NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad 'JjjjP
?®§r de Previiicie Utreclst. |SJ
iVo. 47.
Woensdag 12 Juni 1912.
41e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
FEUILLETON.
VERVLOEKT EN VERSTOOTEN.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door bet geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langegtraat 77. Telephoonn 09.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'l, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
WRAKING VAN GETUIGEN.
Het verzet tegen bet ontwerp tarief-
wet blijkt boel wat sterker te zijn dan
vermoedelijk in regeetingskringen ver
wacht werd. Heel wat sterker ook
dan toen het ontwerp Harten van
Teclenburg werd ingediend. De ver
klaring van dit feit is niet moeilijk
te geven. Ten eerste staat het nieuwe
ontwerp bij het eerste verre ten ach
teren. wat betreft de technische be
werking. Onvolledigheid en onduide
lijkheid verhoogen de vrees voor on
recht en rechtsonzekerheid. Ten tweede
is onze welvaart sedert verhoogd, het
verkeer heelt zich onwikkeld. Alles
spreekt van toenemenden groei bij
nijverheid, bij landbouw, bij handel
en scheepvaart. Het aandeel van land
bouw en nijverheid in onze uitvoeren
nam (oe en het ligt voor de hand,
dat nieuwe proefnemingen op econo
misch wetgevend terrein onder die
omstandigheden geen instemming kon-
vinden. Werd niet door een protectio
nistisch kamerlid van het voorgestelde
tarief gesproken als van een sprong
in het duister?
Onze protectionisten hielden de
oogen niet gesloten voor dit toenemend
verzet en misschien gevoelende, dat
de argumenten der vrijhandelaars niet
gemakkelijk te weerleggen waren, heb
ben zij een anderen weg ingeslagen
en hunne bevoegdheid lot spreken be
twist. Hun getuigenis moest worden
gewraakt, nu eens omdat zij meer
huitenlandsche dan nationale belangen
zouden behartigen, dan weer omdat
zij niet algemeene maar lokale be
langen op het oog zouden hebben.
Eindelijk omdat slechts eigenbelang
richtsnoer hunner meening zou zijn,
ot wel politieke partijdigheid den
doorslag zou geven. Zoo hebben wij
achtereenvolgens getuigenis zien wra
ken van allen, die betrokken zijn bij
den doorvoerhandel, bij goederenhan
del en scheepvaart, bij de exportin
dustrie. Eindelijk van hen, die geacht
worden niet te bebooren tot de be
staande regeeriugspartijen.
Is er voor deze wraking van g
tuigen aanleiding? Is er voor ons niet
meer aanleiding de gebezigde metbode
op onze tegenstanders toe te paseen
Het kan nuttig zijn deze vragen onder
de oogen te zien.
Onze doorvoerhandel zou zijn quan-
'tité négligeable. Wij bewijzen met
dien handel slechts diensten aan den
vreemdeling. Tal van Duilsche kan
toren hebben ten onzent succursalen
gevestigd, zoodat »een niet zoo gering
deel van onzen handel aari eigen land-
geriooten al zeer weinig voordeel op
levert" (Artikel van »de Standaaid"
overgenomen in de uitgaven derTarief-
vereeniging No. 49 onder den titel
«Privilegie van den Handel").
Nu mag wel eens opgemerkt wor
den, dat vroeger een ander lied ge
zongen werd. Toen luidde het, dat
doorvoerhandel en tariel niets met
elkander gemeen hadden, daar immers
de doorvoer niet belast werd. Sedert
echter uit onze grootste doorvoerhaven
een adres werd gezonden aan de
Tweede Kamer, geleekend, voor zoo
ver wij konden nagaan, door alle
cargadoors en expediteurs daar ter
plaatse, vogels van zeer verschillende
politieke pluimage, waarbij eene andere
meening werd gehuldigd, schijnt men
op dit voorzichtiger te zijn.
De belangrijkheid van den door
voerhandel voor onze nationale wel
vaart wordt nu eenvoudig betwijfeld.
Men moet al een bijzonderen kijk
hebben op het raderwerk van handel
en scheepvaart omjdezen twijfel uit te
spreken.
