NIEUW E
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Froviscie Utrecht.
®afememee
FEUILLETON.
GOUD VOOR LIEFDE.
No. n.
Zaterdag 23 November 1912.
41 e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
PREMIE
„OUMPIRSG".
Amerstoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau; Langestrnat 17. Telephoonn. 60.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer Tl, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
voor de lezers van deze courant
Het heden verschenen 34e nummer
van den vierden jaargang van
bevat o.a.:
Het nieuwste Portret van 11. K. 11
Juliana, Prinses der Nederlanden.
(Opname van H. Deutman, Foto
graaf, Den Haag.)
Vervolgens tal van interessante kie
ken van het oorlogslooneel, als: Een
Montenegi ijnsch Cavalerie-officier, op
verkenning. Een transport Turk-
sche gevangenen, in het Servische
kamp bij Branja. De, door de Ser
viërs buitgemaakte. Tuikschegeweren,
na den slag bij Koeaiariova. Op
bet slagveld. De ambulancedienst
der Serviërs. De Servische Roode
Kruis-afdeeling aan het werk na den
slag bij Branja. De menschen massa
zich verdringende vóór bet Hospitaal
te Belgrado. Een groep Albaneezen
die hun dorp veilateri, om zich bij de
Monlenegrijnen aan te sluiten.
Verder oen drietal interessante kieken
van Konstantinopel, als: De, door den
Duitschen Keizer in de hoofdstad van
het Tui ksche Rijk opgerichte, Gedenk-
bron. De ingang lot het Serail,
zijnde het paleis van den Sultan.
De Moskee, alwaar de favorite van
den Sultan verblijl houdt. Ten
slotte: Het Portret van den bij een
jachtpartij omgekomen Jhr. Van
Weede -f-. Feestelijke intocht van
Baron I). Mackay, den nieuwbe-
noemden burgemeester van Voorbuig.
Hel oproer in de Vleeschhallen te
Berlijn. Concerten in Diligentia"
te 's-Gravenbage, met 5 portretten.
Canaiejas -j-, de vermoorde Spaan-
sche Minister-President. Jean Noté,
de Baryton aan de Groote Opera te
Parijs. Jean Féjard en Maurice Lie vin
twee Palijsche anarchisten en bet Ver
volg van den historischen roman van
Eline van Stuwe, getiteld: »Donkere
Wolken".
De geabonneerde
wonende
wenseht zich te abonneeren op het
weekblad ,,PAK ME MEE", tegen den
prijs van 3'/i cents thuis bezorgd.
ui.
Waarin bestaat de eigenlijke dum
ping-praktijk
De protectionisten schijnen gaarne
eiken buitenlandscben concurrent, die
in staat is een artikel goedkooper te
leveren dan de nationale industrie, als
durnping-power voor te stellen.
Bij de dumping zijn twee dingen
mogelijk.
De buitenlandsche monopolistische
organisatie kan hare winsten, die op
de eigen maikt door de hooge prijzen
behaald zijn, besteden ten einde een
op zich zelf verlies gevenden uitvoer
vol te houden om door kunstmatige
prijsverlaging het opkomen van nieuwe
fabrieken onmogelijk te maken of
bestaande te nekken óf zij is, door
op groote. schaal te arbeiden, in staat
een surplus van productie te ver
vaardigen, dat bijzonder weinig kosten
eischt en dat door haar op buiten
landsche markten geworpen kan
worden tegen een prijs, welke voor
den buitenlander, die met gemiddelden
kostprijs rekening moet houden, ver
liesgevend zou zijn.
Wannéér is dumping nu mogelijk?
Daarvoor rnoet in de eerste plaats
het buitenlandsche tarief van invoei-
reehten die artikelen treilen, welke
worden uitgeroerd, iets, wat op zich
zelf al in strijd is met het fiscale
doele der protectie, omdat zulk een
invoeirecht voor de schatkist niets
oplevert.
Voorts moot er in de tak van
nijverheid, die zich met de productie
van dat aitikel bezig houdt, een
monopolistische organisatie bestaan in
den vorm van een trust of kartel.
