's op onze pre mie, dat zijn zij, die hun wensch te kennen geven, om vanaf No. 27 «Pak me mee" geregeld te ontvangen, wor den reeds dadelijk bij inteekening in het bezit van bedoeld Nummer gesteld, zoodat zij in de gelegenheid zijn, HET GEHEIM VAN X in zijn geheel te volgen. De Uitgever verwacht een belang- lijke toename van abonné's op zijn geïllustreerde premie en verzoekt hen, die op «Pak me mee" wenschen in te teekenen, spoedig bericht, en zulks in verband met de vaststelling van de oplaag. Onderstaand inteekenbiljet gelieve men met dit [doel ingevuld te doen bezorgen aan het Bureau van dit Blad. DE UITGEVER. De ondergeteekenden verzoekt gere gelde toezending bij zijne courant,van de Geïllustreerde Premie »PAK- ME-MEE'. WoonplaatsNaam Kapitein Jansen. Gelijk wij reeds hebben medege deeld, heeft Z. K. H. Prins Hendrik per auto een bezoek gebracht aan kapitein G. Jansen, den bekenden ge zagvoerder van de reddingboot «Presi dent van Heel," die zich indertijd bij de «Beilin"-ramp door zijn moedig gedrag zoozeer onderscheiden heeft en die thans om gezondheidsredenen met zijn gezin te Ugchelen vertoeft, alwaar hij herstel hoopt te vinden voor een keelaandoening, welke hij bij het vervullèn van zjjn plicht opgedaan beeft. De Zuidhollandsche Maatschappij tot redding van schipbreukelingen heeft hem daarvoor op de meest eer volle wijze een jaar verlof toegestaan Onze Apeldoornsche berichtgever schrijft ons daarover nog het volgende: Wij hadden het genoegen, kort na het bezoek van den Prins eenige oogenblikken te vertoeven in het een voudige vertrek, waar de hooge be zoeker zich eenigen tijd met kapitein Jansen had onderhouden. Wij vonden daar den moedigen redder met vrouw en kinderen om de tafel gezeten, nog onder den indruk van de hooge eer, welke hun zooeven was te beurt ge vallen. Het was echter niet de eerste maal vertelde kapitein Jansen ons dat hij een bezoek van den Prins had mogen ontvangen. Tijdens en na de «Berlin"-ramp vertoefde Prins Hen drik herhaalde malen bij hem aan boord vooral in moeilijke dagen aan den Hoek-van-Holland. Het bezoek van thans had wederom blijk gegeven van 's prinsen groote hartelijkheid. De Prins was alleen naar het afgelegen Ugchelen gekomen en had zich, riadat hij eerst ontvangen was door kapitein Jansens oudste dochter, terstond naar diens woon kamer begeven. Daar gekomen schudde hij den redder als een oude bekende de hand en vroeg met belangstelling naar diens gezondheid, waarna hij zeer huiselijk aan de tafel tegenover bom plaats nam. Het speet den Prins, niet eerder te hebben geweten dat kapitein Jansen zoo dicht in de nabijheid van Het Loo vertoefde; hij had dit eerst dezer da gen vernomen tijdens zijn kort ver blijf te Rotterdam in verband met de nieuwe reddingproeven. Hij had daar kapitein Jansen gemist en toen gehoord van zijn minder gunstigen gezondheidstoestand en van zijn ver blijf te Ugchelen. Geruimen tijd vertelde de Prins den kapitein allerlei over de jongste proef nemingen met «Rettung en natuurlijk kwam het gesprek als van zelf ook weer op de dagen van de «Berlin"- ramp. Kapitein Jansen toonde den Prins op diens verlangen, de verschillende gouden en zilveren medailles, waar onder ook de gouden medaille der Huisorde van Oranje, hem indertijd door den Prins persoonlijk overhan digd, alsook bet ridderkruis derOranje- Nassau-orde en de medailles, welke hem door verschillende regeeringen waren geschonken, als blijk van waar deering voor het redden van schip breukelingen. Toen Jansens echtgenoote in den loop van het gesprek even binnen kwam, om den Prins, die een sigaar wilde opsteken, een lucifer toe te reiken, zeide de Prins tot haar: «Ja, uw