NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. No. 89. Woensdag 8 November 1911. Veertigste jaargang P Amersfoortsc Couran 11 ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door bet geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stnkkenin te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau; Langestraat 17. Telephooiin0. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'U Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Vrijhandel en Vrede, Bescherming en Oorlog. Wij leven in een tijd van woeling tusschen Europeesche mogendheden Het is genoeg de namen Marokko en Tripoli te noemen om te berinneren aan de ernstige oneenigheden, die tusschen staten in de oude wereld zich hebben geopenbaard. Men weet, dat de onderhandelingen tusschen Frankrijk en Duitscliland omtrent Marokko een tijd lang den schijn wekten, alsof een gunstige alloop daarvan nauwelijks te voorzien was en een oorlog tusschen beide staten voor de deur stond. In die dagen werd algemeen geloofd, dat, wanneer Frank rijk en Duitschland naar de wapenen zouden grijpen, de strijd niet tusschen hen beperkt zou blijven, maar een algemeene Europeesche oorlog daai u't zou worden geboren. Reeds was in verband met die mogelijkheid, zoowel in onze als in de buitenlandsche peis de vraag gesteld, welke de houding van Nederland in zoodanig geval zou zijnreeds was druk gesproken en geschreven over onze neutraliteit en over de mogelijkheid om die te hand haven, wanneer onze buien in het Oosten en in het Westen in strijd waren geraakt. Bij den aanvang der Tripoli-verwikkelingen werd gewezen op de wenschelijkheiu te zorgen, dat, gelijk men het uitdrukte, de brand in het Zuid-Oosten van Europa niet tot de belendende perceelen oversloeg. Genoeg reeds om te doen zien, wal trouwens ieder weet, dat de Euro peesche vrede iets is, waarvan men geen oogenblik zich zeker kan rekenen. Het is nu eenmaal een feit, dat ook een geringe aanleiding dien vrede kan verstoren en een feit ook, dat de positie van kleine staten als de onze daardoor voortdurend onzeker en hachelijk blijft. De Nederlandsche Regeering stelt zich, naar wij meenen terecht, op het standpunt, dat ons nationaal belang dan het best wordt gebaat, wanneer wij reeds in vredestijd strikte neu traliteit handhaven d. w. z. wanneer wij er naar streven met de andere staten te leveq op goeden voet, het geen slechts mogelijk is, wanneer wij tegenover geen enkelen dier staten een bepaalde voorkeur aan den dag leggen. Bij den gespannen toestand, die niet eerst sedert de laatste jaren tusschen de Europeesche staten nu eenmaal wordt gevonden, wekt elke begunstiging onzerzijds van, of toe nadering door ons tot een diei staten den indruk van min of meer vijandige gezindheid tegenover een anderen staat of tegenover verschillende andere staten. Wij kunnen het vestigen van dien indruk slechts ontgaan dooreen zelfde houding van gelijke gezindheid tegenover alle staten aan te nemen. Bevenstaande overwegingen zijn niet alleen van kracht op het gebied der internationale politieke verhouding, maar ook op het terrein der econo mische en commercieele betrekkingen. Duidelijker dan ooit te voren ziet men trouwens, dat de internationale politiek voor een zeer groot deel wordt beheerscht door economische en han delsbelangen. Ook bier.is het genoeg Marokko en Tripoli te noemen om de juistheid van dit feit in het licht te stellen. De Europeesche staten zoeken afzet voor hun goederen op buiten landsche markten, streven naar expan sie en bestrijden elkaar met de grootste vinnigheid op de wereldmarkt, leder zoekt daar zijn plaats te behouden of zich een plaats te veroveren. Alles wat door de Regeering van eenig land wordt gedaan om dien bestaansstrijd van andere landen te bemoeilijken, verschijnt in het licht van een uiting van vijandelijke gezindheid. Als men zich in dezen gedachten- gang indenkt, dan ziet men hoezeer de wijziging van onze handelspolitiek niet slechts en misschien niet in de voornaamste plaats voor ons is een aangelegenheid van inwendigen aard, de andere staten raakt. Ons geldend invoerrecbtentarief beoogt geenerlei bescherming van eigen nijverheid en belemmert den invoer van vreemde goederen dan ook in geen sterker mate, dan door het bescheiden recht van 5 pCt. kan geacht worden te ge schieden. Het tarief van Minister Kolkman is op een geheel anderen koopt, wat men noodig heeft en dien koop sluit onder de voor den koope gunstige voorwaarden. Wanneer nu die kooper gaat zeggen tik zal den prijs van hetgeen ik koop verhoogen door een tariefmuur op te richten, dan is dit zeker in de meeste gevallen een nadeel voor het verkoopande land maar dan is dit toch zeker ook geen grondslag opgebouwd. De uitgesproken voordeel voor het land. hetwelk