Ten slotte zal het geheel van een
combinatie van kostencijfers afhangen
óf de trust beneden haar gemiddelden
kostprijs zal kunnen exporteeren naar
buitenlandsche markten om die te
«overstroomen».
Daarvoor zal zij zeer stellig moeten
verkoopen boven, althans ten minste
voor, den afzonderlijk te berekenen
kostprijs van haar overproductie. En
nu springt het in het oog, dat. waar
deze omstandigheden tezamen moeten
komen om dumping mogelijk te maken,
dit geen algemeen voorkomend ver
schijnsel zou kunnen wezen. Hierin
schuilt dan ook de fout der protec
tionisten dat zij als dikwijls en
regelmatig voorkomend voorstellen
iets wat enkel exceptioneel en toevallig
is. Het spreekt toch van zelf, dat de
buitenlandsche fabrieken er geen
regelmatig bedrijf van kunnen maken
om voortdurend te veel te produceerer;
om dat surplus beneden den kostprijs
van hun product- naar het buitenland
le leveren. Dit zou eenvoudig zijn
jaar op jaar geld weg werpen, hetgeen
ten eenemale onaannemelijk is.
Maar toegegeven dat «dumping»
theoretisch mogelijk is en in de praktijk
wel af en toe voorkomt hetgeen
onmogelijk is te bewijzen omdat men
nu eenmaal geen kennis kan nemen
van de combinatie der kostencijfers
waaronder het den buitenlandschen
fabrikant mngelijk is, beneden zijn
gemiddelden kostprijs doch boven den
kostprijs van zijn surplus dit uit te
voeren dan mag men toch vragen
bewijs dat die praktijk in het buitenland
regel is en voor onze industrie een
onovei komenlijk obstakel beteekent,
toon aan voor welke artikelen en
welke takken van nijverheid het euvel
bestaat en maak aannemelijk dal het
protectionisme in 't algemeen en uwe
tariefwet in het bijzonder het middel
is dat bij de kwaal.
In abstracto toegegeven, dat de
kartels en trusts van uit de landen,
waar zij zijn gevestigd, een mededinging
van exceptionneele scherpte op onze
markt, zelfs oneerlijke concurrentie
met ongelijke wapenen kunnen uit
oefenen. Doch die mogelijkheid wordt
door de Regeering en hare mede
standers in het protectionistische kamp
eenvoudig voorgesteld als algemeen
voorkomende druk op de ontwikkeling
van de nijveiheid. En niet willende
zien dat dan ook van haar geldt het
«palma sub pondere crescit», dat zij
tegen de verdiukking ingroeit, meenen
zij voor de noodzakelijkheid van een
beschermend tarief in het algemeen
voldoende bewijs te hebben geleverd
met een klacht over de lagere prijzen
der buitenlandsche concurrentie. In
plaats van te onderzoeken of onze
fabrieksinrichtingen en arbeidsme-
thodes wel altijd op de hoogte van
den tijd zijn, inplaats van na te gaan
of de ondernemingsgeest niet nog
wat meer kan worden geprikkeld,
kortom in plaats van na te gaan óf
en waarin sommige onzer industrieelen
dan ten achter zijn bij hunne Duitsche
en Belgische concurrenten, wordt als
vanzelf sprekend vooropgesteld dat de
buitenlandsche pioducenten geen eer
lijke concurrentie drijven doch zich
schuldig maken aan allerlei prijs-
manipulalies, die men in navolging
van Chamberlain »dumping« betitelt.
Het heet dan «alleszins rationeel»
door beschermende rechten in 't
algemeen, niet alleen voor de gedumpte
artikelen, de «productievoorwaarden
te egaliseeren«, «het voordeel dat de
buitenlander heeft in zijne protectie
le neutraliseeren«. Dat men de
nationale industrie tegen die ver
onderstelde manipulatiën moet be-
schei men, wordt eenvoudig als axioma
aanvaaid; immers, «als bekend wordt
verondeisteld dat Nederland van
lieverlede het afzetgebied werdt van
de overproductie van het buitenland*.