Wij zullen de oogen sluiten voor
de millioenen, die in den vorm van
arbeidsloonen, huren, vrachten, com-
missiën, verdiensten op scheepslever-
anties enz. onzen havensteden uit den
doorvoerhandel ten goede komen. Maar
hoe stelt men zich het bestaan van
eene scheepvaart van eenige betee-
kenis voor zonder doorvoerhandel?
i Zeker, het aandeel der goederen door
Nederland voor uitvoer geproduceerd
neemt in verblijdende mate. Zoo ook
de boeveelheid goederen ingevoerd
voor gebruik hier te lande niet het
minst ten behoeve onzer eigen indu
strie. Maar toch, onttrek aan de
goederenbeweging het aandeel van
den doorvoer en gij hebt met geringe
uitzondering al uwe stoomvaartlijnen
tot inkrimping, zoo niet tot stilstand,
gedoemd. Dit wil zeggen, gij hebt uw
eigen land- en tuinbouw, uw eigen
industrie, het middel ontnomen tot
uitvoer der producten en lot aanvoer
der grondstoffen. Wat zij thans in
Nederlandsche havens kunnen vinden,
zullen zij dan met meer kosten en
met meer tijdverlies in huitenlandsche
havens moeten zoeken. Voor alles wat
aan bederf onderhevig is, zal dit niet
gelukken.
Is het niet bedroevend, dat in een
land van handel en scheepvaart als
Nederland, nog aangetoond moet wor
den, dat ieder onderdeel een schakel
vormt in het geheel? Dat schade aan
het onderdeel het geheele werktuig
buiten gebruik kan stellen, dat de
minachtende uitspraken over de eco
nomische heteekenis van den doorvoer
handel slechts onkunde verraden?
«De handel wil, dat het Tariefge
ding zoo goed als uitsluitend met bet
oog op zijn speciaal belang zal worden
uilgewezen. En daar het nu van zeif
spreekt, dat een ieder, die handel drijft,
liefst geheel onbelemmerd en onge
hinderd in zijn doen blijft, komt het
geroep om vrijhandel in de eerste
plaats hierop neer, dat ten deze aan
den handel het Privilegie zal worden
verleend, dat Overheid en volk, op het
stuk van Tarief, allereerst, en zoo het
kan eeniglijk, naar zijn belang, gemak
en vrijheid van beweging zich voegen."
Merkwaardige woorden, die wij
weder ontleenen aan «de Standaard",
teruggegeven in de hier boven ge
noemde uitgaven derTariefvereeniging.
Wij zouden de woorden willen onder-1
strepen, waarbij als iets van zelL
sprekends wordt aangetoond, dat de
Handel terr gunste van den vrijhandel
gestemd moet zijn en die woorden
willen voorhouden aan die weinige
onzer kooplieden, die nog eene andere
meening verkondigen.
Maar wil men op grond dezer woor
den het getuigenis van den handel
wraken, dan komen wij hiertegen in
verzet, omdat evenals de doorvoer
handel en de scheepvaart ook de ban
del een schakel in het geheel vormt.
Het bizonder belang van »al wat
handelt en al wat winkelt eischt
vrijen handel. Met deze merkwaardige
uitspraak kunnen wij ons ten volle
vereenigen. Wij voegen er echter aan
toe, dat geen enkele tak van volksbe
staan den handel, hetzij den binnen
landschen of buitenlandschen, ont
beren kan en dat belemmering van
den handel beteekerrt belemmering
van het geheel. Dat ook dit nog be
toogd moet worden, wekt verbazing.
«Amsterdam en Rotterdam saam"
zoo luidt het verder, vormen in be
volking nog geen vol zesde van het
land. En daarom is het plicht der
regeering bij de regeling van het
Tarief ook op de zeer wezenlijke be
langen van het land, dat achter onze
koopsteden ligt, het oog gevestigd te
houden. En dit meer, daar van Rijks
wege voor onze groote koopsteden nooit
eenig geldelijk offer ontzien is, om de
communicatie met het binnenland en
de zee in elk opzicht te doen zijn,
wat ze zijn moet".
