NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor da Provincie Utrecht. No. 81. Woensdag 9 October 1912. 41e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG OP AVONTUUR. PEUILLETON. EEN BESCHULDIGDE. Amerstoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stukkenin te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestrnat 77. Telephoonn. 69, AD VERTENTlteN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer Tl, Cent. Advertentièn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Het heeft reeds verdiende aandacht getrokken en ook «ij hebben niet nagelaten, daarop te wijzen dat bij het overleg tusschen de Regeering en de Commissie van Voorbereiding over de Tariefwet de Minister van Financiën de bordjes eenigermate verhangen heeft. De Memorie van Toelichting op het oorspionkelijk ontwerp had den indruk gevestigd, als hechtte deze Regeering in mindere mate dan des tijds het Kabinet-Kuyper-Harte van Tecklenburg deed aan het protecti- onistich karakter van haar wetsont werp, als schoof zij in sterker mate het liscale doel: een tien millioen meer voor de schatkist te winnen, naar voren. Die indruk is thans weggevaagd. Wij weten nu, uit Mr. Kolkman's eigen mond, dat de bescherming der vaderlandsche nijverheid niet enkel als bijkomstige winst zal worden opgestoken, doch dat het tariefontwerp ook zou zijn ingediend «wanneer de behoeften der schalk'st, in vei band met de sociale verzekeringsplannen daartoe niet hadden genoopl», dat, naast den toeleg, geld te vinden voor de sociale verzekering, «bij de uit werking van het tarief do bedoeling (heeft) voorgezeten de nationale industrie te hulp te komen in haar strijd legen de buitenlandsche con currentie». Dit te weten is van waarde. Want de maatstaf, die aan een ontwerp als dit moet woiden aangelegd, wordt uiteraard mede door bet doel van den ontwerper bepaald. Bevordering der nationale nijver heid dan. Maar bij deze nijvetheid zijn zoowel kapitaalbeleggers als arbei ders betrokken. En zoo laten zich verschillende protectionistische stel sels denken, verschillend al naar gelang in de eerste plaats gestreefd wordt naar vermeerdering van de gelegenheid om kapitaalwinst te maken of om arbeidsloonen te ver dienen. Men gevoelt de draagkracht van deze onderscheiding. Zij is voor den invloed, dien de tariefsherziening op de verdeeling van bet maatschappe lijk inkomen zal hebben, van uitne mend gewicht. Nu rijze hier geen misverstand. Wij zijn van meening en wij heb ben deze meening meer dan eenmaal uiteengezetdat de nationale -voort brenging in haar geheel door protec tionistische maatregelen niet kan vergroot worden. De voorstanders van beschermende rechten evenwel zijn van ander oordeel; de mogelijkheid van bevordering der voortbrenging bijwege van het protectionisme is hun voornaamste geloofsartikel juist. En bun mag, ja moet dus worden afgevraagd: welke groep van vooit- brengeis beoogt gij in hoofdzaak te hulp te komen, kapitalisten, onder nemers of arbeiders? Dan wel, laat hij geval dit u volkomen koud en laat gij het aan het toeval over, in welke richting de nieuwe guldens zullen rollen? Zóó is, ongelukkigerwijze, de vraag den Minister van Financiën niet gesteld. Ware dit wel geschied, tien tegen een, dat het antwoord geluid had ongeveer als volgt: deze regee ring, met haar open oog voor sociale nooden, begeert natuurlijk een zoo danige bevordering van den nationalen arbeid dat de nationale ai beider in de eerste plaats zij de winnende par tij, dat zijn arbeidsgelegenheid worde verruimd, het kwaad der werkeloos-1 heid zooveel mogelijk