NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. %9&zrh? ïiïrs&jftXé No. 15. Zaterdag 22 Februari 1913. 42e jaargang VERSCHIJNT WIIENSIIAfi EN ZATEHIUfi PREMIE Scott's verongeMte Zpidpool-Eipeditie. BINNENLAND. FEUILLETON. DE VRIJ-JACHT. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het gebeele Kijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stnkken in te zenden uiterlijk Diusdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau; Laiigestraat 17. Telephoonn OU. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. voor de lezers van deze courant Het heden verschenen 47e nummer van den vierden jaargang van ifieilLiilTnaantl m tdnnliNnil n bevat o.a. Het portret van den Gep. Luit.-Geti. der Infanterie, J N. A. BARON TA ETS VAN AMERONGEN. Adjudant in bui tengewoner» dienst die in den ouder dom van 80 jaar te 's-Gravenbage is overleden. Robert Scott -j- de leider van de Brit- sche Zuidpool-expeditie, zijn tweede expeditie door een sneeuwstorm over vallen en omgekomen is. De 150 tons reuzenkraan op de terreinen der Kon. Scheepsbouw Maatschappij »de Schelde" te Vlissingen. Het 25- jarig jubileum van Mevrouw Gusta de Vos-Poolman. liet nieuw, in gebruik genomen St. Jozeph Zieken huis te Vlissingen. Tweede groote Nationale Tentoonstelling van Pluim vee en Konijnen in het Militiegebouw te Amsterdam. Reuzensprong »an Harald Smith, den Wereldkampioen der Ski-loopers Meagher de Cana- deesc.be schaatsem ijder, die een kunst stuk verrichtte van iVoethandigheid". Scholeksters aan hel strand van Vlieland. Carnaval te Miinchen, met twee foto's. Het Vredespaleis voltooid. Het Vredespaleis, nage bootst in dragant. Hervatting van den Balkanoorlog. Triomftocht van den laatsten paardenomnibus over de gioote Boulevards. Villa in den Taunus, alwaar H. M. de Koningin met Haar Gemaal haar intiek zal nemen Sanatorium Hohe-Mark, i in den Tauns, waar Prins Hendrik 1 woidt verpleegd.«llaus Waldeck", villa, waar Pnrises Juliana in den Taunus zal logeeren Prof. Dr. Adolf Fnendlandei die Prins Hendrik in het Sanaloiium persoonlijk behan delt. De verongelukte Zuidpool expeditie van Kapitein Scott, met drie foto's als: Koningin Alexandra hijscht de vlag van de «Tena Nova" voor 't vertrek Mevrouw Scott mei haar eenig kindje Kapitein Scoit, even vóór 't veitrek gefologiafeerd. - Het 25 jarig bestaan van de Z.-ll. Stoom fabriek van de firma Jamin te Rotter dam, met twee foto's. Reddings boot te Scheveningen, die de beman ning redde van het aldaar gestrande Nootsche Schip. Ten slotte: Por tretten van bekende laridgenooten, de Rubriek van Redacteur X, het vervolg van den oorspronkelijken roman van Ehne van Sluwe (Jarq. Reyneke van Sluwe), getiteld «Donkere Wolken' eri het Kinifernummer «Ons Pnnsesje", met onderhoudende en leerzame lec tuur voor de Jeugd. De geabonneerde wonende wenscht zich te abonneeren op het weekblad „PAK ME MEE", tegen den prijs van 3cents thuis bezorgd. Nadat kapitein Scott, de koene En- gelsche zeeman, in de jaien van 1902 tot 1904 een vergeefsche poging had gedaan om de Zuidpool te bereiken, waarbij hij het bracht tot 82° 17'zui derbreedte, dus lot op een afstand van ongeveer 850 K.M. van waar zich de Zuidpool moest bevinden, nadat kapitein Scott, zooals we zeiden, die vergééfsche poging gedaan had, ging hij in het jaar 1911 wéér uit om zoo mogelijk Ie Zuidpool te bereiken. Ook Amundsen, de