J)
NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
UITERLIJKHEDEN.
FEUILLETON.
HET BABYLON HOTEL^
No. 22.
Woensdag 18 Maart 1814.
43e jaargang
VAAII«BVV!.H«.
De Firma A. LEWEfNSTjeJN
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen
naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht
worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai
machines nevenstaand handelsmerk moet voor
komen. Men late zich onder welk voorwendsel
ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan
praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigste
Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort.
UTRECHT, CII OOR STRAAT 14.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Lugezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever O. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 69.
ADVERT ENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent.
Ad ver ten tién viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters eD vignetten naar plaatsruimte.
Gedurende de tweede helft der
negentiende eeuw is over de beschaaf
de wereld een adem van vrijmaking
gestreken, die voortgaat ons af te
koelen en in beweging te brengen,
nu de jongste kinderen dier eeuw
reeds gereed staan, deel ie nemen
aan het maatschappelijk leven. Lang
zeer lang hebben wij en hebhen de
vroegeie geslachten "vastgezeten aan
allerlei levensvormen, die de vrije
uitingen tegenhielden, zoowel als zij de
geestelijke, zelfs de lichamelijke ont
wikkeling belemmerdende tijd was
gekomen om te onderzoeken of er
niet het een of ander kon worden
losgelaten of losgemaakt, dat tot dus
ver onmisbaar werd geacht om ver
bindingen behouden te doen blijven
en het evenwicht niet verloren te
doen gaan.
Een geest van hervorming open
baarde zich en oefende ook naar
buiten zijn werking. Men voelde
de knelling van wat tot dien tijd nog
niet gedrukt had. In betrekkelijke
kalmte was het openbaar leven voort
gegaan en zelfs in dagen van beroe
ring, zeer onrustige perioden uitgo
zonderd, had men er den tijd voor
genomen. Wanneer wij gelegenheid
hebben eens door te dringen tot den
bodem van de vroegste gebeurtenissen,
dan verbazen wij er ons over, dat de
vaderen tal van zeer ernstige dingen
zoo kalm opnamen en hun pas maar
weinig vehaasttenwij, die de ver
halen der historie ons voorbij zien
ijlen met de snelheid eenec.bioscoop
voorstelling, kunnen van dat rustig
gebiuik van den tijd geen denkbeeld
kiijgen. Maar het voorgeslacht had
den tijd. nam den tijd, deed de din
gen in bezadigd tempo, leefde voort
in de overtniging, dat er morgen
weer een dag zou komen. Dit was
mede oorzaak, dat het de bijkomstige
dingen, waai van de onderhouding tot
tyd^erlies en noodelooze vertiajjirig
zou leiden zich heel gemakkelijk liet
welgevallen, er nietcritisch tegenover
ging staan, het niet noodig vond er
de noodzakelijkheid van vast te stel
len of ie verwerpen. En zoo is het
gekomen, dat de evolutie der uitwen
dige levensomstandigheden, de wijzi
ging van zeden eti gewoonten, de
wisseling in de voimen der samen
leving, de overgang van onderscheiden
uiterlijk heden geen sneller tempo ver
kreeg. dat de opvolgende dagen meer
op elkander geleken.
Maar ook leidde dit tot een gehecht
heid aan al die dingen van de
buitenzijde des levens, die door hun
belangrijkheid lang niet altijd werd
gedekt. Menigmaal was bet, alsof men
zich niet dorst los te maken van
verbindingen, die beschouwd werden
als mazen van een netwet k scheurde
er één van, dan viel alles uiteen. Dat
was natuurlijk geen gebrek aan moed,
maar de man, die de ernstigste ge
varen kloek trotseerde, zou er niet
toe te bewegen zijn geweest, met
gewoonten te breken, die door bet
gezag der traditie werden gesteund.
Dezelfde eerbied werd bewezen aan
de vormen der beschaving, die in de
puntjes moesten worden in acht ge
nomen op straffe van te worden
verwezen naar een menschensoort van
lager gehalte, zij bet niet met zooveel
woorden dan toch met blik of gebaar.
Zoo waren ook, in het tijdperk
onzer grootouders en van wie hun
vooraf gingen, de lijnen van het al
of niet gepaste scherp getrokken, en
maakte het een niet onbelangrijk deel
van de opvoeding uit, voor die grens
den blik te scherpen. Kwam er eens,
uit jeugdige overmoed, en onder de
prikkelingeo van de natuur, die boven
de leer uitsprong, eenig verzet, dan
werd dat niet als onbeduidend voor
bijgegaan, alhoewel vergoelijkt onder
het beeld van de wilde haren, die
nog moesten uitvallen, of van de
Calsiaanscbe narrenschoenen, ieder
mensch bij zijn geboorte meegegeven,
en die bij moest verslijten, jong zijn
de of oud. Dan was het eerste nog
véruil bet beste.