Men gaat dus zelfs heel wat verder.
Op die buitenlandsche concurrentie
wordt niet slechts een beroep gedaan
om beschermende rechten te beffen
tegen die artikelen, welke tegen
dumping prijzen beeten te woiden
ingevoeld. Doch men beroept er zich
op om ook invoerrechten te beflen
zonder aanmerking van het land van
oorsprong en zonder zelfs begin van
bewijs te leveren dat de goederen het
voorwerp zijn van de door de mono
polistische organisaties bedreven dum
ping-praktijk.
Blijkens het Verslag hebben de
protectionisten zelf ingezien, dat dit
eigenlijk niet aangaat. Immers wordt
door hen uitdrukkelijk erkend dat
eigenlijk «voor elke industrie af
zonderlijk en tegenover elk land op
zichzelf behoorde te worden nagegaan,
waarin het voordeel dat de buiten
lander heeft door zijne protectie,
bestaat, om daarna voor elk betrokken
artikel het neutraliseerend Nederland-
scbe tarief tegenover elk dier landen
vast te stellen.Doch tevens wordt
erkend, «dat dit praktisch onmogelijk
is,« waarmede wordt toegegeven, het
geen van vrijhandelwijze steeds is
betoogd, dat de weigever niet in staat
is het «rationeele stelsel van invoer
rechten», dat theoretisch Van-Dussel-
dorpsche bedenksel, op rationeele
wijze in toepassing te brengen.
Weshalve dus van zulk ijdel pogen
wordt afgezien, zooals men zou ver
wachten? Weineen, is hun antwoord.
Weshalve «dus» (en dit is zeker
irrationeel) «genoegen moet worden
genomen met een tarief dat wel op
hetzelfde doel is gericht, maar welks
samenstelling meer op overwegingen
van algemeenen aard is gebaseerd
Zoo meent men het zich gemakkelijk
te kunnen maken doch die erkenning
2)
De tijd die zich om al die dingen
weinig bekommert, ging rustig voort
over gebroken harten en gerüineerde
menschenlevens en spoelde het leed
en de vreugd van millioenen met zich
weg, zooals hij altoos deed en altoos
doen zal, en voor Eleonore was er geen
vergetelheid.
Ik was een stil toeschouwer van
dit kleine drama geweest en had de
zaak zoo bedaard nagegaan als iemand
die er verder niets mee te maken
heeft; zonderling echter werd het
laatste bedrijf in mijne tegenwoordig
heid afgespeeld en ik behoorde mede
tot de toeneelspelers, hoezeer mijn rol
veeleer die van een zwijgende was.
Dit gebenrde volgenderwijs:
Ik was tusschen het gebergte van
de Colorado-rivier en Texas, en ons
gezelschap, verrukt over de wonder-
schoone natuurtooneelen van het plan
tenrijk der keerkringen, die ons om
gaven, verliet wij den straatweg en
drong de wildernis in. Bij het onder
gaan der zon bevonden wij ons op een
bergtop en onder ons lag, misschien
een halve engelsche mijl verwijderd,
een eenvoudig, maar stevig blokhuis.
Wij hielden het voor de woning van
een vrijen neger en besloten neder te
dalen om daar te rusten en ons te
verkwikken. Wjj wilden er ons niet
lang ophouden, maar zoodra de maan
opging naar de naaste, ongeveer tien
mijlen verwijderde stad rijden.
De deur van het blokhuis stond
wijd open, toen wij er aankwamen,
en een fraai man stond er in op zijn
lang geweer leunend 't was Antonio
Yaugham. Ik herkende hem dadelijk,
en zoo hij iets veranderd was, was dat
slechts ten zijnen voordeele geschied.
Hij was bruin gebrand door de zon,
mannelijker, forscher geworden en
scheen mij een hoofd langer te zijn,
dan de man van Snowdon.
