NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. |g| No. 44 Woensdag 4 Juni 1918. 42e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG PRIJZEN EN NIETEN. FEUILLETON. Boontje komt om zijn loontje Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 09. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7V, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Wie, of wien zal men bescher men? Verondersteld eens, dat op zekeren dag in Nederland werd uitgemaakt, bij motie of door aanneming eener beginselverklaring in anderen vorm, dat dit land voortaan in de rij der beschermende staten plaats ging ne men. Het vraagstuk der bescherming zou daarmee nog geenzins voor Ne derland opgelost zijn. Was het be ginsel der bescherming aanvaard, dan zou de vraag nog om antwoord blij ven roepen ter wille van wie of van wien het beginsel der «bevoorrechting van staatswegen toegepast moet wor den. Deze vraag is voorzeker niet minder klemmend dan de beginsel- vraag zelve. Wie, of wien, zal men bescher men 't Allereenvoudigst zou bet natuurlijk zijn indien geantwoord kon worden: Allen. Het allereenvoudigst, ook bet meest logisch en bet meest recht vaardig. Immers, indien gelijk de protec- tionisten beweren het beschermend stelsel in algemeen maatschappelijk opzicht voordeel inhoudt, dan is het niet logisch en ook niet rechtvaardig dat voordeel aan een deel der bedrij ven toe te werpen en er gelijktijdig anderen van verstoken te laten blijven. De schapenhouder is evenzeer burger van den Staat der Nederlanden als de wolwever. In recht en rechtsaan spraak staan zij volkomen gelijk. In behandeling door en overeenkomstig de wet behoort er tusschen hen geen verschil gemaakt te worden. De aan spraak op bevoordeeling van staats wege is bij den een van gelijken rang als bij den ander; precies even rechtmatig, of onrechtmatig I Den een voorbij te gaan terwijl aan den ander de zegening van het stel sel in volle maat geschonken wordt, geen protectionist hoe spitsvondig ook! zal dat van uit het oogpunt der te lelijkheid en der rechtvaardig heid kunnen verdedigen. Met andere woorden het beschermend stelsel te aanvaarden zonder die bescherming zoo algemeen mogelijk te maken, het zal slechts te verklaren zijn volslagen willekeurigheid in de staatsbevoor- deeling. Dit alles neemt niet weg dat een deel der tot het protectionisme be keerde staten toch verkozen heeft liever willekeurig dan algemeen te beschermen. Zoo ook de tariefwet- Kolkman. Ongetwijfeld zal de tarief ontwerper zijn redenen hebben gehad, welke hem noopten van het zuiverder standpunt der algemeene bescherming af te zien, al blijft de toelichtende memorie nalatig de redenen te ont vouwen, welke den protectionst Kolk man hebben genoopt terug te dein zen voor de concequentie van zijn eigen leer. Aan die weinig logische en even min beginselvaste houding is vermoe delijk het besef niet vreemd dat aan vaarding van de algemeene bescher ming den tegenstand der ïndustriëelen nög grooter zou hebben gemaakt dan deze thans reeds is. Het is wel vaststaand, dat ook zelfs uit kringen, waar men thans ten gunste der ta rief-voordracht gestemd is, verzet niet uitblijven zou wanneer de tariefont werper verder dan partieele bescher ming was gegaan. Lofzangen van leerlooiers zouden, om een voorbeeld te noemen, onmiddellijk verstommen zoodra de huidenzouter voor bescher ming in aanmerking werd gebracht. Houtzagers, rijwieifabrikanteu, wol wevers en anderen, die thans zich nog wel eens doen kennen als tarief- wet-voorstanders, zouden buiten kijf tot felle tegenstanders worden zoodra hun grondstofleveranciers binnen den kring der bescherming werden getrok ken. Waaruit dus volgt, dat de in stemming dier «tevredenen! niet de wet-Kolkman in haar geheel geldt, doch slechts het voor hun bedrijf geldend tariefnummertje. Waaruit dus mede volgt, dat ook zoogezegde voorstanders van het protectionisme wel degelijk gevoelen, dat algemeene, logische en consequente bescherming verwoestend zou werken. Geen algemeene bescherming dus, zoover de bescherming inderdaad algemeen gemaakt zou kunnen wor den. Slechts een deel der ingezetenen wordt toegelaten tot de kans om gunsteling der protectionistische for tuin te worden. Het ander deel wordt uitgesloten van de bevoordeeling van staatswege. Een scheiding als tusschen bokkeQ en schapen. Een scheiding, welke onver mijdelijk in partieele bescherming ligt opgesloten. Een scheiding, die van den kant der landsregeering wordt gemaakt. Niet bij toeval, doch met opzet, wetend en willend. Wie, of wien, zal men