NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. cgflfememec Xo. 7. Zaterdag 24 Januari 1914. 43e jaargang r VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. PREMIE E Ons belang bij liet behoud van Indië. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geiieele Kijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. OU. AD VER! ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer Tl, Cent. Advertentièn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. voor de lezers van deze courant. Het heden verschenen 43ste nummer van den vijfden jaargang van bevat o.a.: Waterstof-ontploffing te Rotterdam. Gezicht op de Paait- oftewel Can- tonrmet,genorneti vanaldeChineezeri- stad Canton. Foto's van den Waters nood ut Zuid Limburg. De ramp op de scheepswerf aan den Trekweg te 's-Graventiage, Reusachtige sneeuwval in Bellijn. Twee foto's van den stormvloed aan den Oostzee. Ntenwste portret van Maria Ade laide Théièse, Groolhei togin van Luxemburg. Verschillende interes sante kiekjes op de tjssporl in Holland en Friesland hetiekking hebbende. Honderdjarig beslaan van hel 8e Regi ment. Het kasteel .Oranjewoud, van Graaf van Limburg Stuum te Heeren veen vei brand. Comité tei voorbereiding van bel 20ste Wereld congres voor den Viede te 's-Graven- bage. Het Kindernummer »Ons Prinsesje" De geabonneerde wonende wenscbt zich te abonneeren op het weekblad „PAK HIE MEE", tegen den prijs van 3'/i cents thuis bezorgd. Het is herhaaldelijk gezegd, dat wij Nederlanders zoo slecht op de hoogte zijn van Indië, en dat de belangstel ling van hei meerendeel onzer grooler is voor vreemde landen dan voor onze overzeesche bezittingen, het Rtjk buiten Euiopa, Van verschillende zijden, door de Regeering en door particuliere coi poratiëen, is en wordt getracht belangstelling voor onze koloniën te wekken, kennis omtrent land en volk te verspreiden. De ervaring leert even wel, dat op deze wijze juist diegenen worden bereikt, wier belangstelling die opwekking het minst behoeft, dat zijn zij, die met Indië in aanraking zijn of zijn geweest. De groote massa beieikt men echter niet, tot baar dringen de in bet werk gestelde pogingen niet doorzij blijlt op dit punt even koel en onwetend. Hoe waar dit is blijkt telkens, als zich in verband met onze koloniën het een of ander vraagstuk voordoet. Vlug als de publieke opinie anders is, onthoudt zij zich in een dergelijk geval van het uitspreken van eenig oordeel. Het is dan, alsof hel buiten ons volk omgaat. Wij kunnen dit voorzeker merkwaardige verschijnsel ook thans weer waarnemen, nu een zeer belangrijke queastie de ievens- quaestie voor Nederland als koloniale mogendheid aan de orde is: de vraag, wat al of niet moet woiden gedaan, opdat wij onze Oost niet ver liezen. De quaestie doet zich op dit oogen- blik voor in verschillende vormen. Wij denken hier in de eerste plaats aan de beweging onder de ïnlandsche be volking, welke in de laatste maanden zoo zeer de aandacht heelt gevraagd, én voorts aan de plannen, die in wording zyn tot versterking der vloot. Het ligt niet in onze bedoeling op deze vraagstukken thans dieper in te gaan en evenmin zullen wij de ver houding tusscben Nederland en zijn koloniën van historisch standpunt beschouwen. Het staat inmiddels vast, dat alles wat voor Indië zal moeten worden gedaan, geld zal kosten (het rapport van de staatscommissie voor de de fensie spreekt b.v. van een jaai lijksche uitgaaf van 17 millioen ten laste van Indië en Nederland samen.) Nu zijn de financiën van Neder land en Indië administratief wel ge scheiden in 1912 is deze scheiding zelfs bij de wet bekrachtigd doch waar tot nu toe het over of tekort in of uit de Nedorlaedsche schatkist, komt, bestaat er toch tusschen de geldmiddelen van moederland ui kolo niën een zeer nauw verhand. Over de overschotten behoeven wij nu niet meer te spreken. Batige saldi van den Indischen dienst zijn in het laatste viertal jaren het moederland niet meer toegevloeid. In vroeger tijd was dit anders. Van de Indische overschotten bouwde Nederland bijv. zijn Staatsspoorwegen. De vraag, welke thans onder de oogen zal moeten worden gezien, is of Nederland zoo noodig finanlieele verplichtingen op zich mag nemen ten behoeve van Indië en, zoo ja, in welke mate. Om deze viaag te beantwoorden dienen wij de zaken nuchter te be schouwen, en hebben wij vóór alles na te gaan, hoe groot hel belang is, dat Nedeiland heeft bij het behoud van Indië. Eerst daarna immers kunnen wij beoordeelen, welke Ihiantieele vei- plichtingen aan de zijde van Neder land verantwoord