die bedoeling van dat tarief is ae pro-1 goederen behoeft. Men moet dus niet ductievoorwaarden voor Nederlandsche i in de klachten van het eene land over nijverheidslakken gunstiger te maken I beschermende maatregelen van het door invoer van daarmee concurree- rende buitenlandsche goederen te be moeilijken. De Regeering spreekt op meer dan één plaats in de M. v. T. haar verwachting uit, dat de buiten landsche fabrikant het verhoogde in voerrecht voor zijn rekening zal nemen en zij verwacht (curieus genoeg, tevens) den opbloei der Nederlandsche nijverheid door beperking der invoeren van vreemde goederen. Dit tarief be oogt dus benadeeling van buiten landsche fabrikanten en handelaren. Dit oogmerk ligt trouwens zuiver in de lijn van bescherming. Het pro tectionisme toch leeft vooral van en leeft in de populaire dwaling, dat een land eigen voordeel bevordert, wanneer het aan andere landen nadeel toe brengt. Wanneer men in een zeker land klaagt over belemmerende in voerrechten in een ander land, dan staan de voorstanders van bescher ming in dit laatste land altijd gereed met een juichkreet, omdat zij meenen, dat hun eigen industrie of handel bevoordeeld zal worden, wanneer die van een ander land wordt benadeeld. Wanneer A iels doet, dat aan B onaangenaam is, dan meent A, dat dit dus voor hem zelf een gunstig werkende maatregel zijn zal. Dit nu is een dwaling: men kan zeer wel tegelijkertijd zich zelf en een ander nadeel toebrengen en het gaat vol strekt niet op te meenen, dat hetgeen voor den een een kwaad is, voor den maar dadelijk onze internationaleander goed zal zijn. Vrijhandel beduidt, positie en onze verhouding tegenoverdat men op de meest geschikte markt andere land, het bewijs zien, dat be scherming gunstig werkt, waar zij wordt toegepast. In het buitenland is het ontworpen tarief van Minister Kolkman allerminst ontgaan aan de aandacht van de daarbij belanghebbenden. In Frankrijk, in Duitschland, in Amerika en ook elders heeft men begrepen, dat invoe ring van dit tarief schadelijk zou zijn voor de nationale belangen van die staten, als strekkend tot belemmering van den invoer uit deze landen en men heeft zich elders dan ook reeds de vraag gesteld, hoe men zich tegen lergelijke schade-toebrengende han delingen van Nederland zou kunnen warenen en door welke bedreigingen met benadeeling van Nederlandsche belangen men onze Regeering tot concessies zou kunnen biengen. Men kent de strekking van art. 9 der ontworpen tariefwet, waarin wordt gezegd, dat wanneer onze goederen in eenig land worden onderworpen aan buitensporig hooge rechten of aan hoogere rechten, dan gelijksoor tige goederen uit andere landen, alsdan de Kroon bevoegd is voor dat land de invoerrechten alhier met (ten hoogste) 50 pCt. te verhoogen. In deze bevoegdheid der Regeering ligt voor baar de mogelijkheid om een tarief oorlog te voeren. Iedereen weet, dat bv. het voorgesteld recht op moei door de Amerikaansche meelhande laren beschouwd wordt als strijdig met hun belangen en dat zij daarom aan de Regeering van bun land zullen vragen als weerwraak het Ameri- kaanssh invoerrecht op Nederlandsche bloembollen te verdubbelen. Zoo is ook zeer wel mogelijk, dat de ont worpen belasting bij invoer van wijn in Nederland, Frankrijk er toe zal leiden den invoer van Hollandsche kaas te verzwaren. Wanneer nu een vreemde mohendheid in de bepaling van ons nieuw invoerrecbtentarief aanleiding vindt om Nederlandsche goederen te onderwerpen aan een recht, dat onze Regeering buitensporig hoog acht of wel aan een hooger recht dan geldt voor gelijksoortige goederen uit andere landen, dan zal onze Regeering kun nen grijpen naar het wapen van art. 9 en de invoerrechten op goederen uit het betrokken land met de helft van het bedrag kunnen verhoogen. Men is dus hier reeds in de derde phase van benadeeling over en weer: wij beginnen met onze 5 pCt. rechten te vervangen door veel hoogere; straft een mogendheid ons voor de bena deeling van haar belangen door harer zijds den invoer van Nederlandsche goederen meer dan voorheen te be lemmeren, dan geven wij een tweeden klap door sommige goederen, die speciaal uit dat land naar Nederland komen, bij invoer hier extra hoog te belasten. Het is te voorzien, dat op den tweeden klap van ons een tweede klap van het andere land aan ons adres zal volgen en zoo kan men aan het uitdeelen van klappen over en weer blijven, totdat men van beide kanten inziet, dat de nutionale wel vaart inderdaad toch niet door zulke maatregelen kan worden bevorderd. Het is duidelijk, dat Nederland door naar bescherming koers te zetten afstand doet van de economische neutraliteit, die wij met ons geldend tarief tot nog toe tegenover heel de wereld innamen. Terwijl landen met een protectionistische handelspolitiek thans reeds er op uit zijn elkaar te benadeeleD, omdat zij in benadeeliDg van vreemde nijverheid voordeel voor de eigen iedustrie zien, zullen ook wij I2ST IDE DIEPTE. EEN AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. 