Zonderlinge opvatting omtrent den
rol, die onze groote koopsteden te
vervullen hebben; zonderlinge opvat
ting ook omtrent den invloed van ver
beterde communicatiemiddelen, alsof
deze alleen deo kooplieden en den
feeders en niet ook den producenten
en consumenten in het geheele land
ten goede komen. Maar voegen wij
er bij: treurige poging om de onzalige
twisten tusschen groote steden en het
land, dat daarachter ligt, weder te
doen herleven. Onze natie is gelukkig
te verstandig geworden, om aan deze
tweedracht zaaiende roepstem gehoor
te verleenen.
De opbloei van den landbouw heeft
te duidelijk gemaakt, dat benadeeling
der groote steden en deze bena
deeling wordt feitelijk toegegeven
aan geen enkel bewoner van ons land
voordeel kan brengen. De overtuiging
dat de belan gen van groote steden
en platte land samenvallen, is te diep
geworteld, dan dat trier do kunstma
tig gekweekte splijtzwam dienst kan
doen.
En te wiens behoeve zouden de
groote steden dan benadeeld moeten
worden? Wij lezen het op de eerste
bladzijde. Ter wille van den landbouw
en van de nijverheid. Begrijpelijker
wijze wordt zelfs geene poging be
proefd, om duidelijk te maken, dat de
landbouw door het tarief gebaat zal
worden. Het tegendeel is te dikwijls
door belanghebbenden aangetoond,
dan dat het noodig is, zulks bij her
nieuwing te doen. Ten opzichte der
nijverheid is het betoog, waarop wij
de aandacht vestigen, nog merkwaar
diger.
De Nijverheid is thans aan de beurt,
al zou dit ook ten koste van handel
en scheepvaart zijn, zoo wordt ons
geleerd. «Op haar opbeuring moet
worden aangestuurd, gelijk het tarief-
ontwerp dit ook doet", lezen wij. On
gelukkig voor onze protectionisten
toont deze nijverheid zich in hare
meerderheid hoogst ondankbaar tegen
over hen, die aansturen op opbeuring.
Zij is van die opbeuring niet gediend,
omdat zij meent, dat de aangeprezen
middelen haar niet ton goede zullen
komen. Dat zij spreekt in haar eigen
belang en dit beter behartigd meent
indien de staat zijn beschermende
hand terug houdt, behoeft geen be
toog. Merkwaardig is het echter na
te gaan, hoe haar stem ook hier weder
wordt uitgeschakeld.
«En als er dan toch ook industri-
eele ondernemers zijn, die mee om
vrijhandel roepen, dan is dit alleen,
omdat hun nijverheid zeer speciaal,
Een Roman uit de laatste Poolsche Revolutie
VAN
JtJLItJS ALICZNY.
37)
Toen Langiewicz de tafel naderde
waaraan de officieren zaten, stonden
allen op om hem te groeten, met treu-
rigen glimlach aanschouwde de dictator
de overblijfselen van het sobere maal.
«Ja broeders, indien iedere Pool
zoo matig waart als gij," sprak hij
met verheffing van stem, «dan zouden
wij ons doel bereiken. Maar terwijl
wij voor de vrijheid van het vaderland
in koude bergkloven bevriezen en op
de met sneeuw bedekte kruinen onzer
bergen vervolgd, gejaagd, vermoeid
en hongerig verstijven, rusten vele
onzer broeders in weelderig genot aan
de zijde onzer beulen, vaderland, volk
en deugd voor den titel van excellentie,
een officiersrang of ambtsbetrekking
weg werpend. Veler vaders zijn Russisch
keizerlijk kolonel, hofraad, directeur,
terwijl zijn zoon met de wapens in de
band voor zijn vaderland bier staat I"
Nu trad uit den kring een eerbied
waardig grijsaard met streng, ernstig
gezicht, nam den dictator ter zijde
en sprak: Deel mij uwe plannen voor
de toekomst mede ik ben de oudste
van al uw officieren en mij beangstigt
de aanstaande dag. Men zegt, de Russen
spannen om ons been een wijd uitge
breid ijzeren net, om ons te vangen,
ons te verstikken. Laat bet zoo ver
niet komen, Langiewicz, storm voor
waarts met onze benden en werp u
op den met afzonderlijken afdeelingen
aanrukkenden vijand."
