NIEUW S
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
A O. 11.
Woensdag 22 Mei 1012.
lie jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
van Rotinson Crnsoe.
VERVLOEKT EN VERSTOOTEN.
Amersioortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per po9t door bet geheele blijk 1.25.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'l, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Wat is het gevolg vart protec
tie?
Dat meer arbeid moet worden
verlicht om dezelfde opbrengst te
krijgen.
Waarom wil men dan protectie?
Omdat, nu het vrijhandelsstelsel
in staat stelt die opbrengst te ver
krijgen met minder moeite, die schijn
bare «vermeerdering van werk" de
protectionisten toelacht.
«Schijnbare" vermeerdering?
Zeker, want wel wordt er dan
meer arbeid verricht doch eenvoudig
om hetzelfde resultaat te verkrijgen
van nu De onder het vrijhandelsstel
sel bespaarde arbeid kan aan iels anders
worden besteed.
Aan iets anders?
Ja, bv. aan onzen groeienden uit
voer.
Het is niet gemakkelijk om de werke
lijke gevolgen van de protectie uit te
leggen, maar omdat het bedi ijfsleven
en dus ook ditdaaimeesamenhangende
vraagstuk zoo ingewikkeld is, moet
men de zaak in zijn eenvoudigsten
vorm stellen.
Neem de eenvoudigste vorm die ge
u kunt denken.
Herinnert ge u hoe Robinson Crusoe
te werk ging om zonder zaag een
plank te maken?
Ja, hij velde een boom en toen
hakte hij met zijn bijl zoo lang aan
beide kanten van den stam tot deze
zoo smal werd als een plank.
En dat gaf hem een massa
werk?
Zeker, wel 15 dagen aaneen.
Waar leefde hij al dien tijd van
Van zijn voorraad.
En wat gebeurde er met zijn
bijl 7
Die werd beelemaal stomp.
Juist, maar nu gebeurde er iets,
waaraan ge misschien niet meer ge
dacht hebt. Op bet oogenbhk dat
Naar Bastiat.
Robinson de eerste bijlslag gaf, zag hij
een plank, die de golven op het strand
hadden geworpen. Wat een gelukkig
toeval I
Hij liep er zeker vlug op af?
Dat was wel zijn eerste gedachte,
maar hij bedacht zich, en zei bij zich
zelf: «Als ik die plank ga halen, kost
het mij niet meer arbeid dan alleen
het dragen en het heen en weer
loopen, maar als ik mij zelf een plank
hak met mijn bijl, dan beb ik werk
voor vijftien dagen, dan maak ik de
bijl stomp, en heb daarvoor weer
eenigen tijd werk om bem weer scherp
te krijgen, en ik zal mijn provisie ver
teren, zoodat de aanvulling van mijn
voorraden een derde bron van weik
voor me woidt.
Wel, arbeid is rijkdom. Het is duide
lijk dat ik mijzelf zou ruïneeren als
ik die aangespoelde plank ging halen.
Hel is van meer belangom mijn persoon
lijk belang te beschermen er. nu ik
er goed over nadenk, kan ik mijn weik
zelfs nog vermeerderen door de plank
weer in zee terug te gooien«.
Maar die redeneering was
dwaas!
Zeker, doch diezelfde soort van
redeneeren wordt als «wetenschappe
lijk® aangenomen door elke natie, die
protect'e invoert door haar tarief. Zij
weigert de plank, die wordt aange
boden voor een weinig arbeid, om aan
zich zelve «meer weik te verschaffen« I
Zij ziet zelfs voordeel in den arbeid
van de douanecommiezen. Deze arbeid
stemt precies overeen met de moeite
die Robinson zich gaf om aan de
golven het cadeautje te geven dat zij
hem wilden geven. Beschouwde natie
als een geheel en ge vindt geen enkel
verschil tusschen haar wijze van doen
en die van Robinson.
Zag Robinson dan niet dat hij dien
tijd, dien hij kon besparen, kon be
nutten voor iets anders?
Waarvoor?
