NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Nu. 62. Woensdag 6 Augustus 1913. 42e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. ZIEN EN^DOEN. FEULLIETON. Boontje komt om zijn loontje ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrij dag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER BureauLangestraat 17. Teiephoonn. 60. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/. Cent. AdvertentiSn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Wanneer een jubileum gevierd wordt van een die met leiding van werkzaamheden is belast, is bet regel, dat hij door den woordvoerder zijner ondergeschikten wordt geprezen we gens zijn humaniteit. Dat inderdaad zoo goed als altijd dat woord van lof weerklinkt, is een troostende gedachte. In kleinen en ook in ruimeren kring komt bet wei eens voor, dat opzichters, die met werklieden-personeel in dagelijksch verkeer zijn, over den hekel worden gebaald; van hun goede eigenschap pen is weinig sprake, hun weikelijke of vermeende tekortkomingen leveien een geliefkoosd onderwerp van gesprek. De zooeven vermelde feestklanken nagaande, zou men tot de gevolg trekking komen dat het met de klach ten en grieven zoo'n vaart niet loopt. Aan den anderen kant mag weieens de vraag worden gesteld, of het zoo iets bijzonders is, dat iemand zich kenmerkt door humaniteit. Is dat een boedanigheid der uitverkorenen, een voorwerp van buitengewone hulde, iets dat leidt tot de erkenning van zekere genialiteit op zedelgk gebied? Dat kan toch ook niet juist zijn. Het woord beteekent nmenschelijk- heiden men zal iemand niet gaan prijzen omdat hij mensch is? Ja, men mobt zulke uitdi ukkingeri altijd op\al ten »met een korreltje ztuu,ze ver klaren naar den geest waarin zij be doeld zijn, maar toch, een lotrede houden op bet bij een medemensch waargenomen bezit van een eigen schap, die niemand kan ontberen, op straffe van op te houden meDScb te zijn, wat denkt men ervan Let wel, het woord is min of meer een gemeenplaats geworden, ook ten aan zien van meerderen van hoogeren rang, en het zou wel een zeldzaam heid zijn als in de huldigingstoespraak bij de bier besproken gelegenheden de uitreiking van het brevet van te zijn seen humaan cbef« achterwege Idat in den tegengestelden druk ii bleef. Zeker, er zijn graden. Wij hooren spreken van patroons, voor wie men »door een vuur" zou loopen, van andere, die men «liefst op een afstand" ziet. Dat zit niet in de behartiging van stoffelijke belangen alleen, het is geen zaak van stuivers en centen. Hier komt het aan op hetgeen wij de ziel der wederzijdsche betrekking zou den kunnen noemen. Niemand die niet 'aanstonds begrijpt wat wij daar mee bedoelen. Hier is, wat het meest uitblinkt in bet kleine, in het alle- daagsch bewegen, de vriendelijk heid, het meevoelen, de verheffende vvaardeering. zonder die minderwaar dige «nederbuigende goedheid" die men zich noode laat welgevallen, en die in hoofdzaak een vorm van hoog moed is. In de hedendaagsche, meer «objec tieve" beschouwing van economische verhoudingen raken de oude benamin gen in ontbruik, behalve dan bij feestelijke gelegenheden, dringt het persoonlijke op den achtergrond, staat het zakelijke vooraan. Er is de werk gever en de werknemer, en tusschen hen in schakelt zich het bedrijfstoe- zicht, den eerste vertegenwoordigende en namens hem de werkzaamheden regelende, ook zoig dragende dat de taak op behoorlijke wijze verricht wordt. Een nagenoeg automatische inrichting met machinaal optredende «werkkrachten" is het ideaal, naar hetwelk in de industrie het streven gericht schijnt. Het is voorzeker een groot geluk, dat boven de starre en harde productie- leer de menscbelijke natuur gaat, dat er iets, waaraan wij nu maar den naam van humaniteit blijven geven, voortleeft bij patroons en werklie den en opzichters; iets dat hooger gaat dan contracten en regelingen, hoe onmisbaar deze ook zijn mogen, van bedrijfs-en vakvereenigingen niet kan worden weggedrongen, maar tel kens weer opleeft als de verbittering van een pas gevoerden strijd wat is gaan leven. Over het al of niet onvermijdelijke en afwendbare van dien strijd zal men wel van gevoelen verschillen zoolang hij hier en daar losbreekt;de bespre king van dat onderwerp behoort niet tot de taak, die op deze plaats van ons blad vervuld wordt. In dien eco- nomischen oorlog staan wij buiten het eigenlijk gevecht terrein on geveer als het Roode Kruis. Ook als de prediker van den vrede, zich ont houdende van een oordeel over 't ge wicht der quaesties, die naar de wape nen doen grijpen, als de verkon diger van het evangelie der humaniteit Geen specifieke