NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad Nj£
voor de Provincie Utrecht. |S|
No. 54.
Woensdag 9 Juli 1913.
42e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
ANDERMANS LEED.
FEUILLETON.
Boontje komt om zijl loontje
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regïl meer 7'/, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
öroote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Wanneer iemand bet ongeluk heeft
een oog te verliezen, is het hem al
een vrij schamele troost te mogen
vernemen, dat er wel menschen zijn,
die heelemaal niets kunnen zien. Hij
zou uit die verzekering de overtuiging
moeten putten, dat hij nog van geluk
mag spreken.
Nu zal, in dit speciale geval, de
deelneming zich niet op deze wijze
uiten, en in het algemeen zal, op het
oogenblik dat een ramp treft, de
vergelijkende beschouwing achterwege
blijven. Maar ligt er eigenlijk niet
betzelfde in uitgedrukt, als een der
gronden, waarop men ons opdringt
een stemming van tevredenheid aan
te kweeken, ontleend wordt aan de
meerdere zwaarte van andermans
leed!
Die fout, wij veroorloven ons
haar aldus te noemen, wordt vaak
begaan. Gij, die reden meent te heb
ben misnoegd te zijn over uw lot,
uw verdiensten niet genoegzaam ge
waardeerd, uw bedoelingen miskend
acht, uw streven tegengewerkt ziet,
troost u met de gedachte, dat er
zeer velen zijn, wien dat alles in nog
ruimer mate ten deel valt. Wat u
overkomt, is bet ergste niet. Gij ge
niet gezondheid en bezit de kracht
om er u doorheen te slaandaar
zijn anderen, zwak van lichaam eu
weinig weerbaar, die er onder be
zwijken. Gij hebt het nog zoo kwaad
niet.
Kijk, dat kan er nog mee door,
omdat er tevens een aansporing in
ligt om moed te houden. Doch wan
neer men zich begeeft op het terrein
der meer alledaagsche verdrietelijk
heden, wanneer men den man
die zich beklaagt over zijn armoede
en die den meergegoede benijdt, ver
telt dat bij niet moet kijken naar
degenen, die het beter hebben dan
hij, maar wijzer zou doen als hij zijn
lot vergeleek met dat van hen, die
er slechter aan toe zijn, hun ge
tal, wordt er dan bijgevoegd, is niet
gering! ja, dat is dat een rede
neering van het jaar nul.
Den zieke troost men niet met hem
te wijzen op de duizenden, die nog
zieker zijn dan hij. Hemzelf interes
seert zijn eigen kans op dit oogenblik
meer dan de toestand van nog erger
lijdende,en als hij vergelijkingen maakt
met wie vroolijk en wel zich in de
i wereld bewegen, dan is dat minder
wijl hij hun dit voorrecht benijdt dan
bezield door de begeerte om het ook
te genieten.
Bij de beschouwing van meer stoffe
lijke verschillen staat bet er eenigszins
anders voor. Wij leven in een tijd,
waarin het als dwaasheid wordt aan
gemerkt niet mee te doen aan het
algemeen dringen naar meer en beter
men noemt dat streven naar verhoo
ging van het maatschappelijk peil, ver
heffing van den levensstandaard. Wij
aanvaarden dat als een sociale, zelfs
als een moreele noodzakelijkheid. Toch
kan het stelselmatig, en, dikwijls
met heerschzuchtige bedoelingen aan-
kweeken van ontevredenheid, van wre
vel tegenover degenen, wier levens
omstandigheden ruimer zijn, er niet
toe brengen om de menschen geluk
kiger te maken een tegenovergestelde
uitwerking is meer denkbaar, Als er
dan nog de gedachte bijkomt, dat al
het meerdere, door andere genoten,
niets meer is dan het product van
eigen tekort, dan raakt men het spoor
geheel bijster.
Io zulke gevallen wordt, als een
soort van tegenwicht, de raad gegeven,
te kijken naar wie het nog slechter
hebben, opdat opnieuw tevredenheid
de ziel binnendringe. Of inderdaad
die bevrediging verkregen wordt, wij
gelooven het te mogen betwijfelen.
