NIEUW!
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht
FEUILLETON.
No. 93.
Woensdag 22 November 1911.
Veertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSIIAfi EN ZATERDAG
DE OMVANG DER BESCHERMING.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraut 77. Teleph<>onn0 69.
ADVERTENT1ËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer Tl, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het zou ons niet verwonderen in
dien, meer nog dan de taaiheid en de
algemeenheid van het verzet tegen
tariefplannen, dat zich in den lande
heeft geopenbaard en dat nieuwe
kracht put uit de wellicht moeilijke
omstandigheden die in verband met
de duurte dezen winter t& wachten
staan, het uitblijven van steun voor
die plannen uit de kringen der daarbij
het nauwst betrokkenen velen, ook
uit de regeeringsgroepen, noopt zich
ernstig de vraag te stellen, of het ge
raden is de regeering op den inge
slagen weg te volgen: of men niet
beter doet, met het oog op »de ver
anderde omstandigheden", de behan
deling van het tarief-ontwerp uit te
stellen, liever dan de aanneming er
van, tegen den tijd van nieuwe ver
kiezingen, door te zetten, niettegen
staande zoo blijkbaar de groote meer
derheid van het volk er niet van is
gediend. De uiterst slappe houding
door de katholieke middenstandsver-
eenigingen op de vergadering van '16
October j.l. aangenomen de gebleken
onmogelijkheid om in de kringen van
den middenstand en de winkeliers een
principiëelen verdediger van het ont
werp te vinden, zijri symptomen waar
van de groote beteekënis ook aan de
partijen der tegenwoordige meerder
heid wel niet zal ontgaan.
Ook van de zijde der industrie ont
breekt het aan steun, die den indruk
zoude kunnen neutraliseeren, gewekt
door de gedocumenteerde adressen,
waarin de voornaamste Kamers van1
Koophandel en Fabrieken, de Ver-I
eeniging van Nederlandsche Werkge-t
vers, do Maatschappij van Nijverheid,
en verschillende bijzondere takken van
industrie met de cijfers aantoonen,
hoezeer de Nederlandsche nijverheid,
in de laatste jaren bezig zich op zoo
gelukkige wijze te ontwikkelen, zou
worden geschaad door de verzwaring
der produktiekosten waarmede bet
tarief-ontwerp haar bedreigt.
De tuinbouwraad nam, in het be
lang van den, tot een krachtige
exportinduslrie gegroeiden, tuinbouw
niet minder beslist positie tegen het
tarief-ontwerp, dan verschillende land
bouworganisaties het deden, en hel
moet, dunkt ens. geen geringe moeite
hebben gekost den overwegend katho
lieken boerenbond, nu op eigenlijke
landbouwbescherming geenerlei uit
zicht geopend kon worden, op de ver
gadering te Nijmegen gehouden te
brengen tot aanneming eener motie,
waarin enkel op wijziging van het
tarief-onlweip werd aangedrongen.
Dat in deze omstandigheden zelfs
de Tariefvereeniging een zeer weinig
kiachtige actie ontwikkelt, kan waar
lijk niet verwonderen. Het wordt rnet
den dag duidelijker, dat de protec-
tionisten slechts een kleine minderheid
vormen in ons land, en dat de ver
houding der partijen in de Staten-
Generaal op dit punt de werkelijkheid
allerminst juist weergeeft.
Dit alles vindt echter zijn eenvoudige
verklaring bij raadpleging van enkele
cijfers, die licht kunnen werpen op
den omvang der door de regeering
beopgde bescherming.
Dat deze niet allen kan gelden
spreekt van zelf, en wordt ook door
de regeering, reeds in de aan het
tarief ten grondslag gelegde splitsing
tusschen grondstoffen, halffabrikaten
en afgeweikte pioducten (al of niet
voor dadelijk gebruik geschikt) eikend.