Zoolang iemand behoeften heeft en
tijd beeft, heeft bij altijd wel wat te
doen. Het is moeilijk precies te zeggen
welke arbeid hij zou kunnen verrichten
doch het is gemakkelijk aan ie toonen
welke moeite hij zich kon besparen.
Maar men mag beweren, dat Robinson
met ongelooflijke kortzichtigheid den
arbeid verwarde met bet resultaat
daarvan, het middel met het doel
dooreenbaspelde.
Dit is de protectie in haar een
voudigsten vorm.
Doch als deze voorstelling u absurd
toelijkt, komt dit, omdat de hoedanig
heden van producent en concument
in een en dezelfde persoon vereenigd
zijn.
Laten wij dan de zaak minder een
voudig voorstellen en een meer inge
wikkeld voorbeeld nemen.
Eenigen lijd later ontmoette Robin
son Vrijdag en begonnen samen te
werken. Zij gingen eiken morgen zes
uur op de jacht en brachten vier
korven wild thuis. Dan werkten zij in
den namiddag zes uur op het veld
en kregen vier manden groenten. Eens
op een dag kwam er een cano aan
land. De vreemdeling, die geen kwaad
in den zin had, stapte aan land en
mocht mee eten. Hij liet het zich
smaken en prees de producten van hun
tuinen voor dat hij wegging zeide
hij tot hen «Edelmoedige eilandbe
woners, ik woon in een land waar
veel meer wild is dan hier, doch waar
geen groenten groeien. Ik zou u iederen
avond gemakkelijk vier manden wild
kunnen brengen als ge mij slechts twee
manden van uwe groente wilt geven".
Robinson en Vrijdag gingen even
terzijde om eens samen te overleggen,
en hunne discussie is te belangrijk
om die niet in haar geheel over te
vertellen
Wel meester, zei Vrijdag, wat
denkt ge er van?
Wat ik er van denk Als wtj dat
aannemen, zijn we geruïneerd.
Zij t ge daar wel zeker van, meester.
Reken dat eens na.
Narekenen? De jacht zal voor ons,
als wij de vreemde concurrentie toe
laten, een verloren tak van nijverheid
zijn.
Maar meester, wat kan ons dat
schelen, als wij het wild maar krijgen.
Daar is het toch om te doen
Theorie! Het is dan niet bet
product van onzen eigen arbeid.
Tocb wel, meester, wij geven et-
immers onze groenten voor in ruil
Maar wat moeten wij dan doen?
De vier manden wild kosten ons
boord? Dan zou je weten dat al die
besparing van tijd niets is dan verlies.
Het komt juist aan op arbeid. Wat
wij verbruiken, moet het product zijn
van ons eigen werk. Wil je weten of
je rijk bent? Zoek dan niet uw gemak,
maar de inspanning. «Vermeerder de
arbeidsgelegenheid," maak «meer
werk". Dat leert u het beschermend
stelsel. Ik ben geen man van de theorie,
zes uur arbeid. De vreemdeling geeft j en ik zie alleen dat wij de jacht zullen
ze ons voor twee manden groenten, j verliezen.
waarvoor wij maar drie uur werken.
Wij krijgen dus 3 uur tot onze be
schikking.
Zeg liever, dat die van onze
werkzaamheid worden afgenomen Daar
zit juist ons verlies. Arbeid is rijkdom,
en als wij een vierde van onzen tijd
verliezen, dan zijn we ook een vierde
armer.
Maar meester, nu maakt ge toch
een groote fout. Hetzelfde bedrag aan
wild en groenten en dan nog 3 uur
winst; als dal geen voordeel is, dan
bestaat er geen vooruitgang.
Praatjeswat moet6n wij doen
met die diie uren.
We gaan wat anders doen.
Wacht, nu heb ik je. Je weet
niet eens wat. 't Is heel gemakkelijk
om te praten van «wat anders doen".
Daan gaan we visschen, of ons
buis opknappen of den Bijbel lezen.
Utopie. Is bet zeker dat we het
eene liever doen dan het andere?