Wie meer uitgelezen spijs, betere klee
ding "en ruimer woning verlangt, on
derdrukt die wenscben r.iet, als hem
gewezen wordt op bet lot der vele
duizenden, die aan allerlei ellende zijn
blootgesteld en alhoewel het inderdaad
een eiscb van Christelijke levensbe
schouwing zijn zou, indien eerst kon
begonnen worden met dezen wat om
hoog te werken, vóór de hand werd
gereikt aan hen, die althans ten aan
zien van de dringendste behoeften niet
in de ongunstigste omstandigheden
verkeeren, wij weten maar al te
goed, dat do maatschappelijke ont
wikkeling en daarmee verband hou
dende persoonlijke evolutie het begin
selvan ouderen af. eenvoudig negeert.
Andermans leed moge een aansporing
dikwijls gelukkig een krachtige
zijn tot bulpverleening, als maatstaf
ter bepaling van de grenzen van eigen
begeerten doet het weinig dienst.
Wordt als eisen van naastenliefde
aangenomen, dat wij elkanders geluk
hebben te bevorderen, dan beteekent
dat niet; gelukkig maken. Want dat
kan niet. Ieder moet trachten bet
zichzelf te deen.
Trachten, en ook hier mag elke
poging op succes hopen. Het geluk,
dat is niet de som van zekere aan
wijsbare voordeelen, een verzameling
van gaven, een meetbare grootheid.
Wij kunnen bet niet in een cijfer uit
drukken, zijn stijgende en dalende lijn
niet aanteekenen voor de grafische
statistiek. Zwevend als een vlinder en
ontastbaar als het morgenlicht, kiest
het de ziel tot woonplaats; gelijk de
zonnestraal ook doordringt in scha
mele omgeving en die tot een schoon
heid omtoovert, terwijl zij zich vaak
terughoudt uit den triestigen hoek,
waar overvloed de kilheid niet ver
mag te verdrijven, zoo hecht zich
het geluk niet aan aardsche goederen,
noch aan levensomstandigheden, die
in het spraakgebruik igelukkig" wor
den geheeten. De geluksvoorwaarden
zijn meer van geestelijken dan van
stoflelijken aard.
Hetgeen niet wegneemt, dat ook
de laatste niet kunnen gemist worden,
al zijn zij ook zeer betrekkelijk. Laat
het zijn, dat zij tot een minimum
kunnen beperkt worden; ontbreekt
dat, dan is er een leemte, die niet
is aan te vullen met toelichtingen
van de bewering, dat het geluk niet
is een toestand, maar een stemming.
De Grieksche dichter Simonides moet,
volgens het verbaal, zich niet onge
lukkig hebben gevoeld, toen hij, bij
een schipbreuk, zonder eenig bezit,
ongekleed zelfs, op een onbekend
strand aanspoelde, want zijn schat
van verzen waren veilig niet in de
brandkast van een soliden uitgever,
zelfs niet in manuserpit, maar in zijn
geheugen. Menig ander zou iets meer
gehouden willen hebben om niet te
zijn neergeslagen. Zelfs de meest be-
scbeidene kan het geluk niet afschei
den van de voldoening aan rechtma
tige levenseischen.
Dat deze booger gaan bij reizend
beschavingspeil, is niet te ontkennen,
en misschien een maatschappelijke
noodzakelijkheid. Zijn er principieele
gelijkheidsapostelen, die de stelling
zouden willen verdedigen, dat bijv
een hoogleeraar en een bootwerker,
ongerekend hetgeen voor de vervul
ling van bun taak noodig is, best
met ongeveer dezelfde wijze van be
vrediging hunner stoffelijke behoef
ten zouden kunnen volstaan, mits
niet beneden de lijn van het tegen
woordig gemiddelde werd afgedaald,
en dat het dan verder de roeping
der beschaving zou zijn dat voor allen
geldend peil omhoog te werken,
er zijn redenen om te vermoeden,
dat een beweging, op de bereiking
van dat ideaal gericht, langer tijd
van doorwerking zou behoeven dan
het ons gegeven zou zijn baar mee
te maken. Up dit oogenblik en onder
de hedendaagscbe regeling van de
wereldscbe dingen staat bel vast, dat
op de vraag: Wat ontbreekt nog aan
uw geluk zeer uiteenloopende
antwoorden gegeven zouden worden
en dat inderdaad groot verschil met
betrekking tot het vereischte mini
mum. Hieruit is alweer de conclu
sie te trekken, dat, wie ter verster
king van eigen geluksbesef zijn toe
vlucht zou moeten nemen tot een
vergelijking met wat hij bij anderen
meent te kunnen waarnemen, op
zeer onvasten bodem zich plaats, ook
wanneer hij zijn bezit legt naast dat
van den in schijn minder bevoor
rechte. De balans kan weieens een
andere uitkomst opleveren.