uitgebannen. J Maar een andere vraag werd wel tot de regeering gericht. En in wezen kwam deze (wat de Minister echter niet heeft vermogen te ontdekken), op hetzelfde neer. Wij roerden haar reeds even aan in ons No. 150, toen we uit het adres der Rotterdamsche Kamer van Koop handel het voorbeeld van wonderlijk ongelijke bescherming, van verschil lende soorten van arbeid, dat ook in de afdeelingen der Tweede Kamer ter sprake kwam en waarover 's Minis ters oordeel gevraagd werd, in her innering brachten, tegelijk met het antwoord door de Regeering op die vraag gegeven. Het voorbeeld was inderdaad goed gekozen. Wie het begrip, «bescherming van den nationalen arbeid» aldus verstaat dat het bestrijding van werkloosheid beteekent, moet rechten heffen bij voorkeur van zoodanige artikelen waar in een belangrijk stuk arbeids beli chaamd is onder welks voortbrengings- kosten dus het arbeidsloon een voor name, zoo niet de voornaamste fac tor is. Slaat voor een zoodanigen protecti onist de keuze tusschen bescherming van twee goederen a en b, waarvan a in hoofdzaak een arbeidsproduct en b voornamelijk een kapitaalsproduct is, dan moet bescherming van do voort brenging van o bij hem de voorkeur genieten. Immers door een invoer recht te leggen op a zal hij in veel sterker mate dan door b bij binnen komst te belasten het binnenslands verdienen van tot dusver in het bui tenland verdiende loonen mogelijk maken. Een inkomend recht op a zal het verre winnen van een recht op b, wat de deugdelijkheid betreft als geneesmiddel tegen werkloosheid. Welke was nu de redeneering van het handelslichaam uit de Maasstad? «Een machinegietstuk van gemid deld gewicht kost aan loon f5.per 100 Kgr.; het heeft een waarde van f20.per 100 Kgr., aan rechten wordt geheven 3 pCt. dus f 0.60 per 100 Kgr. ot f012 per f 1.loon. Eenvoudig gietwerk dat aan loon f0.20 per 100 Kgr. kost, valt door eenige bewerking die ca. f0.45 per 100 Kgr. kost onder No. 187, geniet dus een bescherming van 10 pOt., terwijl het ca. f8.per 100 Kgr. kost. De be scherming is hier dus f 0.80 voor f 0 45 loon of ca. f 1.77 per f 1.loon. Volgens No. 446 komt voor de meest bewerkelijke stoommachine de bescher ming op ruim f0.30 per f 1.loon neer. Het ruwo werk, dat weinig geoe fende menschen vereischt geniet mits dien een bescherming over het loon, die zesmaal meer is dan die voor fijn werk dat door bekwame werklieden moet worden gemaakt en de 15 vou- dige bescherming van moeilijk giet werk, dat geenerlei verdere bewer king ondergaat.» De juistheid van deze cijfers is in de afdeelingen der Kamer in twijfel getrokken. En de twijfelaars vroegen den Minister om inlichting. De juistheid der conclusie evenwel aangenomen dat de cijfers onaanvecht baar waren, werd niet ontkend. Slechts merkten deze leden op, dat zij die conclusiën »van weinig gewicht» acht ten, meenende »dat grieven, als hier omschreven, tegen elk tarief kunnen worden aangevoerd.» En nog verder ging de Minister. Of die cijfers juist of onjuist, het deerde Zijne Excellentie niet, want hij achtte het onmogelijk een tarief te ontwer pen, waarin die ongelijkheid wordt vermeden.» De geestverwanten des Ministers verschildeQ dus van hem alleen hierin dat bij hen nog een matige belang stelling voor het in de afdeelingen geopperde strijdpunt viel waar te nemen en dat bij den Minister zelfs deze ontbrak. En zij waren eenstem mig met hun bewindsman van oordeel datoneflenheden, als hier geconstateerd nu eenmaal onafscheidelijk zijn van »elk tarief» en daarom zonder morren in den koop moeten worden meege nomen. Laat ons mild