Hij onving mij hartelijk, zonder te
vragen, wie ik was of vanwaar ik
kwam, zette ons wildbraad, sterke koffie
en warme gierstkoeken voor en was
bewonderenswaardig gastvrij. Toen wij,
na gegeten en gedronken te hebben,
onze korte pijpen aan staken en
om den haard zaten, noemde ik hem
bij zijn naam.
Antonio sprong van zijn zitplaats
op, werd bleek en wierp zijn pijp ver
van zich.
"Wie zijt ge?« vroeg hij mij.
Daarop noemde ik hem mijn naam
en verhnalde hem van de dierbare oude
stad tusschen de Westmorelandbergen,
en Antonie weende als een kind. Als
mannen van zulk een ijzersterk karakter
weenen, dan kan slechts een engel
hen troostenwij zwegen derhalve
allen rookten stevig en lieten hem
zelf tot bedaren komen.
Toen vroeg hij naar alles, voor hij
naar Eleonora vroeg, en nu klonk
zijne stem koel en onverschillig, schier
ruw, maar zijne oogen logenstraften
met hun zacht licht deze schijnbare
hardheid. Ik verhaalde hem van haar
koel, liefdeloos leven, van haar vergane
schoonheid en haar somber bestaan.
Hij zag een poos stil voor zich,
zonder iets te antwoorden, vervolgens
schudde hij langzaam het hoofd en
zeide dof: "Dat is gerechtigheid! Leven
om levenNiets daD gerechtigheid en
toch het arme kind!»
Hij streek de hand over zjjne oogen,
sprong op, floot zijne honden, van
welke misschien een half dozijn in de
hut in de rondte lagen en toen
ging hij haastig naar buiten, om onze
paarden te bezichtigen, zoo hij zeide.
In het volgend jaar waren wij
beiden veel bijeen en ik koesterde
spoedig eene vriendschap voor hem,
die ver iedere egoïstische vrouwen
liefde overtreft.
Ik had hem lief, zooals ieder hem
lief had in de eenzame bergen van
Colorado. Hij was voor de kolonisten
aldaar schier een God en hun aan
voel der bij alle tochten in den
kleinen ooriog tegen de Indianen, die
beefden als zij zijn naam hoorden.
De bruine Ismaëlieten der grenzen
vochten liever tegen geheele kolonnes
militairen, dan met den vermetelen,
onvermoeibaren Antonio, als hij aan
de spits van 20 30 kolonisten tegen
hen optrok. En Antonio was rijk, zoo
rijk als mén in die wilde streken zijn
kan. Zoo ver het oog rijkte, behoorde
hem het land, groote kudden rundvee
en paarden waren zijn eigendom en
goed bebouwde akkers bij de rivier
gaven hem een rijken oogst van koorn
en katoen.
«Maar hoe hebt ge al dien rijkdom
zoo schielijk verworven, Yaugham?»
vroeg ik hem eens.
«Verworven? Och, ik heb er geen
cent van verdiend. De Fortuin schudde
haar hoorn van overvloed uit, ik stond
er toevallig onder en zoo kwam land
en vee en goud en eer, zooveel als
een mensch in de wildernis geëerd
kan zijn.»
Hierop ontstond een pauzewij dach
ten beiden aan Eleonores misgreep. Hij
was het die het woord weder nam.
Ik ga morgen een bende roodhuiden
opsporen, die mij twintig mijner beste
paarden gestolen hebben; misschien
kom ik niet terugik heb een zonder
ling voorgevoel. Verneemt ge in twee
dagen niets van mij, zoek mij dan, oude
vriend, en begraaf mij als een Christen.»
Hij zeide dat half schertsend, half ern
stig, maar ik voelde iets als een nade
rend ongeluk en verzocht hem mij aan
de partij te laten deelnemen.
Antonio schudde ernstig het hoofd.
»Dat is onmogelijk,» zeide hij. »Gg
hebt nog nooit een pleiziertocht tegen
de roodhuiden meegemaakt en zoudt
slechts het gevaar vergrooten, want
men vecht slecht als men ongerust
over een kameraad is.»
Wordt vtrvtlgê.