Natuurlijk is hier niet de bedoeling,
eens te komen vertollen, dat wij met
andermans leed eigenlijk niets te
maken hebben.
Het ligt in de menschelijke natuur,
elkanders lasten te willen verlichten;
daar is geen zelfverloochening voor
noodig. Wij doen onszelf geen geweld
aan, wanneer wij troost trachten te
breisgen, waar geschreid wordt, al
weten wij, hoe weinig zij vaak ver
mag; maar wij weten ook, uit menige
ervaring, dat de handdruk eener op
rechte deelneming en de weerschijn
van de droefenis in het vriendenoog,
in dien zuiveren spiegel eener ver
wante ziel, kracht verleent tot
dragen en den kalmen moed der be
rusting verhoogt.
Dat is het eenige niet. Waar het
geluk geen toegang kan verkrijgen,
wijl de voorwaarden van zijn bestaan
afwezig zijn, geestelijke ontwikke
ling, welstand, gezondheid, kun
nen wij het op geen andere wijze den
weg banen, dan door het het aan
brengen van het ontbrekende. Of bet,
wanneer dat is geschied, vervolgens
komen zal, hangt niet van ons af. Wij
hebben dan gedaan, wat wij konden,
verder reikt niemands macht.
Maar dan is, wèl bezien, datzelfde
leed, tegen welks overweldiging wij
trachten 'n dam op te werpen, door
stoffelijke hulp of geestelijken bijstand,
voor ons een voortreffelijke leerschool,
waar ons onderwezen wordt, hoe wij
met onze broeders en zusters moeten
omgaan en wat wij bun verschuldigd
zijn. Een niet gering aantal menschen
van goeden wil hebben te dien aan
zien nog wel wat te leeren.
En dan is er toch nog een verwij
zing in naar tevredenheid op grond
van meerdere levensvreugde.
DOOB
A. S. H. ROOMS.
29)
Ja, Overste, de ondervinding die u treft
is hard, erg hard, en de miskenning
die u ondervindt wel bedroevend, maar
alles is natuurlijk en een gewoon ge
volg van het egoïstische in de men
schelijke natuur, waardoor de mensch
wreed wordt en geen medelijden kent,
als eenmaal de liefde, meestal alleen
'n aandrang tot paren, in 't spel
komt? U had 't kind met meer
gestrengheid moeten behandelen, haar
al dat overtollige genot en onnoodige
weelde moeten ontzeggen, haar moeten
doen gelooven dat zij u volmaakt on
verschillig was en dat u anderen veel
aantrekkelijker en veel meer naar uw
hart vond dan haar, misschien tfou zij
dan op uwe liefde hopen en smachtend
verlangen naar uwe liederijke zorg I
Zoo zijn de vrouwen I Ik zei u
dat zij dat dan misschien zou doen,
maar met zekerkhied kan ik dat ook
niet zeggen, want eigenlijk leeren wij
mannen de vrouwen nooit kennen, om
dat zij, altijd spontaan hare hartjes
en zelden of nooit haar verstand vol
gende, voor ons mannen altijd raad
selachtig blijven en ons altijd verrassen
met 'n beslissing waarop niet 't minst
gerekend was; maar het is juist
dat onverwachtte, dat spontane, dat
wel een groot deel uitmaakt vau 't
bekoorlijke en aantrekkelijke in het
schoone geslacht! Hij die geluk
bij een vrouw heeft, zegent en aan
bidt haar als 'n engel, en hij die ver-
geefsch bidt om liefde en wiens hart
onbarmhartig vertrapt wordt, lijdt en
vloekt haar soms, en toch, al is 't te
begrijpen en natuurlijk, doen beiden
verkeerd, want als standvastig man
had gij er op moeten rekenen dat de
vrouw altijd en overal vrouw zal zijn I.