Dat de bescheiming, voor zoover dan
verleend geenszins het belang der
beschermden op de beste wijze dient,
en bovendien onvermijdelijk sommigen
benadeelt om anderen te bevoordeelen,
is herhaaldelijk door ons betoogd, en
wordt, wat het laatste betreft, door
de regeering toegegeven, waar zij
eenige prijsstijging van de producten
der beschermde industrieën waarschijn
lijk acht. Dat de prijsstijging bij huis
houdelijke artikelen, manufacturen en
zout, pm nu slechts deze te noemen,
en van b.v. de meelrechlen, waar toch
niets van komt, te zwijgen, letterlijk
alle Nederlanders, voor zoover niet
rechtstreeks bij de bedoelde indus
trieën betrokken, benadeelt, is zonder
nader betoog duidelijk
Doch wij willen nu eens vragen
hoe vei houdt zich het aantal der in
beschermde industrieën werkzame
personen lot het geheel der Neder
landsche bevolking? De cijfers der
beroepstelling van 1909 zijn nog niet
openbaar gemaakt. Wij moeten ons
dus tot die van 1899 bepalen. Het is
mogelijk dat er in de sedert verloopen
jaien eenige verandering in de ver
houdingsgetallen is gekomen. Doch
deze is dan toch zonder den minsten
twijfel met groot genoeg om de con
clusies welke uit de cijfers voor 1899
te trekken zijn onjuist te maken.
Volgens die cijfers dan waren op
31 December 1899 van de geheele
bevolking ten getale van 5.104.137
peisonen
mannen vrouwen totaal
in eenig beroep
werkzaam 1.490.235 433.399 0.923.634
beroeploos 1.030.367 2.150.136 3.180 503
Totaal 2.520.602 2.583.535 5.114.137
Van die beroepsloozen is, gegeven
de inlichting der Nederlandsche be
roepstelling, niet te zeggen in welke
beroepen hun overwegende belangen
liggen. Wij riemen aan dat de ver
houdingen in deze grootste helft der
bevolking ongeveer dezelfde zijn als
in de andere, die der in beroepen
werkzamen, zullen blijken te bestaan.
Voor laatstgenoemden groep dan
waren de cijfers aldus (per '100 van
het totaal):
beroepsklassen mann. vrouw, totaal
nijverheid37.81 20.11 33 82
landbouw32.93 18.36 29.65
jacht en visscherij1.47 0.13 1.17
handel en verkeer. 18.97 11.41 17.27
personen in dienst der
overheid of van kerk
genootschappen 4.70 f.91 4.00
vrije beroepen en hij zonder
onderwjjs1.24 2.25 1.43
verpleging en huiselijke
diensten0.74 45.80 10.82
losss werklieden 2.23 0.02 1.74
Totaal10O.— ÏUO.— 100.—
Al aanstonds nu kunnen enkeledezer
groepen worden uitgeschakeld, in zoo
verre zij door de protectie der anderen
wel geschaad maar niet gebaat worden
de landbouw, handel en verkeer, de
beroepsjahers en visschers, de ambte
naren, de personen in vrije beroepen
of bij het bijzonder onderwijs werk
zaam, en zij die in verzorging van
anderen of in de huiselijke diensten
hun bestaan vinden, hebben by de
aan enkele industrieën toe te kennen
»meerdere« bescherming en bij de
belemmering van het ruilverkeer met
het buitenland niet slechts geen be
lang; zij worden er door benadeeld
in zooverre zij voor het benoodigde
in veie gevallen duurder zullen hebben
te betalen, of ook in zooverre hun
welvaart juist bij het internationaal
verkeer ten allernauwste betrokken
is. Deze groepen nu vormen 64.34
percent van het totaal. Ook de losse
werklieden, die in hoofdzaak in onze
havenplaatsen worden gevonden, kun
nen door de protectie niet gebaat
worden. Indien de beschermde be
dt ijven eenige uitbreiding zullen erlan
gen, zijn het toch niet deze soort
werklieden, die er plaatsing in zullen
vinden. Zoo stijgt het percentage der
onbeschermden en benadeelden reeds
tot 66, of twee derden van het ge
heel.
