NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. ®flfeniemc& NV 17. Zaterdag 1 Maart 1913. 42e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG PREMIE &EË5HÏSSÏ5: SPORT. BINN ENLAND. FEUILLETON. ~DE VRIJ-JACHT. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 77. Telephoonn 09. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/. Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. voor ile lezers van deze courant. Het heden verschenen 48e nummer van den vierden jaargang van bevat o.a. Het Duitsche Bruidspaar Victoria Louise en Prins August von Cumber land met Prins Oskar van Pruisen, in den slottuin te Carlsruhe. Kolonel P. W Welver, Komman- dant van het Regiment Grenadieis en Jagers, die door H M. de Koningin benoemd is tot Adjudant in buiten- gewonen dienst. Groot Arnster- damsch Schildersfeest (gecostumeerd) van de schildersverepniginp St Lucas in Biedermeyer-costuuui, mei portret ten van de twee bekende teekenaars Louis Raaymakers en Piet van der Hem, zoomede portretten van Mevr. van Duyl-Schwarlz en Mevr Carolina van Dommelen. Lie Pi esiden Is wis seling in Frankrijk, de ontvangst van den nieuwen President Poincaié ten stadhuize. De Balkan-oorlog: Her vatting der vijandelijkheden, met drie foto's. Villier, de vermoedelijke opvolger van Lepine, prefect vari politie, die als zoodanig aftreedt.. Hot 50-jaiig bestaan van het Koninklijke Militaire Invalidenhuis te Bronbeek met 2 foto's. Groote oefeningen van de Amsterdamsehe Brandweer onder leiding van den Heer Boelen, met 3 foto's Een interessant artikel, getiteld: «Gym nastische toeren», met een 7-tal foto's. Mej Sarlo eene zuster van Z. H. den Paus, die te Rome over leden is. De heer Duyvestein te paard, bekend als de klompenschutter van de residentie, Op Zondag 9 Februari j.l. is te 's Gravenhage verreden het Kampioenschap voor Nederland op Home-Trainers. Ten slotte: Portretten van bekende land genooten, de Rubriek van Redacteur X, het vervolg van den oorspronkelijker! roman van Eline van Stuwe (Jacq. Reyneke van Stuwe), getiteld ^Don kere Wolken» en het Kindernummer »Ons Prinsesjr met onderhoudende en leerzame lectuur voor de Jeugd. De geabonneerde wonende wenscbt zich te aboniieeren op het weekblad „PAK ME MEE", tegen den prijs van 3'ii cents thuis bezorgd. Wij zijn groote voorstanders van sport en openluchtspelen. Moeten we hier nog zeggen waarom? Niet omdat wij zelf liefhebbeis er van zijn, niet daarom zijn wij er - standers van, maar omdat we er van overtuigd zijn, dal spoi t en open luchtspel, behalve een vermaak, ook nuttig is, daarom zijn wij er groote vooistanders van. Natuurlijk moet men zich hoeden voor oveidrijving, omdat ovei drijving altijd schadelijk is, óók schadelijk bij beoefening dersport en de verschillende opnluchtspelen men denke slechts aan ovei spanning en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn vóoi de speleis! maar overigens, weet men te spelen met kalmte, blijft het spel, ontaardt het spel niet in afbeuling van den speler, dan, wij houden het vol, dan is sport en open luchtspel nuttig voor den speler, omdat zijne spieren er door gestaald en zijn gezondheid er door gesterkt wordt. Er zijn er ook, die anders over de sport denken, ongunstiger Onlangs heeft er in Brussel een congres van geneesheeren plaats ge had, op welk congres ook de sport besproken werd. Van die besprekingen is later een verslag uitgegeven, onder den titel van »De voor- en nadeelen van de sport ten opzichte van de gezondheid der jeugd.De sport in het algemeen, doch het voetbalspel in het bijzonder, werd in dit verslag kras aangevallen door de heeren geneeskundigen. Ze kwamen tot de volgende conclusies: 1°. de overdrijving van spoi t moet stei k worden ver- oorbeeld, 2°. de sport moet feiteljjk verboden worden, omdat overdrijving bij de sport schadelijk is, en 3». de sport en de daarbij behoorende oefeningen zijn schadelijk. Dit oordeel over de sport, en nog wel het oordeel van geneeskundigen, is vrij wat ongunstiger dan óns ooi deel nietwaar? Moeien wij nu omdat dit het oordeel van geneeskundigen is, van meer bevoegden om te oordeelen dan wij, dus! moeten wij daarom hun oordeel in waarde bóven dat van ons stellen Toch niet Want tegenover het oordeel van die Belgische geneeskundigen, die de sport veroordeelen, staat het oordeel van verschillende andere genees kundigen, uil alle landen, ook uit óns land (zoo o.a. de doctoren Lingbeek, Mauiitz en Meijeis) die de sport zeer gunstig beoordeelen. Zooals