«Wees gerust, trouwe Petrowsky,"
zei de dictator. «Ik moet wachten
tot de geheime bond de beloofde ver
sterkingen bier been zendt. Wij staan
in een voortreffelijke, goed verschanste
positie, en kunnen bier de overmacht
bet hoofd bieden, terwijl zij in bet
open veld ons licht kan vernietigen.
Nog slechts eenige dagen geduld, oude
vriend, dan zal de wereld van ons
booren
De oude man schudde bet hoofd
en wilde iets antwoorden, doch een
aanrennend ordonnans, die een bood
schap voor den dictator bracht, onder
brak bet gesprek.
De ruiter berichtte de onzen lezer
reeds bekende overrompeling van het
kasteel Jablonowski door de Russen
en voegde er bij, dat in hoogstens
een uur graaf Dewbinsky met de ge
redde opstandelingen zou aankomen.
In een wijden kring, bij de berg
hellingen, brandden wachtvuren, die
met hunne vlammen de omstreken
beschenen. Ongeveer een uur verstreek
en de maan begon reeds voor bet
licht der opgaande zon te verbleken,
toen een ruiterbende langs bet dal
kwam en het legerkamp naderde.
Langiewicz zat op een boomstam en
staarde strak in de knetterende vlam
van bet uitgaande vuur, terwijl de
blikken zijner gezellen met innige
deelneming op hem rustten.
Daar klonk de kreet. «Dewbinsky
en zijne manschappen komen I" allen
sprongen overeind, om hunne nieuwe
naderende krijgsmakkers te begroeten.
Een zonderlinge aanblik bood zich
aan bun oogende oude Baruch, diep
gebogen, op een stok leunend, ging
als gids aan de spits der opstande
lingen.
De trommen roffelden; Langiewicz
en zijn staf haastten zich om de
vrienden te begroeten.
Seniawitscb wist zich inmiddels wij
selijk ter zijde te houden, zoodat bij
noch door Baruch Levi noch door
Dewbinsky gezien werd. Deze bad
ook gewichtiger zaken te doen dan
naar Seniawitscb om te zien, want
bij berichtte den dictator«de Russen
volgen ons op den voet hunne
onafzienbare kolonnes golven naar bet
gebergte. Neem spoedig uwe maat
regelen, veldheer 1"
Langiewicz riep haastig een krijgs
raad bijeen en in bet legerkamp
heerscbte plotseling een nieuw, woelig
leven. Alles snelde naar de paarden.
Maar men zag bet aan de bruin ver
weerde gestalten met de bolle ge
zichten, dat zij met bet volste bewust
zijn een bopeloozen strijd te gemoet
gingen. Somber en dreigend leunden
de Poolsche zouaven op hunne geweren,
wild staarden de krijgsbaftigen ge
stalten der ruiters naar de streek,
van waar de Russen moesten komen,
terwijl hunne konföderatka-pluimen
vroolijk in den morgenwind fladderden.
De zeizenmannen omklemden kramp
achtig hunne vreeselijke scherpe
wapens. Langiewicz bad schielijk zijn
bruinen pracbtigen hengst bestegeB.
Ernstig groette bij zijne dapperen,
die zich, hem ziende, trotsch oprichten
en hem een schallend vivat toejuichten,
de chakots wuifden en de sabels
1 zwaaiden. De gescheurde, met bloed
gekleurde vaandels, de getuigen van
zoo menig gevecht en zoo menige
overwinning, ruischten trotsch in de
lucht. De officiers snelden met uit
getogen degen naar hunne posten.
Dewbinsky schaarde zijne ruiters, ter
wijl Seniawitscb haastig opbrak, om
met zijn manschappen en een troep
zeisenmannen op bevel aan den aan
voerder een boscb te bezetten, en op
een geschikt oogenblik van daar te
voorschijn te komen.
Baruch Levi zat op een grooten
steen bij een schans en staarde op
het tooneel voor zijne oogen, alsof
al dat wapenen en j agen hem volstrekt
niet aanging.
Men boorde na verloop van een
half uur zeer duidelijk het trom
geroffel der aanrukkende Russen. De
voorposten waren spoedig handgemeen,
enkele schoten vielen. Baruch Levi
bleef zitten.
Het gevecht woedde in korten tijd
met verbittering en hardnekkigheid
van weerszijden en op alle punten. Er
werd geen pardon gegeven, maar ook