Noorsclie Zuidpool-rei- zigrr, ging in dat jaar uit, met het zelfde doel voor oogen. Amundsen had een ander, naar bet schijnt een beter uitgangspunt voor zijn tocht gekozen dan Scott. Ook konden de Noren op hun ski's zich vlugger voort bewegen op de sneeuw dan de Engel- schen. En ook werden de Noren op hun tocht over het algemeen door heter weer begunstigd dan de Engel- sctien. Maar wal ook de leden ervan moge zijn, een feit is hel dal de Noor- scho expeditie den 16 December 1911 de Zuidpool bereikte, terwijl de Engel- scbe expeditie eerst den 18 Januari 1912, dus een maand later de Zuid pool heeft bereikt. Wel bijzonder is het dat Arnundsen en Scott, terwijl zij elk zijn uitgegaan van een punt dat op ettelijke honderden kilometers van het andere verwijderd is en óók beiden een geheel velschillende rich ting namen, wél bijzonder is het dat beiden tenslotte op hetzelfde punt terecht kwamen, nog zooveel te méér bijzonder, omdat meri zich al naar men de pool dichter nadert, zich min der goed en ten slotte haast heele- maal niet meer kan oriënteeren. Ter wijl Amundsen goed en wel met de zijnen uit de polstreken teruggekeerd ts, heelt Scott met vier zijner kame raden op den terugweg het leven er bij ingeschoten. De gebeele expeditie van Scott bestond uit mééidere per sonen dan de vijf om het leven ge- komenen. De vijf omgekomenen waren zij, die zich van de anderen hadden algescheiden en met hun vijven zou-l Oen trachten de pool te bereiken. De1 anderen bleven onderweg achter. Af-1 gesproken was dal Scott en de zijnen, ze mochten dan het aoel bereikt heb ben of niet, op ócr bepaalden lijd weer bij de achtergeblevenen teug zouden zijn, en mocht dit niet het geval zijn, wat mogelijk zou kunnen wezen, om verschillende redenen, dan zouden de achtergeblevenen hen tege moet moeten trekken, omdat het lan ger wegblijven wel eens het gevolg zou kunnen zijn van uitputting en ver moeienis. en zouden de ter hulp ge- zondenen hen misschien kunnen hel pen. Toen dan de lijd verstreken was dat Scott en de zijnen teiug hadden móéten zijn en nog niet terug waren, toog een hulpexpeditie opondeizoek uit. Op 79o 30' zuiderbreedte aange komen, waar een levensmiddelen- en braridstoffendepót voor Scott en de zijnen was aangebracht, kwam de hulp expeditie tot de ontdekking dat dit depót nog onaangeroerd was. Zeer waarschijnlijk bevonden Scott en de zijnen zich dus nóg zuidelijker, want waren ze op hun terugreis van de pool het depót gepasseerd, dan zou den ze ongetwijfeld van de levensmid delen en de brandstof hebben gebruikt. Dus trok de hulp-expeditie nog méér naar het zuiden. Ze hadden nog maar pas weer een afstand van 11 kilo meter afgelegd, toen ze de hut van Scott en de zijnen ontdekten. In die hut vonden ze de lijken van Scott en twpe zijner kameraden. üit de bescheiden, die ze óók in de hut vonden bleek hun dat Scott en zijn vrienden den 18 Januari 1912 de pool bereikt hadden, dat Arnund sen reeds vóór hun de pool bereikt had, wat hun bleek uit de daar door Amundsen aclitergplalen tont en an dere voorwerpen, dat op den terug weg, op den 17 Februari, één der mannen van Scott aan een hersen schudding was overleden, dat den 17 Maart een der andere mannen van ontbering was omgekomen en dat den 29 Maart Scott en de beide an deren, door een dagenlange sneeuw storm in de hut opgesloieu. van gebrek en vermoeienis waren bezwe ken. Alle