NIEUW 1
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEÜILLETON.
No. 38.
Woensdag 14 Mei 1913.
42e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
DE EERSTE STAP.
Boontje komt om zijn loontje
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 09.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7V, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Handelspolitiek is voornamelijk een
vraag van richting, en bij de keuze
van een nieuwen koers dient men
eerst te vragen waarheen hij voert.
Bij kwesties van wetgeving weegt de
toekomst zwaarder dan het heden.
De Memorie van Toelichting wil het
doen voorkomen dat door het thans
voorgestelde tarief geen «stappen ge
daan worden in een richting die moet
leiden tot een handelspolitiek als op
dit oogenblik in nagenoeg geheel de
wereld wordt toegepast®, terwijl de
minister verklaarde «dat bij niet zou
zijn te vinden voor een stelsel van
zoo hooge rechten dat de invoer vrij
wel wordt afgesloten». De tariefhisto
rie in beschermende landen leert
anders; overal is men met «matige®
rechten begonnen, doch met de goede
voornemens om het daarbij to laten
was het spoedig gedaan. Of «de wet
gever® wilde of niet, de belangheb
bende kringen hebben overal weten
te bewerken dat na de eerste stap
de volgende werden gedaan, de aan
vankelijk slechts matig gebeneficeer-
den hetzij uil begeerte naar meer,
hetzij omdat de verleende gunsten
niet afdoende hielpen, en de aanvan
kelijk onbeschermde bedrijven wegens
het nadeel van verhoogde productie
kosten als gevolg van de protectie
aan sommige takken van nijverheid.
De geschiedenis van do moderne ta
riefpolitiek leert dat elk matig tarief
de eerste stap is geweest naar het
nieuw-mercantilisme. En daarin zit
ook van de voorgestelde tariefwet het
gevaar, dat zij moet leiden tot weder
invoering van de oude en verouderde
economische staatkunde van bet mer-
caniilisme, zij het dan ook ietwat
gemoderniseerd. Het protectionisme
is in den grond der zaak niets dan
de oude leer van de handelsbalans,
die onder Colbert de meest consen-
quenlie toepassing vond. Die theorie
tracht het kunststuk te volbrengen om
den rijkdom als hoedanig voor
namelijk het goud en zilver werden
beschouwd in het land te houden
en tegelijk die van andere landen er
bij te verwerven door te trachten de
schulden aan het buitenland zoo ge
ring mogelijk, de vorderingen op het
buitenland zoo groot mogelijk te doen
zijn, om zoodoende de balans van den
handel zoo gunstig mogelijk te maken.
Hiervoor, meende men, moest de in
voer van edele metalen worden be
vorderd, de uitvoer daarvan belem
merd. Om dit doel te bereiken werd
de import van handelswaren uit het
buitenland bemoeilijkt door inkomen
de rechten behalve van grondstoffen,
terwijl de uitvoer van inlandsche
grondstoffen werd verboden en de
export van fabrikaten werd aange
moedigd door het geven van uitvoer-
premiën. Zoo trachtte men dus de
eigen inlandsche markt voorde nati
onale industrie te reserveeren, om door
een stelsel van kolonisatie het afzet
gebied te vergrooten. Een hoog tarief
van invoerrechten dacht men dan
te kunnen hanteeren als wapen bij
onderhandelingen omtrent bandels-
tracuten, in dien zin dat men door
het dreigtarief van het buitenland
reducties op zijne tarieven trachtte
te verkrijgen in bet belang van den
export.
Met deze leer toont het protectio
nisme veel overeenkomst: en hoe meer
de protectie de overheerschende grond
gedachte is geworden van de prac-
tische handelspolitiek der meeste lan
den, des te meer kan een opleving der
oude mercantilistische argumentatie
worden geconstateerd.
En het zijn voornamelijk de poli
tieke overwegingen, die de oorzaak
zijn geweest van de wereldstrooming
naar de protectie. De staatkundige
gebeurtenissen zijn het, die de regee
ringen tariefmuien hebben doen bou
wen. Na de zéventiger jaren voltrok
zich een nieuwe statenvormingde
«groote mogendheden« ontstonden
en naast hen talrijke kleinere staten.