bescher men Met het antwoord op die vraag kan niet volstaan worden, indien men daar onder slechts meent te moeten ver staan de opsomming van een zeker aantal goederensoorten. Ook de weten schap, door welke overwegingen de keus der Regeering bepaald is gewor den, dient openbaar goed te zijn. Aan welken eisch alweer niet wordt vol daan door de tariefwet-Kolkman, die in hare toelichting wel af en toe ver klaringen aflegt over iets dat er »het stelsel der wel" wordt genoemd, maar overigens nalaat uiteen te zetten waar om dat stelsel zoo en niet anders werd geconstrueerd. Op dat laatste dient volle nadruk gelegd te worden, omdat er zonder moeite uit af te leiden is dat de Re geering zelve in onzekerheid verkeert over den maatstaf, dien ze bij de toe kenning der bescherming aangelegd wil zien. Id de Memorie van Toelichting heet 't nu eens, dat de graat van bewer king der goederen beslissend is voor de heffing van het invoerrecht. Dan weer is het de (verondersteld slechte) toestand der nijverheid, die tot ver klaring strekken moet. Twee zeer ver scheiden voorzeker. Dat deeene «reden" zich met de andere kwalijk verdraagt is voor de hand liggend. Het ant woord op de vraag of eenig product nog verdere afwerking behoeft alvo rens tot volledig gebruiksnut te ko men, geeft geen uitsluitsel of de fa bricage van dat product al dan niet winstgevend is te achten, j Zeer oppervlakkig bezien, schuilt er leenige kracht in bet voorgeven, dat de toekenning der bescherming afhan kelijk zal zijn te maken van de uit komsten der bedrijfsgroepen. Indien er dan toch beschermd moet worden zoo is men geneigd te zeggen, laten het dan de zwaksten zijn, die in aan merking komen. Indien Staatsbevoor- deeling in zaken ergens op gevoels gronden aannemelijk zal wezen, dan is dat het geval voor de bedrijven, die moeite hebben om te kunnen be staan. Hulpbetoon is van nature allijd het eerst veiklaarbaar indien er be hoefte aan hulpbetoon bestaat. En het gevoelsargument der zwakke bedrij ven wint aldus licht veld, waar de rede het zonder meer zou afleggen. Dat het gevoel de beslissing aldus op een dwaalspoor brengt is onver mijdelijk. Het beschermen van bedrijfs groepen op grond van nood of ongun-, stigen toestand is practisch eene onmogelijkheid. Er bestaat nu een maal geen vaste regel voor de renta biliteit van alle bedrijven. In het alge meen zal in dezelfde bediijfsgroep de eene onderneming gunstige uitkom sten kunnen opleveren terwijl voor de andere winst afwezig is. Ook bij gelijksoortige productieomstandighe den ongelijk. En een bedrijfsgroep, die op grond van veronderstelde nood- lijdendbeid op de lijst der bescherm den wordt gebracht, zal als regel nood lijdenden naast welvarenden omvat ten. Afgezien van deze zekerheid zal elke Regeering, bij haar streven om toekenning van bescherming afhan kelijk te maken van den oogenblik- kelijken bedrijfstoestand, nog andere moeilijkheden op haar weg ontmoe ten. Zij mist om te beginnen de stel lige middelen om den bedrijfstoestand te doorgronden. Hoogst moeilijk zal ze kunnen ontkomen aan partijdigen raad. Ook zal ze tot zich lokken niet in de eerste plaats degenen, die hulp het meest noodig hebben, maar die de kunst het best verstaan om zich beklagenswaardig voor te doen. Zij wordt als de onverstandige philan- throop, die giften uitreikt op straten en pleinen en die bedelarij kweekt in stede van armoe te lenigen. Wie, of wien, zal men bescher men Algemeene bescherming verwer pend is de protectionist gehouden te verklaren welke overwegingen hij het toekennen van «bescherming bij keuze" hebben te gelden. Maar elke overwe gingen faalt. Partieele bescherming opent onvermijdelijk een verschiet vol wedijver om de gunst van den mach tigen fiscus. Het pad voor de corruptie wordt daarmee gebaad. In het gun stigste geval wordt bet als een loterij van slaatswege. Een loteiij met prij zen en met nieten, waarbij niet bet blinde toeval doch eene parlementaire meerdeiheid beslist wie het groote lot zal tiekken. Wat zal de tariefwet ons kosten? Wij hebben ditmaal maar alleen het oog op hetgeen de Tariefwet recht streeks zal vragen, dus uitsluitend als verhoogde opbrengst der invoerrech ten, en laten nu derhalve buiten be schouwing de prijsverbooging van bin- landsche producten, welke het indirect gevolg zal zijn van het verhoogde tarief. Waar de hoogere opbrengst der in voerrechten vandaan moeten komen? Ter beantwoording van deze vraag doen wij hier en daar een greep in de cijfers, welke door den Minister als vermoedelijke opbrengst zijn geraamd. Er zal, als die herzieneraming blijkt juist te zijn, bijv. worden be- betaald als nieuw recht, dat boteekend A. S. H. BOOMS. 