dagboeken, bescheiden omtrent gedane waarnemingen en geologische stieumonsters, tot een gezamelijk gewicht van 36 Engel- sche ponden, werden in goede orde aangetroffen. Nadat de hulp- expeditie een lijkdienst voor de omgekomenen had gehouden en een kruis was op gericht op de plek, waar de dooden gevonden waien, vertrok de hulp expeditie weer van daar, naar het noorden, dagboeken, bescheiden enz. medenemende. Den 12 Februari j.l. is het sclnp met de overlevenden van de expeditie te Christchurch in Nieuw Zeeland aangekomen De tij ding van de jammerlijke omkoming van Scott en de zijnen heeft in geheel Engeland pijnlijke ontroering teweeg gebracht. In zijnafscheidsbrief schroef Scott dat zij voor de eer van het land bereid zijn geweest hun leven te geven en bij deed een beroep op de landgenooten, om zorg te dragen dat voor hunne betrekkingen behoor lijk zou worden gezorgd. Minister- présiderit Alquit heeft onder toejui chingen in bet Lagerhuis verklaaid, dat het beroep van den omgekomen poolreiziger niet tot doove ooren is gericht. Het Britscbe Zuidpoolcomité wil een beroep doen op het Brilsche volk, ten baate der nabestaanden van de omgekomenen en ook van de over levenden der expedite. Naar men gelooft, zal de regeering een belang rijke som bijdragen. In zijn afscheidsbrief zegt Scott óók, dat hq voor zich de reis niet betreurde, omdat ze bewezen had dat de Engelschen ook tegenwóórdig nog ontberingen kunnen uitstaan, elkaar kunnen bijstaan en den dood kunnen ingaan, met even veel geestkracht als voorheen. Als belden zijn ze gevallen, die mannen I Dat wij hunne nagedachieuis in eeie houden I Ewoud Ypsilon. Het gouden feest van Bronbeek I Woensdag had de feestelijke her denking plaats van het gouden feest var. het Kon. Mil. Invaltedenbuis te Arnhem. H. M. de Koningin had Haar adju dant in buitengewonen dienst, den 2) Hun zeden zijn zeer eenvoudig en herinneren vaak door haar naieveteit aan vervlogen aartvaderlijke tijden Dat ongeveer las ik in mijn groen reisboek: Riigen in der Brusttasche. Welk een gezegend en gelukkig volkje! dacht ik. Een leven zonder hartstochten goede en slechte dat moest daar zoo vreedzaam en zonder stormen gaan als een zonnige Pinsterdag I Al die leelijke rupsen, die buiten in de «antimönch- gutische» wereld zoo vratig aan onze levensboom knagen en nu hier een groen blaadje, daar een veelbelovende bloesem of wel een gouden rijpe vrucht wegvreten haat, afgunst, twist, heb zucht, bandeloosheid en zooals de ondeugden verder mogen heeten, kent men dus in dit aardsch paradijs niet Hiermede steeg ik langzaam den Baken- berg af naar het dorpje, waaruit mij de orgeltonen steeds voller toe stroomden. Mijn weg liep voorbij de pastorie. De vrouw van den predikant en een dienst meid stonden bij den put en spoelden waschgoed. Mijnheer de predikant was met een knecht in de wagenschuur bezig 't was Zaterdag namiddag I Behoort tot de «aartsvaderlijke tij den» van mijn groen Riigen in den zij zak van mijn jasdacht il vergenoegd over de scherpzinnigheid van mijn boek. Zaterdag namiddag, ja reeds tegen den avond, en mijnheer de pastoor behoeft niet eens, zooals elders naar 's lauds gebruikt, in zijn «studeerver trek op te sluiten en een eigen of vreem de antiquarische predikatie voor de twintigste of dertigste maal van buiten te leeren en hier te Mönchgut gaat het zonder studeeren of van buiten lee