Het tijdperk der consolidatie der
nationale staten begon; zij wilde zich
in hunne unacbt consolideeren, hunne
economischen toestand ontwikkelen
door, nu de politieke onafhankelijk
heid was verkregen, ook in ecomiscb
opzicht onafhankelijk te worden van
de andere staten. De »nationa!e«
staatsgedachte van die tijden moest
'wel uitgaan van de noodzakelijkheid
om eenheid te brengen eerst en bo-
i venal binnen de grenzen van het
eigen land. Om al wat daar binnen
leefde en werkte bij te brengen het
besef van saamhoorigbeid en eenheid
was het noodig het voor te stellen
dat de burgers van eenzelfde volk
gemeenschappelijke belangen bezitten,
onderscheiden van die van andere
volken, en die zij hebben te bescher
men tegen den »vreemdeling«.
Om de natiën als staatkundige een
heden te consolidecre" rr.cest vel
ontstaan en vastgehouden worden aan
de gedachte, dat de economische en
sociale organisatie in de behartiging
van nationale belangen de hoogste
uitdrukking vindt.
De consolidatiepolitiek bracht dus
mee het uitsluitend «bevorderen van
de nationale belangen", bracht ook
mee al die theorieën omtrent econo
mische afzondering en het zich op
handels- en industrieel gebied onaf
hankelijk maken van het buitenland.
Vandaar de theorie van «de zelf-ge-
noegzame staat", die er toe leidde
de andere volkeren te weren van de
eigen markt en bet streven naar kolo
nisatie of het verwerven van interes-
senpheren in overzeesche gewesten
bevorderde.
Zoo ontstond dat nieuw-mercanti
lisme, niét, omdat theoretici en staats
lieden niet in staat waren de afdoende
argumenten van de vrijhandelsleer te
begrijpen; integendeel en dat mag
men bij een beroep op landen als
Duitschland en Amerika niet verge
ten de vrijhandsleer werd in toe
passing gebracht binnen de grenzen
der grootere nationale eenheid, waar
door al de tollen en tarief-barrières
daarbinnen tusschen de samenstellende
deelen vervielen.
Ook was ni6t de voornaamste oor
zaak het feit dat in tal van landen
relatief weinige monopolisten en groot-
industrieelen de regeering beheerscb-
ten, ofschoon in beschermende lan
den dat euvel van «Sonderinteressen
politiek" is toegenomen met onkruid
snellen groei. Maar die strooming voor
beschermende rechten na de zeven
tiger jaren is geboren uit de staat
kundige omstandigheden, ontstaan,
zooals Schmoller beweert, uit natuur
lijke volksinstincten, ook in landen
met een vrijzinnige en democratische
wetgeving. De zucht naar protectie,
bij de individuen veelal uitsluitend uit
eigenbelang geboren, kwam bij de
regeeringen voornamelijk voort uit
een meer instinctief gevoeld dan wel
helder begrepen motief dat inkomende
rechten een machtsmiddel zijn, waar
mede men de «nationale idee" zou
kunnen bevorderen.
En liet kon niet anders de econo
mische theorie werd al spoedig ge
vonden om die politieke gedachte vorm
en kleur te geven, om als voorwend
sel te strekken voor de toepassing in
de praktijk.
Nu doet bet wel eigenaardig aan
tegenover de opmerking van eenige
leden der Commissie van Voorberei
ding, dat «wel beschouw in het be
lang om een opkomende industrie
sterk te maken legen het buitenland
de grond ligt, waarop elk protecti
onistisch stelsel rust", dat een man
als prof. Schmoller, dien men waar
lijk geen overdreven sympathieën voor
den vrijhandel kan toeschrijven
want hij was een dergenen die in
1879 de protectie in Duitschland heeft
helpen inluiden verklaart dat hel
protectionisme niet uilsluitend, zelfs
niet in de eerste plaats steunt op de
economische theorie van List met
zijne «Erziehungszöll", maar dat het
eenvoudig een uitvloeiselis van «Macht-
bestrebungen und Gleichgewichtsten-
denzen".