patroons en chefs en opzichters toebedeelde eigenschap. Meenen wellicht de werklieden, dat zij haar niet bij zichzelf hebben aan te kweeken Liggen zij dan niet onder de verplichting der menschelgkheid? Ook van hen kan gezegd worden, dat niet allen helder nadenken, dat zij niet altijd juist waarnemen, en dan maar al te gemakkelijk zich laten wijsmaken dat men hen als een on persoonlijke massa, als een verzame ling van «werkkrachten* beschouwt. Laat de hedendaagsche inricnting van de groote bedrijfstakkeo, van indus trie, van handel, van transportwezen niet toe, zoo sterk te individualiseeren als het geval kon wezen in den lijd toen de in één punt samenloopende belangen een kleiner getal personeo betroffen, dat neemt niets weg van de eeuwige waarheid, dat wij allen menscben ziju zelfstandige en verant woordelijke wezens, zoowel zij, die het werk doen als die het moeten zien doen, en dat het recht om de voorschriften der humaniteit ook maar in het minst te overtreden, niemand toebehoort. Sprekende van het zien doen, dus van het toezicht, moeten wij wijzen op een verkeerde beschouwing, die tot misvattingen aanleiding geeft. Er is er een, die bet overbodige van toezicht zou willen aantoonen, hoe moeielijk dit ook is. Hoe meer samengesteld de werkzaamheden zjjn, van des te grooter belang is ook haar regeling, is de toewijzing van ieders aandeel en van ieders plaats. Of zou men dat bijvoorbeeld aan een verga dering van werklieden willen opdra gen De zucht tot beraadslagen zou ster ker blijken dan de waarschijnlijkheid van overeenstemming. Een, wiens zaakkennis vaststaat, behoort te zeg gen: Zóó moet het. En dan dient toch ook de juiste vervulling van deze taak gecontroleerd te worden. Er zijn menschen aan hel werk met verschil lende eigenschappen, geen twee precies hetzelfde. Daar zijn er. de meerderheid der goeden niet te na gesproken die het weieens wat slapjes aanleggen en voor wie een kleine aansporing niet overbodig is. Hier geldt het wel een beetje, dat de toon de muziek maakt. Onze werklieden over bet algemeen zijn niet van dien aard, dat men hen poeslief moet toespreken evenmin is het noodig, aan iedere opmerking den vorm te geven van een uitbrander. In een van zijn romans vertelt kapi tein Marryat, wat konden de schrij vers van de eerste helft der vorige toen gezellig vertellen, van een bootsman, die tot taak had de oplei ding in de practijk van eenige adel borsten, jongelui van aanzienlijken huize. Hij moest hen steeds vriendelijk bejegenen. Had nu een van ben iets uitgehaald dat niet door den beugel kon, dan begon hij: «Mijnheer, ik neem de vrijheid u op de beleefdste wijze onder de aan dacht te brengend maar weldra kregen zijn zeebonksmanieren de over hand, en bij eindigde zijn vaderlijke vermaning met: «dat je toch eigenlijk de akeligste en ber. .dste knul bent, die ooit zijn p. .ten op 'n scheeps dek beeft gezeld. ,t Aardige van het geval is, dat de jongelui veel met den grijzen zeerob op hadden, omdat zij veel van hem leerden en zijn verhalen gretig genoten. Het onderrichtend vermogen van hen, die naar het (Toen moeten zien, staat naast bun controleerende taak. Men vat het weieens zóó op, als zou het de niet benijdenswaardige conse quentie van hun toestand zijn, zich als geplaatst te voelen tusschen hamer en aanbeeld, zoodat zij naar beide kanten hun veiligheid hebben te ver zorgen. Werkelijk zgn er omstandig heden, onder welke er tact noodig is om de soms togenstrijdige belangen, aan hun billijkheid opgedragen, naar recht en billijkheid te behartigen. Het is een niet ongevaarlijk woord, dat wij daar schreven. Als er in de onderlinge verhoudingen der menschen iets verkeerd loopt, en vooral wanneer er tusschenpersonen bij eenig geschil betrokken zijn, dan is «gemis van tact* een voor de hand liggende beschul diging. Er is daar veel over te zeggen, wij zullen er voor 't oogenblik niet verder op ingaan. Dit alleen zij nog even opzettelijk aangestipt, hij arbeidstoezicht, van welken aard ook, is humaniteit het eerste en het hoogste gebod, een, die niet schroomt op op fouten te wijzen en plichtverzuim te bestlijden, integendeel, dit als een belangrijk deel van de opdracht aanmerkt, maar zulks doel alleen om te verbeteren, niet om een indruk van superioriteit te wekken. En daar naast, daarboven, de ernstige begeerte om belangstelling te doen ontstaan voor een richtige vervulling van de werktaak, al is de wijze waarop zij wordt verricht onafhankelijk van loon bedrag; liefde aan te kweeken voor den arbeid in het algemeen, door zoo veel mogelijk weg te nemen wat hem onaangenaam kan maken. Zijn dan DOOK A. S. H. BOOMS. 