gezegd, het Brusselsche congres van geneeskundigen viel de sport in het algemeen, doch de voet balsport in bet bijzonder, zeer kras aan. Dat de heeren van bet congres daarover nog wel wat te slikken zouden kiijgen, was te verwachten. Baron De Laveleye de voorzitter van de Belgische Voetbalbond, heeft tegen de conclusies een kort protest geschreven, maar toch een zóó duidelijk en over tuigend protest, dat de conclusies van de heeren geneeskundigen tot niets teruggebracht, zijn. Omtrent het eerste deel van de conclusie, n.l. dat de oveidrijving in de sport veroordeeld moet worden, acht de heer De Laveleye het nutteloos van de geneeskundigen om 20 pagina's te gebruiken teneinde een openstaande deur in te tiappen. Hebben wij straks ook niet gezegd, dat overdrijving altijd schadelijk is, du i óók overdrijving hij sport en spel? Hierover zijn allen het eens, en, zooals de beer De Lavaleye zegt, de heeren geneeskundigen be hoefden hiervoor geen 20 bladzijden te gebiuiken om het te bewijzen. Over het tweede punt, behelzende de meening, dat de sport verboden moest worden, omdat de overdrijving er van schadelijk is, zegt de Heer De Lavaleye, dat elke deugd, tot het uiteiste doorgedreven, een gebrek wordt. En zoo is betDus zou men dan, meent de heer De Laveleye, ook de goedheid, de voorzichtigheid, de spaarzaamheid en de wilskracht en meer andere goede eigenschappen moeten bestrijden omdatdezedeugden, tot bet uiterste doorgezet, overgaan in zwakheid, bangheid, gierigheid en hardheid. Is het niet volkomen juist? Zoo zou alles en nog wat dan bestreden moeten worden, omdat de gevolgen ervan minder goed zouden zijn, indien men eens te ver er in op ging. Maar de détigd, of wat dan ook, dient niei bestreden te worden, rnaar wèl de overdiijving, omdat déze de deugd tot een gebrek maakt. Tegenover het laatste deel van de conclusie, n.l. dat de sport en de daarbij behoorende oefeningen schade lijk zijn, haalt de heer De Laveleye een voorbeeld uit de practijk aan om het onhoudbare van deze meening te bewijzen Indien de theorie juist is, dat de beoefening der sporten nadeelig is voor de gezondheid van het individu en derhalve ook voor de toekomst van een volk, dan zou een land, waar de sportbeoefening een zeer gioote vlucht heeft genomen, zeer zeker thans de nadeelige gevolgen van die beoefening ondervinden, temeer nog, zoo in dat land de sport al sedert eeuwen beoefend is. Is hel niet zoo? Welnu, zegt de heer Laveleye, kijk naar Engeland! In welk land wordt langer en meer aan sport gedaan dan daar? En toch uit een lichamelijk oogpunt behoeft het Engelsche volk voor geen ander volk onder te doen. Imegendeel, bet overtreft do meeste andere volken. De bewering van heeren geneeskundigen op bet Biusselscbe congres gaal dus niet op! i Wij hadden deza.weerieggingen van J de heer De Laveleye niet noodig gehad I om onze lezers te bewijzen dat de conclusies van het congres onjuist zijn, maar uit de weerleggingen blijkt nog eens voor de zóóveelste maal dat sport en openluchtspel, zonder over diijving daarbij natuurlijk, Duttig zijn, noodzakelijk zelfs. Ewoud Ypsilon. Koningin en Prinses naar den Taunus. H. M. de Koningin en Prinses Juliana zijn Woensdagavond per Staats spoor van Den Haag naar den Taunus vertrokken, om Zich daar bij Z.K.H. den Prins te voegen en er verder een vrij langdurig vei blijf te vestigen. Een buitengewoon groote menigte bevond zich ditmaal èn in de Rijnstraat, vóór hel Stationsgebouw èn op het perron, ter weerszijden van de Koninklijke Wachtzaal, vóór welke de lange extia-irein, bestaande eens deels uit de Hare Majesteit toebe- hoorende salon en slaaprijtuigen en verder uit gewoon matei ieel der Staatsspoor, gereed stond. Toen Hare Majesteit met Haar Dochtertje omstreeks 7 1/4 uur in de inwendig sterk verlichte Hofauto voor den stationsingang kwam aanrijden, ging er een luid gejubel op uit de metischenmassa in de Rijnstraat, die zoo dicht mogelijk opdroog, om de Koningin en het Prinsesje te zien en een afscheidsgroet te brengen. Terwijl de Koningin daarvoor vriendelijk 4) Verschrikt hield hij halt en het scheen alsof hij plotseling zich uit de voeten wilde maken. «Wees gerust, mijn jongen, het doet niet het minste pijn zoo ge in een boek komtge bemerkt het niet eens. Som wijlen echter verzin ik slechts de ge schiedenissen. i/O, dat moet toch een armzalig, ver vervelend handwerk zijn. Ik weet nog wel hoe zuur het mij vroeger viel, toen wij nog een schoolmeester hadden, een