In Duitschland is die beweging voor
het nieuw-mercantilisme begonnen;
onder den invloed van Bismarck's natio-
nalwirtschaftspolitik werd aan de oude
leer der handelsbalans nieuw leven
ingeblazen. De bescherming van de
nationale productie werd door den
ijzeren kanselier aangegrepen als poli
tiek hulpmiddel om de jonge eenheid
van het Duitsche Rijk te consolidee
ren tegenover de telkens opkomende
zucht naar zelfstandigheid der afzon
derlijke Staten. De natie is politiek
onafhankelijk geworden aldus was
de redeneering laat haar dit ook
worden in economisch opzich; laat
zij in staat zijn zich zelve te helpen
ed de nationale welvaart door natio-
nalen arbeid bevorderen, waarvoor
dan bescherming van landbouw en
industrie door «matige" inkomeode
rechten het middel heette te zijn.
En even als thans bij het tegen
woordig tariefontwerp hier te laude
bet zou van het Bismarkscbe ont
werp kunnen zijn gecopieërd werd
de tariefsherziening van 1879 in
Duitschland voornamelijk ondernumen
«in hel belang van de schatkist«, zoo
dat de nienwe en verhoogde rechten
als vóór-alles- fiscaal moesten worden
beschouwd, terwijl de kanselier tevens
een weinig steun wenschte te bieden
aan de nationale landbonw et> indus
trie.
En zóó zeer gelijkt de lex-Kolkman
op de wet-Bismarck dat ook in de
laatste als beslissend element werd
genoemd de overstrooming van de in
landsche markt met buitenlandsche
goederen tegen abnormaal lage prijzen
«Wir sind® aldus heette bet in de
rede waarmede op 2 Mei 1879 de pro
tectie werd verdedigd bis jetztdurch
die weit geöffneten Thore unserer
Einfuhr die Alblagerungsstatte aller
Ueberproduction des Auslandes ge
worden. Sehen wir zu, dasswir min-
destens den deutschen Markt als Ab-
satzgebiet, auf dem diedeutscbe Gut-
mütigkeit vom Auslande jetzt ausge-
DOOE
A. S. H. BOOMS.
15)
Hij schreef ook aan zijne zuster en
maande haar aan tot toegevendheid
en zachtheid tegenover zijn kind, doch
verzocht haar tevens 'n wel discreet
maar toch streng toezicht te houden
op den omgang van Non met jonge
lui, niet onverstandig hard maar kalm
overredend in te grijpen als dat noo
dig was, en overigens inlichtingen in
te winnen omtrent de snoezige Willem
Marnters, die bezig scheen zijn on
schuldig, onervaren en onwetend kindje
mee te slepen door zijn mooie leuter
praatjes van eeuwige liefde.
De inkt der adressen was nog niet
opgedroogd, toen een rij'tuig 't erf
opreed, waaruit de heer Petersen stap
ten, die zich als goede intieme be
kenden regelrecht naar zjjn bureau
begaven.
Petersen was een 40-jarig inwoner
te Loebae kapoelassendie president van
den Raad was en het was zijne vrouw
die dien avond met den Overste op
het feest in de soos de gasten als
vrouw des huizes zou ontvangenbei
den behoorden tot de intiemes van
den Overste en kwamen hem uitnoo-
digen nu dadelijk zijn intrek bij hen
te nemen, zoodat hij ongehinderd de
boel klaar kon maken voor de ver-
kooping en alles inpakken voor de
groote reis, welke uitnoodiging door
den Overste even hartelijk werd aan
genomen, als het aanbod met gulheid
gedaan was.
Dadelijk viel 't oog van mevrouw
Petersen op het op de schrijftafel staan
de portretje en zij nam 't ook terstond
nieuwsgierig in handen om 't te be
kijken, wetende dat haar dat als vrien
den veroorloofd was.