20) Voor die papa van jou ben ik non heelemaal niet bang, zei Mies, alleen hij is wel wat hardhandig eD heeft me erg de de hand geknepen kijk m'n hand is nog rood er van En wat 'n stemi Nu kind, even hartelijk als hij je de hand drukt en 't welkom uit- buldert even welgemeen is de goed heid van zijn hart I riep Non uit, trotsch op zoo'n onvergelijkelijke snoes van een vadertje. Toen de twee kinderen klaar waren, en zij er uitzagen als twee verleide- delijk mooie feeën in onberispelijke, smaakvolle moderne kleeding, stormden zij de kamer van den «ouden heer. binnen en moest hij zich eerst ge willige aan een nauwkeurige inspectie van Non. onderwerpen, die zijne beide handen in de hare nam en, voor hem staande, hem quasi ernstig aanzag, terwijl hij genoot in den aanblik van dat lieve mooie kind, dat daar als eene tooververschijning voor hem stond en hem bekoorde door al 't lieve dat aan haar was. Hoor 'ns, vadertje I begon Non ik schaam mij over u 1 Is dat nou 'n manier van doen om er zoo uit te zien! U is net 'n jonge luitenant en mist al 't eerwaardige dat er noodig is om als 'n echte vader van twee zulke aardige meisjes met het noodige gezag, zoo niet tegenover ons, dan toch tegenover de wereld op te treden I Waarom verft u zich toch? Waarom denk je dat, kindje? lachte de Overste op zijne luidruchtige manier. omdat u niet grijs is en zelfs 'n blosje op de wangen hebt als 'n piep jong Luitenantje,en daarbij streek 't moedwillige kind hem door de haren en langs de wang, waarna zij aan hare vriendin de vlekkelooze hand toonde, uitroepende, 't is heusch nipt geverfd! 't is echt! en hij is niet kaal ook. Wat beginnen wij nu in 's Hemels naam met zoo'n vervalschte ouwe heer! nep Mies uit' haar vrien din in geestigheid familiair bijvallende. Of is u misschien, 'n in dringer die op m'n vadertje gelijkt? vroeg Non hem schalksch aanziende en aan den knevel trekkende. Tot bewijs dat hij 't was gaf hij z'n snoezig kindje 'n flinke kus. Zoo'n zoen is nog geen bewijs van echtheid I niet waar Mies?. zoo iets kan elk heer ook wel doen I Willen we ons echter maar zoo goed mogelijk in 't geval schikken, Mies vroeg ze ten slotte aan hare vriendin. Nou dan, in 's Hemels naam I lachte Mies, komisch zuchtende. Welnu, vadertje, om u gerust te stellen zullen wij u, trots uwe jeugd, erkennen als mijn eigen vadertje en u trouw en gehooorzaamheid beloven. Dat zweren wij I riepen de beide guitige meisjes uit. En ik zweer ook onderwerping en gehoorzaamheid aan Non, mijn Ge neraal, en Mies haar Adj udant I plaagde de Overste terug. Ik geloof dat dit eerder noodig zal zijn, want jelui zullen nu wel gaan commandeeren, ten minste de inspectie was streng! In begin al dadelijk met jelui om te koopen en in goede stemming te brengen hopen de dat jelui wat kassian met me znlt hebben besloot de Overste 'n keurig zakje allerfijnste bonbons te voorschijn halende. 't Zijn maar bonbonsriep Mies uit, 'n blik in 't zakje werpende er een uitnemende. Ja! zuchte Non, komisch ernstig met schitterende oogen, als een muisje knabbelende op 'n fijne praline. Jal 't zijn maar bonbons I bul derde de Overste, zich lachende in een stoel werpend. Stel je voorl 't zijn maar bonbons I Goeie genade, vadertje I bnlder zoo niet I we zijn maar twee arme ver schrikte hulpelooze jonge meisjes die dat niet gewoon zijn! en boven dien de menschen hoeven niet alle maal te weten dat we snoepen. Jelui hebt maar te commandee ren met 'n lief stemmetje en vriende lijke oogen, generaal I zoo viel de Overdte haar hardop lachende in de rede, daarbij opstaande. Eensklaps plaatsen de meisjes zich ieder aan eene zijde op de leuning zijner stoel en keken hem guitig smee- kend aan. Vadertje! begon Non vlei end. Vadertje! herhaalde Mies smeekend. Wij wilden zoo graag I stamelde Non als ver legen aan zijn knevel trekkend. Ja wij wilden zoo graag I echode Mies met neerge slagen oogen aan haar zakdoek pluk kende. Verbaasd had de Overste die ma noeuvre z'n gang laten gaan, de beide moedwillige kinderen beurtelings spot tend aankijkende, overtuigd dat de guiten iets in den zin hadden. Wat wilden jelui zoo graag, kleine heksen vroeg hij lachende. Vraag niet! kommandeer maar liever, dat ben ik zoo gewoon van zoo'n tyranniek kind. Tusschen Luxemburg en Brus sel ligt nog 'n stadie en dat zouden wij ook graag zien, merkte Non op, alsof 't een dorpje ergens aan den weg betrof. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1