zijn. Veronderstellen we gunstiglijk, dat den heeren de draagkracht zoowel van het ter sprake gebracht probleem als van hun lauw heid is onlgaan. Dan is het echter zaak, een zoo be denkelijk verschijnsel te signaleeren en ertegen te waarschuwen. De Rotterdamsche Kamer wees erop want dal is de draagkracht van wat ze onder het oog der Tweede Kamer bracht dat zwakke bescher ming daar wordt verleend waar een belangrijke hoeveelheid inationale arbeid», naar de protectionislen mee- nen, zou kunnen worden geschapen en dat onevenredig booge bescherming wordt toegezegd waar slechts luttel arbeids te «bevorderen» valt. Zij gaf daarvan één voorbeeld en men kon van haar niet vergen, dat ze post voor post deze verhoudingen had nage cijferd. De strekking van haar voor beeld was dus dit: hebt gij, regeering u wel rekenschap gegeven van wat slag uwe «bevordering van den nati onalen arbeid» zal zijn, hoe uw tarief op de verdeeling van het maatschap pelijk inkomen tusschen kapitalisten, ondernemers en arbeiders zal inwer ken, of gij aan betrekkelijk weinige economisch sterkeren dan wel aan betrekkelijk vele economisch zwakke ren voordeelen gaat toeschuiven. En wat antwoordden hierop de regeeringsvrienden in de Tweede Ka mer? Dat zij het niet wisten, dat de regee ring het mocht zeggen als ze wilde en kon, maar dat welbeschouwd het sop de kool niet waant was, want dat elk tarief in deze nu eenmaal een sprong in het duister is. En wat bescheid gaf de Regeering zelve? Dat het haar zei(s niet lustte, de cijfers van de Kamer aan de Maas te controleeren, dewijl »die ongelijk heid» onontkoombaar is bij tariefs herzieningen. Onaangevochten is dus de conclusie gebleven gij beschermt daar het stei kst waar gij met uw protectie den arbei der het minste baat, en daar het zwakst waar gij den economisch zwakke volgens uw eigen stelsel het meest zoudt kunnen helpen; gij beïnvloedt derhalve de inkomstenverdeeling in den uit sociaal oogpunt ongunstig- sten zin. En als eenig antwoord werd ver nomen het kar. wel zijn, dat gij ge- 4 Zij zelve had met geen enkel woord er van gesproken dat zij vóór den dood van haar kind zich in een toestand van wezenloosheid kon bevonden hebben en zelfs degenen, die voor haar de grootste belangstelling toonden, wier oordeel door hare jeugd en schoonheid begoo cheld. was, konden zich van de overtui ging niet verweeren, dat hare bekente nis onoprecht was, dat daardoor meer dan een punt onopgehelderd bleef, en dat zij angstig vermeed deze opheldering te geven. De president zag er van af haar verder te vermanen, zelfs haar verdedi ger had zich tot haar gewend en haar zacht verzocht, geheel de waarheid te zeggen, want ook hij moest aan hare schuld gelooven, en zij zelve ontnam hem allen grond om ten haren gunste te spreken. De getuigen werden in de zaal gevoerd, om den eed af te leggen, hunne namen werder door den president afge roepen. Bekend klonken zij in de ooren der beschuldigde, want haar eigen vader bevond zich onder het getal der getuigen. Zij hief het hoofd op en stond op. Haar blik gleed over de getuigen en door de gerechtszaal heen, en bleef rusten op de toeschouwers. Haar borst scheen naar adem te hijgen, hare oogen schenen grooter en grooter te worden, hare lippen openden zich. »God Almachtig! Hij hier! hierI» riep zij eindelijk. «Koenraad, Koen- raad!" Aller oogen hadden zich op het publiek gericht. Een jonge man zocht zich daar aan de blikken te onttrekken en met geweld door te dringen om de tribune der toeschouwers te verlaten. Maar de omstaanders hielden hem tegen, want zijn schuw voorkomen en gedrag, zijn