In elk geval is n altijd veel te goed,
veel te toegevend, veel te hartelijk
geweest; u hebt te veel liefde
gegeven, te veel laten zien dat
zij 't zonnetje van uw leven was, haar
te veel aangebeden, zoodat zij al dat
liefs, al dat schoons en edels lang
zamerhand als iets heel gewoons is
gaan beschouwen en nu lijdende aan
oververzadiging, als vrouw 't tegen
overgestelde zoekt van wat haar aan
geboden wordt Ja, ik weet wel
wat zeggen wil, u wilde hare
jeugd onvergetelijk heerlijk maken
door groote liefde, en dat was mooi
en edel, maar ten slotte vraagt men
u toch nog bovendien de opoffering
van u zelve Eerst dan, als 't kind
ondervonden zal hebben welke teleur
stelling, ellende en verdriet zoo'n
romantisch sentimenteele, jeugdige
liefde, onnadenkend begonnen, dikwijls
na zich sleept voor de vrouw, die
alleen haar hart volgde zonder met
het verstand te rade te gaan, eerst
dün zullen haar de oogen opengaan,'
èn zal ze moeten inzien op welk
dwaalspoor zij blindelings gegaan is,
en eerst din zal zij beseffen welk echt
metaal ze verwierp voor het klater
goud van schijngeluk, maar dan
is 't hoogswaarschijnlijk te laat I
Te laatNooit is 't voor
haar te laatriep de Overste
hartstochtelijk uit. Altijd, wat er ook
gebeurt, zal 't kind ondervinden dat
ik haar liefheb. Eens gaf ik haar mijn
hart en al zou zij 't ook vermorselen
en pijnigen, dan nog neem ik niets
terug, want zelfs die pijn door hare
hand zal mij nog gedeeltelijk'n genot
zijn.
Uwe liefde is groot en u hadt
beter verdiend, maar juist omdat de
liefde zoo groot is zult u sterk zijn,
u weten te beheerschen en naar rede
luisteren I Kom steek een sigaar
op, dat verheldert den geest!
De Overste voldeed aan die uitnoo-
diging, terwijl de notaris voortging.
De eenigste raad die ik u geven
kan, is die ingegeven door't nuchtere
verstand! Uwe toestemming kunt
u weigeren tot het kind meerderjarig
is volgens de wet. Maar bedenk eens
wat help u dat welk voordeel
geeft dat? Niets immers!
In de oogen van het meisje zult u
door dien dwang in achting dalen en
wat u van haar nog aan liefde en
vertrouwen bezit verliest u dan ge
heel, omdat zij, niet redeneerende, in
u 'n tiran zal zien, en dat te meer,
als zij ook maar eenigzins kan ver
moeden welke diepe hartstocht voor
haar u bezielt, zoodat zij uwe hande
ling, al berust die op de beste gronden,
zal toeschrijven aan egoïsme, wraak
of jaloezie, welk laatste artikel,
waarde Overstp, er bij koele ontleding
ook wel in zekere verhouding in te
vinden zal zijnEn niet alleen
die averechtsche uitkomst is 't gevolg
der weigering, maar u maakt 't kind
ook ongelukkig door verdriet, en jdat
zult u toch zeker niet willen, daar
voor hebt u niet jaren achtereen alles
gedaan om haar gelukkig te maken I
Een gevolg van het gebruik maken
van uw recht kan ook zijn, dat zij
zich tot eene onbezonnen daad laat
overhalen, die maar al te verschoon
baar is in de jengd, en waardoor zij
u van zelf moreel dwingt om uwe
toestemming te geven, wat u dan big
zult zijn nog te kunnen doen, en
waardoor u toch geen enkele marteling
bespaard wordt die u eenmaal onder
vinden zult als u haar weet in de
armen van een ander, ja zelfs
dan vergroot zal worden door zelfver
wijt, daar die misstap als een gevolg
beschouwd kan worden van uwe door
jaloezie ingegeven weigering.
(Wordt vtrvolgd.)