37) Zeker! lieve goejertl beste snoes! jubelde Non, zielsblij dat alles zoo gunstig beslist was en vol komen overtuigd dat haar Willem nn wel verder zorgen zou dat zijn lief vrouwtje gelukkig zon worden. Zie zoo, liefje, besloot de overste haar even 'n kus op de wangen druk kende ik voel me nu moe, na die zaken-emotie en die moeilijke reis. Ga jij nu gauw aan Willem schrijven of spreek met hem zooals je wilt, en be paal dan vóór Zondag wanneer jelui denken te trouwen, dan kan Zondag alles te gelijk beslist worden op die samenkomst tusschen Willem en mij Mag ik daar dan niet bij zijn, viel 't meisje hem angstig in de rede, bang dat Willem, haar invloedrijken steun missende, misschien een hard oogenblik zou moeten doorleven, want zij wist van ouds dat haar voogd, hoe goed ook voor haar, niet gemakkelijk was tegenover heeren die 't verbruid hadden. Neen, liefje! Zaken zijn zaken en die behandelen de heeren onderling in tegenwoordigheid van den nota ris! Later mag jij er ook bij komen. Je moet voor de zaken vertrouwen hebben in mij en vooral in je aanstaande man I Ga nu ook naar tante, en laat ze dadelijk beginnen aan je uitzet, dat van dien aard moet zijn zooals zoo'n lief kind als jij bent verdient van haar vadertje. En toen nu de deur achter het opgetogen meisje dichtviel en hij die goed afgesloten had, wierp hij zich uitgeput, kermend van hartzeer op de chaise-longue en verborg zijn gezicht in het kussen, waarna het schokken zijner schouders blijk gaf dat de flinke man, de kranige soldaat, die, zoolang hij met zijn kind samen was, vroolijk en onbezorgd kon schijnen, nu hij al leen en onbespied was, trots zijn grijze haren, snikte als 'n kind. X. Een half nur vóór de komst van den huwelijks-candidaat was de Over ste Wyckhens reeds in de salon zijner zuster aanwezig voor de voorloopige conferentie met den notaris; hij liep met driftige stappen op en neer, doch nu recht op en flink zonder eenigen schijn van lichaamszwakte, en zijn gelaat had eene uitdrukking die ge tuigde van teruggekeerde wilskracht en vastberadenheid, want hij ging nu den strijd te gemoet met een tegen stander, die, gedekt en onkwetsbaar door de liefde van zijn kind, hem haar kwam ontrooven, maar die hij, als hij den spraak van zijn hart had gevolgd, veel liever de deur had uit gekeken of eigenhandig de trappen had afgegooidde notaris zat aan de tafel en bladerde in eenige pap- perassen die hij uit eene portefeuille had gehaald. Kom, mijnheer Wyckhens, gaat u nn eens kalm er bij zitten en laat ons de zaken afdoenbovendien werkt dat zenuwachtige op en neer loopen niet gunstig voor de noodige kalmte die u over eenige oogenblikken wel zult noodig hebben I merkte de notaris op. Toen de Overste plaats genomen had, vervolgde de notaris hem een papier overhandigend. Zie hier de notarieele toestem ming voor het huwelijk, teeken die nu maar dadelijk, dan is dat afgeloo- pen. Met trillende hand nam de aange sprokene het gewichtige document aan, dat gereed gemaakt was, omdat hij zich niet in staat gevoelde het groote offer openbaar in de trouwzaal te brengeneven weifelde hij, doch bedenkende dat zijn kind zich daar door gelukkig zon gevoelen, teekende hij als gewoonlijk met vaste, duide lijke hand. Hier zijn de huwelijksvoorwaar den, die ik in uwen geest in den ge- bruikelijken vorm heb opgemaakt, en die zooveel mogelijk de belangen uwer pupil voor de toekomst waarborgen. Goedl was 't korte antwoord, waarbij hij het stuk dat de notaris hem overhandigde terug wees dat is iets dat ik aan uw beleid en eerlijkheid moet overlaten; hebt u mijn testament bij u? De notaris zocht het stuk uit en overhandigde het zijn cliënt, die het vlug doorliep, goedkeurend knikte en teekende, en toen een pak papier van eene zijtafel nam, dat hij daarna den notaris ter hand stelde. Dit zijn alle stukken betrekking hebbende op de erfenis van de ouders der kleine en de verdere stukken betref fende mijne voogdij, waarop haar man rechten kan doen gelden Maar wel niet doen zal meende de notaris, hem in de rede vallende. Men kan echter niet weten en daar ik uw gemachtigde ben moet ik alles hebben," zoo besloot hij, on- dertusschen de papieren met 'n zaak kundig oog inziende en nu en dan met enkele woorden zijne bevinding verkondigende, terwijl de Overste hem aandachtig gadesloeg. Juist! juist! goedl goed! sprak de notarisvoortlezeDde, toen hij eensklaps ophield, groote oogen opzettende, en na een «sapristie" het papier nog eens goed iukeek Wat zie ik Overste! riep hii uit. Om de nalatenschap van den Heer Berwoed sluitend te maken, hebt u 'n kleine

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1