Blijven de 34 percent in de nijver
heid werkzaam. Toch nog een res
pectabel cijfer zal men zeggen. Nader
toeziend blijkt echter ook daarvan
nog heel wat af te gaan. In de eerste
plaatselijke ambachtsnijverheid, die
arbeid, geen, producten, levert, be
grepen is; voorts nijverheidstakken
als de bouwbedrijven (7.53 percent
van alle werkzamen) die niet beschermd
wel door de te wachten prijsstijging
van allerlei materialen geschaad zou
worden; verder de diamantbewerking
(0 52 percent) de steenkolen-en turf-
fabricage (0 84 percent) de kunst
nijverheid (0.09 percent), de met de
kleedingfabricage tot een groep ver-
eenigde wasscberijen, de fabrieken
van gas- en electriciteit (0.23 perc.)
de scheepsbouw, een groot deel der
tot de fabricage van voedings- en
genotmiddelen gerekende bedrijven
als brood- en kuekbakkerijen, en ver
schillende andere in de groepstotalen
met beschermde industrieën in één
cijfer vereenigde bedrijfstakken, voor
welke van eenige bescberminh geen
sprake is. Zoo dalen de 34 percent,
wij ramen stellig niet te laag, reeds
tot de helft. En van de dan nog over
blijvende bedrijfstakken zijn die welke
voor den export werken, wat gelukkig
met steeds meerderen het geval is,
al evenmin dankbaar voor de geboden
bescherming, daar zij maar al te zeer
weten, dat een verzwaring der produtie
voorwaarden, door prijsstijging van
de grondstoffen en hulpmiddelen die
ze behoeven hen bij de scherpe mede
dinging op de internationale markt
in het buitenland meer afzet zal doen
verliezen dan zij in het binnenland
winnen kunnen. De stroocarton-indu-
strie rekende uit, dat zij volgens het
ontwerp voor een 6-tal bedrijfsbe-
drijfsbenoodigdbeden bijna f40.000
meer dan thans zou hebben op te
brengen aan bet rijk.
Zoo blijven er slechts betrekkelijk
enkelen over die, op kosten der groote
meerderheid, zullen u orden bevoordeeld
En het is duidelijk, dat de kans op
meerderen bloei in die bedrijven niet
kan opwegen tegen de zekerheid van
benadeeling der overige. Duidelijk ook,
dat de loonstijging welke in die be
drijven wellicht anders volgen zou,
doorhet overtallig worden van arbeiders
in de in hun bedrijf belemmerde
industrieën, waar van loonsverhooging
natuurlijk geen sprake kan zijn, wordt
tegengewerkt, zoodat de drang tot
loonsverhooging, die op het duurder
worden van tal van levensbehoeften
stellig volgen zai, den socialen strijd
noodeloos en zeer ten nadeele van de
geleidelijke ontwikkeling van het
bediijfsleven zal verscherpen.
Waar kan de regeering dan ver
wachten op ruime schaal steun voor
haar plannen te vinden En zoude zij
IDT IDE DIS PTE.
EEN AMEBIKAANSCHE GESCHIEDENIS.
30)
Het laatste klonk schier als spot
ternij, maar hier gold het zoete broodjes
te bakken en hij nam een anderen
toon aan.
»Nu," hernam hij, «om het te be
leggen zou ik bevreesd zijn, en ben
juist in de gelegenheid er toe, want
ik heb een groote speculatie op het
oog. Daarom ergert mij nu het uit
stellen.
Het is u er toch maar om te doen,
om het geld zoolang mogelijk in uw
bezit te hebben; weet ge wat, laat
met u onderhandelen, neemt 10000
dollars en betaal mij de rest dadelijk uit."
Onder de vermomden ontstond be
weging, maar Fulton ontving geen ant
woord.
Hij scheen dit in zijn voordeel uit
te leggen en voer voort«Zie, dat ik
de vertrouwde van Rosa Holder, ik
wil zeggen van mijne vrouw hen, dat
bewijzen u mijne papieren. Men geeft
niemand zulk een veel omvattende
volmacht, dien men niet volkomen
vertrouwt, waartoe dient u dan nog
de huwelijksaete?"
»Het is waar," antwoordde de voor
zitter, «hij is ons tot niet veel nut,
maar stelt ons geweten gerust I"
»Och, loop heen, spreek mij niet van
geweten èn sluit een oog, zooals ik
er een sluit. Bedenkt ge dan niet,
dat ik u ook nog het derde aandeel
zou kunnen betwisten voor de recht
bank, zoo ik wilde Maar ge zijt listige
vossen, ge laat u niet vatten, en daar
ik inzie dat het rechtvaardig is de
listigheid te moeten betalen, dat wij
deelen moeten, tast daarom toe, neem
de helftWilt ge, zeg het dan spoedig
anders haal ik de huwelijksakte."