man en ik zijn nog oude kennis sen en wij hebben ook heel wat te praten." Toen eindelijk de auto was voor gereden, nam de Prins hartelijk af scheid van hem, waarbij hij o.a. zeide: «Ik jaag bier meermalen in de om geving en ik zal mijn bezoek stellig nog eens herhalen Met kapitein Jansen doorpratende, mochten wij, op ons dringend ver zoek, even een blik slaan in zijn ver weerd «jourtiaali, waarin veel en elerlei over de reddingen aan den Hoek van Holland beschreven staat. Het blijkt daaruit welk een aantal schepen en scheepjes, van allerlei naties, door kapitein Jansen en zijne dapperen zijn gered gewordenhet getal namen van geredde personen bedroeg niet minder dan 394. Velen van dezen hadden hem later hun por tret gezonden. In een kunstig met ivoor bewerkt en van binnen met de hand beschilderd Chineesch album, een kostbaar souveDir van een der geredden, prijken thans de portretten van den Prins en van de voornaamste schipbreukelingen van de «Berlinrr. In diezelfde uitgebreidde verzame ling photo's is er ook een van het wrak van de «Berlint, met de haDd- teekening van Prins Hendrik en voorts van de ontvangst van de redders in bet «Palace-Theatero: te Londen en van de geweldige menschenmassa bij hel vertrek aldaar van kapitein Jansen en Sperling. Het gedrang was toen zóó groot geweest, dat de redders zeiven door een achterdeur het ge bouw hadden moeten verlaten. Hij hoopt spoedig weèr hersteld te zijn en dan weldra zijne 400ste red ding te kunnen volbrengen. Op onze opmerking dat het verblijf te midden van de Ugchelscbe bosschen toch ook zijn aangename zijde had, zeide hij «Ja, het is hier vriendelijk en ge zond, maar de zee is hier zoo ver af Wij begrepen hem. Moge het den kloeken menschenredder gegeven wor den, spoedig te kunnen terugkeeren naar die zee, die hem zoo lief ge worden is, tot heil van wellicht nog vele in gevaar verkeerende schipbreu kelingen. »N v. d. D Minderjarigen in woonwagens. De minister van Binnenlandscbe Zaken heeft het oordeel van de com missaris der Koningin gevraagd over de volgende aanschrijving, die de minister van Justitie aan de procu reur-generaals bij de Gerechtshoven dacht te richten. «Mijn aandacht is gevestigd op het somtijds voorkomende euvel, dat in woonwagens mede trekken minder jarigen, die niet behooren tot het gezin van de bewoners dier woonwagens. Ik acht het noodzakelijk, dat dit kwaad EEN AJIEKIKAAJtSCHE GESCHrEDENIS. 14) «Weet ge dan niet meer, dat wij elkander in Woodsmuseum ontmoetten waar toen juist "East Lynn" gege ven werd, en gij daarbij tranen met tuiten weende." "Het is waar ook,» riep Bob, «en vervolgens zijn wij tezamen naar een kelder van Mike Klein gegaan en heb ben daar veel drank gedronken, en gij kraamde allerlei sentimenteelheid nit, van ongelukkige liefde en "Dat wilde ik niet weten," viel Hammer den goedhartigen babbelaar in de rede, »ik wilde weten wat ge later te zamen uitgevoerd hebt, toen ge mij alleen liet; omdat ik voor uw lustig gezelschap niet paste." "Stil, kapitein, onderbreek mij niet in mijn gedacbtenloop, anders gaat het mij als mijns vaders ouden schim mel, die niet verder kon als hij een maal stilstond, maar als hij aan den gang was, ging het goed. Nu, wij wil den u niet, omdat gij te sentimenteel waart en gingen toen door een satans- weer en vonden een half verstijfd mensch, dien wij meesleepten, in een huis droegen en daar tot zijn bewust zijn brachten maar hier is een groote gaping in mijn geheugen, waar achtig kapitein, een gat zooals ik er nooit in mijn geldbuidel had, hoe groot ze ook geweest waren. Zie ka pitein het was een merkwaardige nacht ik heb er dikwerf aan gedacht, maar waarom hij zoo