zichtbare onsteltenis en angst hadden achterdocht tegen hem verwekt. Het is Wachter, haar man!» riep een der getuigen, die den man herkend had. De genoemde wendde zijn laatste kracht aan, om door te dringenals wan hopig sloeg hij om zich heen. De president gaf den gerechtsdienaars bevel den man te vatten en voor hem te brengen. Weinige minuten later was dat bevel volbracht. Wachter werd in de zaal gevoerd. Zijn gelaat was door angst ontsteld, het bloed was uit zijne wangen verdwenen, strak staarde hij voor zich neder, zonder een enkele maal naar zijne ongelukkige vrouw te zien. Onbewegelijk stond Grietje, haar gestalte scheen grooterte zijn geworden. Hare oogen waren op haar man gericht of hij geen blik voor haar had Hij was in staat geweest de gerechtszitting bij te wonenhij had hare smart en hare wanhoop gezien en zijn mond had zich niet geopend, om voor hare onschuld te getuigen! Verscheurd was nu de band tusschen hen, uit haar hart was hij gedrongen, want hij hij kon haar nooit bemind hebben I "Hij hij heeft mij n kind vermoord riep zij met luide stem, en zonk uitgeput neder. Wachter was bij deze woorden ver schrikt ineengezonken, zijne oogen wierpen een somberen, dreigenden blik op haar die deze zware beschuldig tegen hem verheven had. »Neen, neen! Zij heeft gelogen!» riep hij, maar zijne woorden bleven werkeloos, niemand in de zaal schonk er geloof aan. Te duidelijk stond het bewustzijn van zijn schuld op zijn voor hoofd geschreven. Hij poogde zijne tegenwoordigheid van geest te herwin nen en zag door de zaal, het was te laat. «Zij heeft het gedaan niet ik!» voer hij voort en een kwaardaardige glimlach gleed over zijn gezicht. »Ha ha, zij heeft vergeten, dat ik het niet gedaan kan hebben, want ik was aan den spoorweg werkzaan en de rivier is er verscheidene uren van verwijderd. Ik ben daar niet geweest, bijgevolg kan ik het ook niet gedaan hebben en mijne kameraads kunnen getuigen, dat ik achter ben gebleven toen zij mij met het kind verliet. Ik had mijn kind nooit eenig leed toe kunnen doen I» De beschuldigde scheen deze woor den niet gehoord te hebben. Zij was rustiger geworden nu het zware woord van hare lippen was ontvlodenzij zou zich misschien voor den man dien zij beminde opgeofferd hebben, nu kon zij het niet meer, nadat zij gezien had hoe ver zij van zijn hart stond. Toen de president haar verzocht nadere bijzonderheden mee te deelen, stond zij rustig op. Wachter wilde haar niet aan het woord laten komen en riep luid, dat zij de moordenares was. De president liet hem nit de zaal brengen en gevangen zetten. «Yerhaal nu het gebeurde,,, zeide hij tot Grietje. «Gij zelf hebt uw man beschuldigd, wees nu waar in alle bijzonderheden I» »Dat wil ik zijn,» antwoordde zij, en een diepe zucht wrong zich uit hare borst. Het was een zware taak welke zij te volbrengen had maar zij kon ze niet meer van zich afwerpen. »Met een gelukkig hart,, verhaalde zij, »had ik mijn dorp verlaten, om mijn man mijn kind te laten zien, want ik was overtuigd, dat het hem evenveel zou verblijden als mij ik hoopte zelfs, dat het kleine wicht Koeuraads heftigen aard zon verzachten. Deze gedachte dreel mij onverpoosd voorwaarts, tot ik hem bereikt had. Mijn man ontving mij minder vriendelijk, dan ik verwacht had; het kind verwaardigde hij nauwe lijks met een blik. Ik verweet hem zulks, want geheel mijn hart hing aan het kleine wezen, en hy scheen nu te veranderen, want hij trad op het kind toe, maar zeide tegelijkertijd, dat het ons nog meer zorg zou veroorzaken. Wordl vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 1