«Haal de huwelijksakte," zeide de
voorzitter ernstig, bepaald, zonder zich
een oogenblik te bedenken.
Fulton barstte in een lach los, die
bijna als van een krankzinnige klonk
het zien van het vele geld, hetwelk
hij zoo dicht bij zich had gezien, zon
der .er naar te durven grijpen, had
hem zijn gewone bedachtzaamheid
ontnomen, en hij braakte een vloed
van verwenschingen tegen de gemas
kerde mannen uit, die zich hierdoor
echter volstrekt niet in hun kalmte
liet storen.
«Breng hem weg I" zei de voorzitter
koel, en eenige seconden later had
Fulton weder den blinddoek voor de
oogen, voelde zich gegrepen en trots
zijn weerstreven door forsche armen
weggevoerd. In zijn opgewondenheid
merkte hij niet op, dat de terugweg
veel korter was.
Buiten aangekomen, werd hij weder
in een wachtend rijtuig getild, door
vele straten gevoerd en naar het
bureau van den vrederechter gebracht,
waar hij zijne wapens terug kreeg en
toen gaan kon.
«O gelooft niet," zeide hij tanden
knarsend tot zijne geleiders, "gelooft
niet, dat ge mij niet weer ziet; ik
breng u de akte en haal het geld,
mocht de geheele hel mij in den weg
staan."
»Wij hopen het," antwoordde een
der geleiders koel, en Fulton tuimelde
naar buiten in den nacht.
Jim brandde het hoofd en hij had
een gevoel als van iemand die uit een
wilden droom ontwaakt is en in half
wakenden toestand nog voort droomt.
Hoewel hem de ijskoude nachtlucht,
die scherp van zee woei, goed deed,
haaste hij zich toch te huis te komen
hij had heden nacht, hij uitzonde
ring, geen lust naar een koffiehuis te
gaan en dan hoopte hij ook Lobster
te zullen vindenLobster moest ten
minste weten in welk hij was geweest,
en men kon misschien daar een inbraak
doen en het geld op deze wijze lichter
machtig worden.
Het was negen uur toen Fulton in
zijn hötel kwam. Hij liet zich grog
op zijne kamer brengen en liep met
wijde schreden heen en weder, als
een gevangen roofdier. Hij gaf zich
geheel aan zijne gedachten over, en
het werd tien, eindelijk elf uur, maar
Lobster kwam nog altijd niet.
.Waar de roode kanaille nu toch
weer zit?" siste hij grimmig en trad
aan het venster.
«Stellig bezuipt zich het beest in
een of anderen kelder en denkt niet
meer aan mij. Hm., de exprestrein
naai Chicago vertrekt ten half twaalf,
zou het niet beter zijn, zoo ik dadelijk
opbrak en er mee vertrok? Ver
doemd Zij moet nu weten in welk
huis ik haar gezonden heb, en de
oogen zullen haar open zijn gegaan
dat vergeeft zij mij niet; als ik
deze deugdzame zottin goed begrijp.
Om het even!" riep hij woest.
"Zij moet mij geen streep door de
rekening maken. Ik zal slechts een
korte poos om hare hand smeeken en
bedelen, en zoo zij dan niet gewillig
"ja" zegt, zal ik haar bij de haren
naar den vredesrechter slepen. Hebben
moet ik het papier, mocht de weg
over lijken gaan."
Hij schelde.
Toen de knecht van het hötel kwam
om naar zijn bevelen te vragen, zei
Fulton kort: «Bestel een rijtuig om
naar het station te rijden! mijne ba-
gaadje laat ik hier, de kamer blijft
voor mij bewaard, betaald heb ik eerst
gisteren. Zoo iemand naar mij vraagt,
zeg dan dat ik voor eenige dagen op
reis ben."
«Goed" antwoordde de knecht en
ging heen om het rijtuig te bestellen.
TWAALFDE HOOFDSTUK.
LOBSTEB IN DEN VAL.
Lobster was met inspanning van al
zijn kracht, het rijtuig gevolgd, en hij
moest uitgeput tegen den muur van.
een schuins overhellend huis leunen,