Wel, als wij niets noodig hebben,
gaan we die 3 uur rusten. Is rust dan
niets waard?
Rust roest; als een mensch niet
werkt, sterft hij van honger.
Maar meester, nu draait ge toch
in een kringetje rond. Ik spreek van
rust, die noch ons wild noch onze
groenten vermindert. Ge vergeet steeds
dat wij door middel van de ons aan
geboden ruil met negen uur arbeid
evenveel kunnen krijgen als nu met
12 uur werken.
Men kan wel zien dat ge geen
protectionist bent. Je hebt zeker nooit
van het beschermende stelsel ge
Wat een eigenaardige begrips
verwarring. Maar
Neen, geen «maren". Bovendien,
er zijn politieke redenen, waarom wij
dat aanbod van dien onbetrouwbaren
vreemdeling moeten afslaan.
Politieke redenen?!
Ja. In de eerste plaats doel hij
ons dat aanbod alleen in zijn eigen
belang.
Des te beter, want het is ook
ons belang.
Bovendien, bij dien ruilhandel worden
wij van bem afhankelijk.
En hij van ons. Wij kunnen zijn
wild gebruiken, hij onze groenten en
wij zullen in goede vriendschap
leven.
GekheidVeronderstel dat die
vreemdeling ook groenten leert ver
bouwen en dat zijn eiland vruchtbaar
der is dan het onze. Zie je dan de
gevolgen?
Ja, onze betrekkingen met dien
vreemdeling zullen dan ophouden. Hij
zal dan van ons geen groenten meer
nemen, wanneer hij ze thuis met minder
moeite kan krijgen. Hij zal ons dan
ook geen wild meer zenden, wanneer
wij niets anders in ruil hebben te
geven en dan zullen wij dus precies
zoo ver zijn als gij wilt dat wij nu
zullen zijn.
Kortzichtige wilde. Zie je dan
niet, dat hij, na onze jacht te hebben
vernietigd door ons met wild te
«overstroomen", onzen tuinbouw zal
dood concurreeren door ons met zijne
groente overstelpen?
Maar dat zal bij dan toch alleen
Een Roman uit de laatste Poolsche Revolutie
JULIUS ALICZNY.
31)
Na een lange woordenwisseling be
willigde Aron er in nog duizend roebels
voor te schieten en den ouden wissel
drie maanden te prolongeeren.
Toen hij den graaf verlaten had
glimlachte hij voor zich: «Waarom
zou ik niet het geld van hem nemen,
voordat hij het aan anderen verspeelt?
Is de wissel valsch, dan zal hij ook
nog meer dan tien duizend roebels
betalen, om hem terug te hebben."
Arons koele bedreiging den wissel
aan den vorst Felotiskoff te vertoonen
en zoo het bedrog te ontsluieren, had
den graaf op dat oogenhlik diep ge
schokt, doch dat gevoel had bij
den dag levenden wellusteling het
gevolg, dat hij het besluit nam nu zo
spoedig mogelijk Anka's hand en haar
rijkdom te erlangen, en zoo zulks niet
gelukken mocht, den ouden Baruch te
overreden hem Sara tot vrouw te geven.
Op den tweeden dag na het ver
haalde gesprek begaf hij zich weder
naar Wollnaka om bij den vorst plech
tig Anka's hand te vragenin geval van
nood was hij er toe bereid in het Rus
sische leger te treden om allen twijfel
aan zijn «loyale» gezindheid bij den
vorst te verdrijven.
Maar de uiterst plechtstatige, stijve
en koele ontvangst, die bem van de
zijde des vorsten te beurt viel, bewoog
hem het kasteel spoedig weder te ver
laten en zijn voornemen tot een gun
stiger oogenhlik te verschuiven. Hij
begaf zich hierop naar Dubrovica, om
Sara te spreken, maar vond Baruch's
huis gesloten. Op zijne vraag deelde
een dorpsbewoner mede, dat Baruch
weg was en men geloofde dat hij tot
de opstandelingen was overgegaan.
»En zijne dochter?" vroeg de graaf.