26) Zij liep door de Wells-street naar Monroestreet, ging bier linksom en bereikte spoedig Michigan avenue; bier boorde zij het ruischen van bet water. De wind woei baar snijdend, hui lend tegeD, als wilde hij haar waar schuwen, baar tegen honden. Zij hui verde, bare tanden klapperden van kou en ontzetting, maar zij liep on verpoosd op het meer toe. Zij was zoo opgewonden, zoo zeer met baar plan bezig, dat zij niet zag, boe twee mannen hare schreden volgden, zich zorgvuldig in de schaduw der huizen hulden, en zoo onhoorbaar voorttraden als zij konden. Toen zij het meisje op de Wells-streetbrug gadegeslagen had den en haar op het meer zagen toe ijlen; kon van haar bedoeling geen twijfel meer bestaan. Beiden haast ten zich dan ook haar te naderen. Toen Rosa het meer bereikt had, stond zij met saamgevouwen handen als biddend eenige seconden stil, sprong daarop over de schoeiing die hier was aangebracht om de verdere nit brei- ding van den oever te verhinderen, en verdween in de golven, die er brui send en sissend tegensloegen. Men hoorde in het midden van het geraas des waters slechts een Aanwen kreet, vervolgens was alles stil en, de twee mannen, die nu met groote spron gen toesnelden, zagen een oogenblik niets in het water, dan het sissend j schuim der woeste branding. HOOFDSTUK XI. Jim Fulton was de tijd te New-York niet lang gevallen. Hij had vier weken in vreugd en pret doorgebrachtwant met geld in den zak en met lijkdom in het verschiet kan men zich overal vermaken, maar bij zonder te Ne w-York, het Babel der nieuwe wereld. Toen de vierde week ten einde liep, ver toonde hij zich weder nauwkeurig op denzelfden dag en hetzelfde uur bij den vrederechter, Mc Culloch, en hij vond even stipt als hij zelf, den man, met wien hij het eerst over het aan vaarden van de erfenis onderhan deld had. »Nu, hoe is het," zei Jim kort, «de vier weken zijn om; het omzwerven ben ik moede en ik verlang naar mijne vrouwwanneer kan ik het geld krijgen «Dat weet ik niet I" antwoordde de andere bedaard, "ik hen slechts hier om u te zeggen, dat ge nog drie weken wachten moet." Fulton stampte toornig met den voet op den grond. «Waarom vroeg hij wild. "Nadat eenige leden der broeder schap van New-York afwezig zijn. Wij kunnen de zaak slechts in hun tegenwoordigheid, of door hen gevol machtigd, ten einde brengen." Jim lachte woest, "Dat zijn ijdele uitvluchten," schreeuwde hij, »op deze wijze kunt ge mij jaar in jaar uit ophouden, want waarschijnlijk komen die lieve broeders volstrekt niet, om het vermogen voor hun genootschap te behouden." »Gij hebt voorwaar het recht niet, ons eerwaardig genootschap oneerlijke bedoelingen toe te schrijven," ant woordde de andere zeer ernstig, »want ge kent ons volstrekt niet, maar ik ik vergeef het u, want men beoor deelt anderen gewoonlijk naar zich zeiven." "Mijnheer, moet dat eene beleedi- ging zijn?" "Neen, slechts waarheid. Zoo ge niet genegen zijt te komen, zend ons dan in drie weken uwe vrouw, wij zullen ons liever met haar verstaan." "Dat geloof ik gaarne," spotte Ful ton, "met vronwen en dwazen komt men licht klaardeze kunnen niet re kenen en niet neen zeggen. Neen, mijne vrouw blijft waar zij is en gij handelt met haar gevolmachtigde." «Goed, wacht dan!" "Maar, mijnheer, ik heb iets beters te doen, dan mij te New-York voor den gek te laten houden." "Verricht dan uwe zaken, niemand verhindert u te gaan waar heen ge wilt." Er baatte geen tieren en razen, en Fulton vroeg derhalve een weinig be- daarder«En kan ik er vast op aan, dat in drie weken de laatste termijn is, dat ik niet andermaal te vergeefs zal komen?" »Dat kunt geIn drie weken is alles voor u gereed!" zei de andere op een toon, in welke een fijne spot ternij scheen te liggen. "Maar zoo de achtenswaardige heeren wederom niet te New-York zijn?" »Om het even, dan zijn hun gevol machtigden er. Kom op den derden vrijdag na heden, 's avonds ten zes ure hier en de zaak zal afgedaan worden." Fulton ging. "Hier ligt mij een hindernis in den weg," zei Eulton voor zich, we'ke ik niet ken; dat dralen is niet natuur lijk!" Hij dacht na wat het zijn kon, maar kwam tot geen resultaat. Hoe het zij men moet dit vrederechters- bureau in het oog houden, want het schijnt den draad van het geheel te zijnmaar ik kan mij niet bloot stel len en het in het oog houdendit zou achterdocht baren." "Ik heb het gevonden," zeide hij na een oogen blik van over'eg bij zond aan Lobster het bevel, dadelijk

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 1