zouden zijn. Daar toe moeten wij komen met cijfers. Zooals gezegd, recbtstreeksche baten trekt de Staat der Nederlanden uit de onder zijn gezag staande landen in andere werelddeelen niet. Wij hebben ons daaiom te bepalen tol de voordeelen, die de Staat indirect ten goede komen, maar bovenal tot die, welke zijn onderdanen, genieten hetzij indirect als gevolg van den tusschen Nedeiland en Nederlandsch Indië bestaanden band. Tot de directe voordeelen, die wij zullen hebben te waardeeren, beboo- ren le. de bedrijfswinsten der in Indië werkende ondernemingen op het ge bied van land- en mijnbouw, nijver heid, handel, bankwezen en verkeer 2e. de inkomsten van de in indië gevestigde Nederlanders, werkzaam in particuliere bedrijven; 3e. de bezoldiging van Nederlanders, die in dienst van den Staat, in bur- gelijke of militaire betrekkingen in Indië zijn geplaatst, alsmede de pen sioenen, die deze staatsdienaren na het eindigen van hun dienstverband genieten. Daarnaast zullen wij hebben te be zien de indirecte balen, dat zijn de voordeelen, welke ten goede komen aan het veel grootere gedeelte der Nederlandsche burgerij, dat van de hierboven genoemde recbtstreeksche revenuen niet geniet. Als de voornaamste der ten deze werkende factoren vraagt onze aan dacht de handelsbeweging tusschen Nederland en Indië, bestaande aan den eenen kant in den aanvoer eD den verkoop hier te lande van de In dische producten, en aan den anderen kant in de export van hier naar Indië, waarbij vooral van beteekenis is de uitvoer der voortbrengselen van de verschillende takken onzer eigen industrie. In het nauwste verband met den bandelsomzet staat het scheepvaart verkeer, waarbij zich weer aansluiten de scheepsbouw, de uitrusting der schepen en het haven- en expeditie bedrijf. Eindelijk past bij een opsomming in verband met de indirecte voor deelen een herinnering aau de be langen der xrei ingdoenden en nijveren. Al deze belangen in cijfers uit te drukken is zeker geen gemakkelijke taak, nog afgezien van de omstandig heid, dat in het algemeen de econo mische gegevens omtrent onze kolo niën ver van overvloedig zijn. Wij hebben nochtans getracht door berekening en door raming aan de hand van, grootendeels minder alge meen bekende, cijfers de gelde lijke belangen, waarvan hier sprake is, aanschouwelijk te maken. Zoo zijn wij dan door optelling van de maatschappelijke kapitalen der in Indië werkende naaml. vennootschap pen, welke aldaar of in Nederland baar zetel hebben, gekomen tot het reeds gepubliceerde bedrag van 1 milliard (aanvang 1913) gestort aan- deelen-kapitaal. Verder kwamen wij, op grond van de opbrengst der Indische inkomsten belasting en van het aan de Indische geldmiddelen uitgekeerde gedeelte der Nederlandsche Bedrijfsbelasting, tot een raming der door deze naaml. vennootschappen en daarmede gelijk gestelde lichamen gemaakte winsten van 111 millioen gulden per jaar, hetgeen gekapitaliseerd a 6 pCt. geeft een kapitaalswaarde van 1850 mil lioen. Ten laste van deze naaml. vennoot schappen liepen in 1912 obligatie leningen tol een gezamenlijk bedrag van 126 millioen. Telt men bij deze cijfers nu nog 40 millioen voor de waaide der par ticuliere cultuuronderuemingen (groo tendeels overeenkomstig de waarde, waarnaar de verpondingsbelasting wordt geheven) dan komt men tot een totaal bedrag van ruim 2 milliard. Buiten rekening blijven hier dau nog, als niet te taxeeren, de parti culiere bedrijven, die zich bewegen op een ander gebied dan dat der cultures. Op grond der voor 1913 geraamde opbrengst der Indische inkomsten belasting wordt het inkomen der in particuliere betrekkingen werkzame Europeesche ingezetenen (inlanders en vreemde oosterlingen worden in deze belasting niet aangeslagen) ge schat op 110 millioen. Het tutaal der bezoldigingen van de Europeanen, die in dienst van den 8taat een burgerlijke of millitaire be trekking bekleeden, bedraagt in een rond cijfer 60 millioen per jaar. Buiten dit bedrag vallen de Indische ALLES KOMT EENMAAL OP Z N P00TEN TERECHT DOOR A. S. H. BOOMS. 