«De schoone Sara?" zei meesmuilend
de boer; «is verdwenen, en waarschijn
lijk ook bij de opstandelingen, want
men zegt dat zij en haar vader graaf
Dewbinsky bij zijne vlucht behulpzaam
zijn geweest."
I Seniawitsch stond als versteend bij
dit bericht. Zou de woekeraar, die
'naar zijne meening in plaats van een
hart een geldzak had, voor dien Pool-
schen graaf zoozeer ingenomen zijn,
dat hij hem met gevaar van zijn eigen
leven in zijne vlucht geholpen had?
Neen, dat was onmogelijk I En Sara?
Zij is valsch, zeide hij voor zich, zoo
als alle vrouwenHij beoordeelde haar
karakter naar het zijne.
Hoogst misnoegd verliet hij het dorp.
Wederom was het deze gehate Dew
binsky, die zijn geheele spel bedorven
had. «Maar ik wil er alles aan wagen I"
riep hij woedend, «reeds heden doe ik
den eersten stap."
In zijne kamer gekomen, beval hij
den knecht, dadelijk wedir alles in te
pakken; en kort daarop was Senia
witsch op reis naar Warschau. Daar
had hij een geheim gesprek met Mura-
wieff.
XII.
Ditmaal brengen wij den lezer, die
reeds zoo dikwerf de luimen onzen fan-
tazie volgde in de jodenstad of het
ghetto van Warschau.
In een smal hoog huis dezer stads
wijk, in een kleine donkere kamer
der eerste verdieping, zat aan een met
rekeningen, wisselbrieven en andere
handelspapieren bedekte tafel een ge
bogen, ineen gedoken gestalte. De
vensters waren buiten van dikke ijzeren
staven voorzien, welke aan de kamer
bijna het voorkomen eener gevangenis
gaven, schoon zij er slechts tot veilig
heid waren. Bij den eersten aanblik
kwam men in de verzoeking, het be-
rookte, met weinig en slecht huisraad
voorzien vertrek, voor een verblijf van
behoeftigheid en gebrek te houden.
Maar tegelijkertijd aarzelend en weer
strevend vertoonden zich onder den
grijzen sluier der armoede die over het
geheel gespreid lag, sporen van wel
vaart, ja, zoo men het scherper in het
oog nam, van rijkdom en overvloed.
Uit de half open lade der schrijftafel,
waarin de man die er voor zat, nu en
dan een half vergenoegden, half ang-
stigen blik wierp, staken dikke geld
zakken uit en de groote hoop papieren,
waarin de man woelde, was een meng
sel van staatspapieren, schuldbekente
nissen en wisselbrieven. De man ech
ter, wien dezen rijkdom behoorde, droeg
een grijzen, afgesleten, op sommige
plaatsen zelfs gescheurden slaaprok;
een door lang gebruik geel geworden
slaapmuts, bedekte het kale hoofd,
welks holle oogen, ingevallen wangen
en slappe lippen het reeds nog levend,
eenige gelijkenis met een doodshoofd
gaven. Zijn gelaatskleur was geelden
langen mageren viDgers scheen het
geld tellen een gewoonheidskramp ver
oorzaakt te hebben, want zij bewogen
zich bestendig alsof zij te tellen of
dooreen gemengde muntspeciën uit te
zoeken hadden. Vrekkigheid, niets dan
vrekkigheid grijnsde in de geheele ge
stalte.
Deze man was Aron Teweles
maar hij was nauwelijks meer te her
kennen en scheen tien jaren verouderd.
Er werd aan de deur geklopt. Teweles
ontroerde hevig bii dit gedruisch.
Oogenblikkelijk vlogen de documenten
in een geheime lade der schrijftafel
en de half open lade dicht, de sleutels
er van werden in den zijzak van den
slaaprok geschoven en toen eerst opende
hij behoedzaam de van binnen gegren
delde kamerdeur.
«Hoe, zijt gij het Ornstein pre
velde Teweles «nu, hoe staan de zaken?"
(Wordt vervolgd.)