ren! Ik betrad het kerkhof. Het orgel in de kleine, eeuwenoude kerk werd eigen lijk niet fraai bespeeld, maar zij liet zich toch onder de hooge, koele kerk- hofboomen en tusschen de bloeiende vlierstruiken boven de stille graven frisch ging de zoete lentelucht en een koel zeewindje er overheen zeer vroolijk en liefelijk hooren. Ik las de opschriften der grafsteenen vele lang verdwenen namen. Dat doe ik op mijne eenzame wandeling gaarne, hoezeer ik ook vooraf weet, dat ik niemand van hen gekend heb, die hier onder de gras zoden rusten. Maar het wordt mij in den vreemde onder de stille dooden steeds zoo week om 't harten dat brengt mij dan weder nader bij de luid bedrijvige en onvei'schillige levenden. Op eenige steenen vond ik onder den naam, deze niet zeer bange woorden «Verdronk op zee ter viscbvangst", of «Verdronk op zee als loods!» Vier of vijf namen zag ik herbaalde- lijk op de grafsteenen. Een duidelijk bewijs, dat de Mönchguters slecht on der elkander huwen. Enkele namen sterven langzamerhaud uit nieuwe na men komen er niet bij zoodat ieder dorp bijna een groote familie vormt. Bij den muur van bet kerkhof stond een ongeveer dertienjarige jongen en keek nieuwsgierig naar den vreemde ling. Hij droeg de eigenaardige Mönch- guter kleediug, zooals ik reeds bij al de mannen, welke ik ontmoette, gezien badeen kort donker wambuis met breeden opstaauden kraag en boven matig veel knoopen, een rood en zwart gestreept dik wollen vest, met niet minder knoopen, een dikken rooden balsdoek, los omgeslagen, stevige lede ren schoenen, grijswollen kousen tot aan de knie en er boven drie korte broeken; de bovenste van wit linnen en wijd als een vrouwenrok. In de verte kan men een Mönchguter van een Mönchguterin nauwelijks onderschei den. 't Was een knappe jongen met een frisch gezicht en licht baar en lichte blauwe, vroolijke oogen. Reeds in de andere dorpen van Mönch gut, door welke ik vroeger was gegaan, had ik opgemerkt, dat de kinderen er geheel anders uitzagen dan de ouden. De kindergezichten zijn meest fraai, blozend en levendig, de oogen helder en schrander als geloogen. De ouden hebben een stomp en dof voorkomen, geen glimlach verfraait de onverschil lige niets uitdrukkende gezichten. Hoe komt dat In de kinderen glimt en schittert nog de bun bij de komst in deze wereld in geademde goddelijke geestesvonk in zijne oorspronkelijke kracht voort maar langzamerhand verdooft hij troos teloos uit gebrek aan nieuw ik vrees, ook als bet gevolg van het gelukkig aartsvaderleven I Kunt ge me den weg niet naar den Tbiessower Höwt wijzen, mijn jongen?» vroeg ik den kleinen Mönchguter bij den muur van het kerkhof in zijn platte spreekwijze. Dat maakte hem dadelijk vertrouwelijk. «Ik ga ook naar Thiessow. Ik breng mijnheer de loodskoramandeur vier jonge duiven», daarbij wees bij op het hengelmandje aan zijn zijde, waarin bet korde en krabde. Wij gingen te zamen. »Het is zeker de schoolmeester dis in de kerk het orgel bespeelt?» «Neen, de dochter van mijnheer den pa-toor, zij oefent zich in de gezangen voor morgen!» Waarom speelt de schoolmeester morgen niet is hij ziek?» «Wij hebben deze zomer weder geen schoolmeester. Zij kunnenmetmijnheer den pastoor niet goed over weg en dan gaan zij dadelijk weer heen!» »Wie houd dan school ook de dochter van den pastoor?» Wordt i'ervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1