merkwaardig was, dat weet ik niet. Mij is allerlei verwards in het hoofd gebleven; van een voor- maligen vriend, dien ik weergevonden had, en van een kerel die rood was als de duivel, en van een rattenbal en van een ontzaglijke menigte whis ky, brandy en gin en allerlei heksen- oogen.» "Ge zult u waarschijnlijk een bel- schen roes hebben gedronken en dien nacht al die dolligheden gedroomd hebben." Bob knikte. "Dat zal het wel want toen ik uit had geslapen, was mijn hoofd zwaar als lood, en toen ik den volgenden dag Fulton zag en hem vroeg hoe ik gisteren thnis was ge komen, vroeg hij zeer verwonderd, gisteren? het is reeds drie dagen ge leden dat wij bijeen waren! en toen eerst werd ik gewaar dat ik achten veertig uren achtereen geslapen had. Maar ik herinnerde mij toch nog den man, dien wij doodziek onder het trottoir vonden, en toen ik Fulton er naar vroeg, haalde hij een dagblad uit zijn zak en zeidde de schouders ophalend: "Hier kunt ge lezen, dat hij dood en begraven is." "Ge hebt dus de geschiedenis van den man onder het trottoir niet ge droomd?" "Neen ik heb het niet gedroomd] En die mij weder aan den dooden man herinnerde was mijn knecht Jakob. "Hoe kan toch de stomme man u aan den doode herinnerd hebben, heeft hij hem dan ooit gezien?» »Ja, Dick, dat is juist het curieuse van de zaak. Jakob heb ik reeds vroe ger gezien of van hem gedroomd, voor hij mijn knecht werd, en toen kon Jakob zeer goed spreken-» «Onzin!» riep Hammer. «Het is geen onzin, en dat Jakob mij ook kende bewijst de omstandig heden, dat hij mij op de straat aan hield, onduidelijke vreugdekreten slaak te en mij niet meer verlaten wilde, zoodat ik hem tot knecht moest ne men, hoewel ik nooit zulk een sujet had en ook geen behoefde." »Dat is voorwaar zonderling,» zei Hammer, »en zoo ik niet wist, dat ge een geloofwaardig man zijt, zou ik denken, dat ge mij iets op den mouw spelt.» «Hoe het zij, of ge mij gelooft of niet, ik wil u overtuigen,» en Bob stak twee vingers in den mond en liet een schel fluiten hooren. Het duur de niet lang of er klom uit het ruim een zonderling, misvormd wezen om hoog. Het was een korte, dikke, forsche gestalte met armen die tot aan de knieen reikten; een stevigen hals, die zoo kort was dat het-hoofd plat op de schouders scheen te zitten, en dat hoofd was volstrekt niet fraai. Het vertoonde zich met recht overeenstaand stoppelig haar begroeid en de zware baard hing verward op zijn borst. Hit het hoofd staarden een paar rollende schuwe oogen, beschaduwd door dichte wenkbrauwen en vormden met den I grooten mond en den platten neus geen aangenaam geheel. »Nu, een adonis kan men niet zeg gen dat nw knecht is!», zeide doctor Spack. I »Dat schijnt mij ook zoo,» antwoord de Schmidt, «maar hij is een goed- willige kerel, die doet wat hij in mijne oogen lezen kan, en ik beschouw hem als een geheimzinnig geschenk uit mijn droomleven. Jakob was ondertusschen met sle- penden tred genaderd. «Luister, Jakob, mijn jongen,» zei Bob hem, »toen ge mij onlangs op de straat ontmoette, van waar kende ge mij toen?» Jakob deed veel moeite om te spre ken, maar bracht slechts gorgelende schreeuwende, stamelende klanken uit de keel voort; vervolgens beproef de hij het met gebaren, maar geen der drie mannen verstond hem. »Mij dunkt», zei doctor Spack, »ge moest de vraag eenvoudiger formu leeren, Men kan niet door teekenen uitdruk ken, vanwaar men iemand kent.» «Doe gij dan de vragen!" antwoord de Schmidt. "Goed! Jakob, hebt ge dezen heer reeds vroeger gezien voor ge in zijn dienst tradt?» Jakob knikte levendig. «Kondt ge dessijds spreken en spraakt ge met hem?»

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 1