"Wat 'n lief vriendelijk snoetje,
riep zij in extase uit, de Overste glim
lachend aanziende. Dat is zoo echt 't
voorkomen van 'n zacht aanhalig kind
je, dat veel steun en bescherming
noodig heeft en de wereld met hare
groote oogen overliet als 'n plaats
waar louter pret en eendracht heerscht,
omdat zij een krachtigen steun achter
zich voeltnaar alles te oordeelen is
dat meisje veel liefde waard en heeft
zij daaraan ook behoefte, evenals de
roos aan de warmte en het licht der
koesterende zonnestralen, en heeft zij
dat ook, want bij gebrek daaraan is
zelfs de bekwaamste en zorgzaamste
tuinman tot niets goeds in staat.
Dankbaar en tevreden glimlachende
keek de Overste haar aan, tonende dat
bij innig genoot door die vriendelijk
waardeerde lofspraak op zijn kind.
Mevrouw gaf het portret over aan
haar man en wendde zich tot den
Overste met de vraag wie dat popje
was.
Dat is mijn engelachtig kindje,
mevronw, antwoordde hij met zekere
trots.
Verbaasd keken de beide echtgenoo-
ten hem aan bij die mededeeling met
met veel vuur uitgesproken, daar
beiden van het bestaan van het kind
niets wisten, omdat de Overste nie
mand ooit in 't geheim genomen
had.
Jou kind 1 vroeg de inge
nieur met nadruk op dat jou.
»Jal mijn kind! en toch weer
niet mijn kind I Zij noemt mij
wel pa'tje en vadertje en heeft mij
als zoodanig lief, ik zorg voor
haar zooals ik meen dat ik voor mijn
eigen kind zou zorgen en noem haar
mijn Non, .en toch bestaat er tus
schen ons beide niet de minste fami
liebetrekking. Wij leerden elkaar eerst
kennen toen zij negen jaar was en nu
is ze bijna negentien 1 Ik wil
jelui beiden nu ik toch heenga wel
onder 't zegel van geheimhouding het
noodige dienaangaande mede deelen.
En nu vertelde hij alles en verklaarde
hen hoe de vork aan den steel zat,
een verhaal dat beiden met blijkbaar
warme belangstelling aanhoordeD.
Ziet u, mevrouwtje, zoo besloot
hij zijn verhaal, nu weet u ook hoe
doodelijk ik van dat kind ben, dat
voor mij 'n groot deel van mijn ge
luk op mijn ouden dag uitmaakt. Om
nu goed ons beider gevoelens en vooral
de hare te beoordeelen en de ver
houding tusschen dit lieve jonge meisje
eu mij, ouden hardnekkigen celibatair
goed te kunnen overzien, moet u eens
haar brief lezen die ik van morgen
kreeg en die ik juist beantwoord heb,
dan zal ik dien tijd de noodige maat
regelen nemen om dadelijk met u meê
te kunnen gaan en 't huis onder de
zorgen van mijn jongen alleeD te laten.
Toen hij terugkwam voegde mevrouw
Petersen hem ernstig toe, terwijl
zij hem den brief met 'n glimlach
teruggaf.
Het kind blijkt uit haar brief te
zijn, zooals ik volgens 't portretje
dacht, vol vertrouwen in de vaderlijke
bescherming van haar pa'tje, maar
u schijnt altijd nog al erg toe
gevend geweest te zijn, zoodat u druk
bezig is om haar te bederven en mis
schien dat lieve karakter 'n verkeerde
plooi te geven.
Och neen, mevrouw, antwoordde
Overste Wyekhens, dat karakter
tje is te lief en te gevoelig om daar
door 'n verkeerde plooi te krijgen,
maar wat ik wenschte heb ik bereikt I
Onder mijne hoede waren die
enkele jareD harer jeugd één vreugde
en één zonneschijn, en die zonneschijn
straalt weêr af op mij, ouden akeligen
brombeer en mankt ook mij nu en
dan goed.
(Wordt vervolgd.)