38) Dat was dus voor den trouwlusti gen celibatair, die zoo moeilijk was in zijne keus, een werk dat weer van voren af aan begonnen moest worden en dat veel moeilijker zou zijn, want de kennismaking was niet zoo gemak kelijk; daar werden de huwbare doch ters niet overal op alle feesten en pretjes als op eèn presenteerblaadje ter keuring aangeboden of presenteer den zij zich zelf als koopwaar voor 't huwelijk, terwijl het toch niet aan- ging als n commis-vojageur huis aan huis te gaan bellen om te vragen de voorhanden zijnde vrouwelijke huwe lijks-perceeltjes te mogen bezichtigen, ofschoon 't misschieB wel opgang ge maakt zou hebben; in afwachting van de belangstellende practiscbe hulp en raad, die een vriend hem beloofd had in die aangelegenheid, liet hij 't zaakje voorloopig rusten. Op een fraaien, vriendelijk zonni- gen en groeizamen lentedag zooals April ons soms zoo vele geven kan, in afwisseling met veel huiveringwek kende, kilkoude dagen der zoo bij uit stek grillige maand, 'n bijzondere dag waarop de zon zich reeds in alle kracht doet gevoelen en de sappen in wat leeft in de geheele schepping opbrui- schen, de knoppen der boomen en planten bjjna zichtbaar ontspruiten en hunne teere blaadjes ontplooien, terwijl de vogels, vooral de musscben, jubelend met spiertjes en sprietjes aan slepen om de huwelijksponde klaar te maken, en alles en allen, zelfs ouden van dagen, als met 'n nieuw leven en 'n nieuwe hoop bezield worden, had Van Dijcke, na een versterkend dejeu ner bij Van der Pijl op de Plaats, zich in opgewekte stemming op een bank aan den vijver onder de uitbot tende linden van den Vijverberg neer gezet, de demi-saison, die hem te warm was, naast zich neergelegd en zich in 'n behagelijk dolce-far-niënte uitge strekt, genietende van de geur eener heerlijke havanna en het aroma van het uitbottend groen dat de frissche lucht met versterkende geuren ver vulde. Hij gevoelde 'n onbeschrijfelijk vroo- lijke opwekkende aandoening en had wel kunnen juichen zonder te weten waarover; alle zorg, alle druk scheen weggevaagd en alleen levenslust, hoop en verwachting deden zyn gemoed aangenaam aanzijn horloge om het uur te weten als onwillekeurig ope nende, trof zijn oog het daarin aange brachte portret van zijne Sophie en onder de algemeene indruk van de opwekkende natuur, de herinnering aan haar die niet meer was en aan de blijde dagen zijner jeugd begon hij te soezen en te denken. Alles wat zijne zitplaats van verre en nabij voorbij trok nam hij wel waar, doch zoo afge trokken, dat slechts enkele onderdee- len eenigen indruk maakten. Daardoor nu en dan eenigzins van zijn denken afgeleid, zocht hij in deD geest onwille keurig eenig verband tusschen de ver schillende verschijningen die hem in hunne werkelijkheid voorbij gingen en maakte daarbij veronderstelliugen om trent die personen, waarvoor hij geen reden zou hebben kunnen opgeven, als iemand hem onverwachts er naar ge vraagd hadin 't kort hij was in eene gemoedstemming als iemand die goed en smakelijk doch niet overdadig gedi neerd heeft en zich, bijzonder goed gehumeurd, in eene behagelijke rust aan zijne gedachten overgeeft, waar door denkbeelden ontstaan die licht en rozig opkomen en verdwijnen en met de geurige rook der havanna op stijgen in de opwekkende zonnige lente lucht, aangename gewaarwordingen te voorschijn roepende, zorgen buiten sluitende en toch ijl en ontastbaar zijn. Terwijl zijn blik zoo oppervlakkig over alles heenstreek, werd zijne aan dacht ook maar even en ter loops ge trokken door een groepje van drie dames, die op eenigen afstand langs de huizenrij voorbij gingen. Hoewel hij hen niet had zien aan komen en dus de gezichten niet kon gezien hebben, deed echter hnnne elegante doch eenvoudige nette klee ding met distinctie gedragen en hunne gracieuse demarche dezen ouden ken ner van vrouwelijk schoon en vrou welijke bekoorlijkheid hen in zijne droomerige gedachten dadelijk rang schikken als dames uit de beste stan den der maatschappij, en als hij zich niet zoo zalig lui had gevoeld opzijn heerlijk plekje in de koesterende zon, dan zou hij zeker opgestaan zijn om te trachten hen ongemerkt en meer van nabij waar te nemen, want alles bekoorde hem in die drie die toch zoo verschillend in leeftijd schenen. De middelste, de oudste was eene statige dame van eene niet te groote doch goed gebouwde gestalte, zich bijzonder onderscheidende door den rijken zilverwitten haardos, die bui ten den hoed door de vrij dichte voile zichtbaar was en haar het uiterlijk gaf eener respectabele matrone, of liefhebbende grootmoeder, want aan haar linkerarm ging of liever sprong en tippelde, een smaakvol gekleed bak- vischje van blijkbaar nog geen zestien lentes, te oordeelen naar de nog be trekkelijk korte rokjes, de kinderlijke leest en de groote zware blonde vlecht die uitkwam onder het kokette ronde hoedje waarop 'n sierlijke veêr vroo- lijk heen en weer wuifde, als het jon ge bewegelijke ding pratende en ges- ticuleerende telkens het kopje ophief

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 1