brief uit het hoofd te moeten schrijven of te rekenen. Grootmoeder moest mij er altijd een beetje bij helpen ook het schrijven viel mij bitter zwaar. Maar kan men van zulk een handwerk bestaan «Nu, als een boekenschrijver recht vlijtig is en zijn handwerk verstaat en ook een beetj e geluk heeft dan behoeft hij niet geheel en al honger te lijden.» «Hebt gij dan reeds honger geleden Goddank dat precies niet I moeie- lijk ging het in het begin wel, maar wij boekenschrijvers hebben een zeer taaie maag! «Nu, ik ben hartelijk blij, dat ik geen boekenschrijver ben, en dat wij geen schoolmeester hebben, die mij ten laat ste leeren kon. Aanstaande Pascben doe ik mijn belijdenis en dan vaar ik met mijn vader alle dagen op zee en van'g baring en scholen als ik groot ben, staat mijn vader mij een stuk land af en laat mij een boot en een huis bou wen en ik neem eene vrouwklaar ben ik I «En de goede God geve u zijn zegen daarbij, opdat ge uw leven lang even vroolijk zeggen kunt. Klaar ben ik!» Waarom moest ik bierbij zacht zuch ten? Voorwaar, wie kan toch met zulk een luchtig hart zeggen. Klaar ben ik Misschien heeft de groote groene in mijn zak met zijn lofzang op de Mönch- guter gelukzaligheid toch niet zoo ge heel ongelijk I Te Thiessow scheiden wij. Mijn kleine kameraad droeg de duiven naar het huis van den loodskommandant; ik be steeg de Tbiessower Höwt, een boog voorgebergte, waar bestendig een van de vier en twintig loodsen wacht hield, of soms niet een schip door een zekere vlag aan den mast de hulp van een loods noodig beeft. Dan roeien de andere loodsen haastig naar buiten in zee. Een klein ijzeren kanon naast bet wachthuisje op de Höwt trok mijne aandacht. Dat wordt waarschijnlijk gelost als een schip in gevaar is?» »Het is volstrekt niet geladen I» zei de loods. «Wat moet het dan bier beduiden?» »Ja, dat weet niemand bet beeft bier altoos gestaan.» »Ha, de lieve, gemoedelijke, Duitsche Michel gedijt dus ook op Mönchgut niet slecht!» Tegen den avond ging ik eenzaam aan de Oostkust van Mönchgut langs bet witte strand. De zon zonk gloeiend achter de verre boscbbergen van bet eiland. Steeds verder naar buiten zweefden de schaduwen op de zee. In bet nog van de zon flikkerend verschiet gleden zacht enkele witte zeilen voorbij. Niet ver van bet strand rustten groo- te witte zeemeeuwen als schuimvlok ken op bet leiblauw water. Zij zwom men niet verder, maar lieten zich door de kleine golven schommelen. Een strandlooper liep met wonderbare ge zwindheid voor mij op het vochtig zand dicht langs de zee en pikte met zijn pun- tigen snavel de gevleugelde iusekten op die bijna als »het zand van de zee,» het strand bedekten. De golven, die dikwerf de lange dunne pooten vau den vogel bespoelden, hinderden den licht voet niet. Een paar zwaluwen vlogen eentonig gillend fluitend schuw naar zee, toen mijne voetstappen ze opschrik ten. Ik kwam langs eenige heerlijke boscb- jes, die van zee af de oeverbeuvels be dekken. Nachtegalen jubelden in de koele groene eenzaamheid Vervolgens breiden zich nevens mij booge zanddui nen uit, op welke een weinig hard gras met moeite het leven behield. Op de duinen hongerden eenige magere scha pen. Een kleiu, mager meisje zat er bij in het zand ach, hue droefgeestig zagen en kudde en herderin er uitl Tusschen het kwijnend gras woekerde groote boBsen helm. De schapen knaag den er wanhopend aan. 'Het kleine meisj e plukte gedachteloos eenige bloei- ende struikjes en liet ze slaperig door de magere vingers glijden. Dat was de eenige bezigheid der herderin en van haar kleine kudde in de diepe eenzaam heid der zee. Ik ging om een hooge vooruitsprin gende duinbein; een zonderling ge zicht deed mij versteld staan. Dicht bij de zee stond eene vrouw, ongewoon groot van gestalte; zij droeg de Möch- guter kleeding, die van het kleinste meisje tot de oudste vrouw volkomen dezelfde is; een korte donker kleurige rok een zwart open jak van vreemden vorm, waaruit het rijk met blauw lint bezette keurs en een dubbele rood en witte halsdoek te voorschijn komen. Maar in stede van de anders gewone suikerbroodvormige zwarte muts met de losse zwartzijden halsbanden aan de smalle witte linnen banden om het gezicht, droeg zij een eigenaardig rond hoog kapsel, met gekleurde linten en kunstbloemen, voorst overvloedig bezet met klatergoud en speldenmaar alles was verbleekt, verkreukt, verlept. De geheele figuur maakt eeu dood- scheu indruk. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1