Het is ook wel eigenaardig, dat
uit die periode, toen de schoolboek
jes-litteratuur langzamerhand nieuwe
banen ging betreden, „De brave
Hendrik" zijn intrede deed. Degene
ratie. die hem heeft genoten, is niet
talrijk meer; haar-nog in weien zijn
de vertegenwoordigers zullen zich
wellicht herinneren, wat als eerste
kenmerk van die bovenaardsche braaf
heid wordt aangegeven. Het boekske
van zeer germgen omvang begint
namelijk aldus wij moeten, bij
gemis van een exemplaar, uit het
geheugen citeeren: „Kent gij Hendrik
niet, die altijd zoo beleefd zijn hoed
afneemt, als hij voorbijgaat"?
Een later geslacht, dat reeds min
of meer in de moderne stroommg
was geraakt, heeft de beroemde
creatie van meestei Anslijn een on
mogelijke figuur, een mispunt geschol
den. Wij kinderen hadden natuurlijk
niet dien indruk, die des te dieper
kon zijn wijt in die dagen hetzelfde
boekske langen tijd dienst deed, tot
dat door veelvuldige hei haling de in
houd in de memorie vastzat. Wij
vonden bet wei pleizierig, dat onze
kameraden weinig op Hendrik geleken,
maar konden ons toch niet onttrekken
aan zeker zelfverwijt, dat zijn voor
beeld niet meer vat op ons had eu
dat wij den weg, dien het ons aan
wees, zeer tragelijk bewandelden.
Maar bovenal leek het een onbegon
nen weik, dat afnemen van den hoed
of van zijn minder deftige equivalent,
bij elk voorbijgaan. Daar kwam immers
geen eind aan
Een dergelijke ernancipatiegeest,
die iets opstandigs had, drong door
na de zestiger jaren. Er was veel aan
voorafgegaan de arbeid op het gebied
van wetenschap en kunst en littera
tuur, later nog meer intens geworden,
bereidde voor wat zich in de uiter
lijkheden ging openbaren. Als iemand
zich eens wat minder streng hield aan
oude gewoonten, mocht men dat niet
passend vinden, het betreuren, maar
het prikkelde niet langer tot een
repressief optreden. Ook in den om
gang ging van lieverlede iets weg van
hel statige en ceremoniëele, dat voor
een vast kenteeken van een beschaafde
opvoeding goldt en meenige lichte af
wijkingen bleven zoo niet onopgemerkt
dan toch onberispt, en men maakte
zich, onder den drang, die van bene
den kwam, gemeenzaam met de ge
dachte, dat er van de oude orna
menten der conversatie wel iets zou
kunnen worden prijsgegeven.
Een actie, pas aangevangen, wil
wel eens spoedig versnellen. Nadat
eenigen tijd de stille ciitiek op de
maatschappelijke vormen vele daarvan
had gewogen en te licht hevonden,
slak hel vandalisme het hoofd om
hoog. Misschien heeft de kloof, die
de bekende kunst der letteren om
streeks dien tijd gespit heeft, tusscben
het voorafgegane en het komende,
tot die onbegrensde minachting van
door velen nog in eeie gehouden
vormen gevoerd; er bestaat tusschen
de geestelijke stroomingen en de
dingen der alledaagsche levens een
verband, dat niet altijd gemakkelijk
is na te speurenals men nagaat,
dat er reeds toen boekjes weiden ge
vonden, die op hoogen toon kond
schap deden van hun meening, dat
Van Lennep en mevrouw Tnussaint
onuitstaanbaar saai waren en Mulla-
tuli al leelijk begon te veroudeien
ja, dan mag bet ons niet verwonderen,
dat dezelfde jongelui maling hadden
aan vormen, en ware het niet al te
gevaarlijk geweest, voor hun toekomst,
de booger geplaatsten van meer aan
zien en leeftijd zouden hebben aan
gesproken met een; »Zoo, ouwe jon
gen, hoe staat je het leven?"
Dat een vrijheidsverlangen op elk
levensgebied, een begeerte naar los
making van knellende banden, den
omgang gemakkelijker moest doen
worden, ligt voor de hand bet cere
monieels en complimenleuse bijkomen
en gaan, dat voorheen een met zorg
bestudeerd stuk opvoeding uitmaakte,
en ons nu wel eenigszins belachelijk
voorkomt, heeft de plaats moeten
ruimen voor een vrijer verkeer. Dat
bet nog aan vormen is gebonden, en
de menschen zlcb de gewoonte nog
niet eigen maken zoo maar zonder
eenige plichtpleging op elk uur van
den dag bij eikaar in huis te vallen
er zijn joviaal aangelegde lieden,
die geenszins goedkeuren, en die dan
ook, in de conversatie, een vrijheid
van uitdrukking zouden wenscben,
ontdaan van alle windselen, die als
doode overblijfselen van een vooi goed
heengegane wanbeschavmg worden
aangemerkt.
Gelijke aanvechtingen van bande
loosheid zijn opgemerkt op bet gebied
van kleeding ook eenigen, op dat
van huisvesting, die geen navolging
hebben gevonden, 't Was ook te gek,
te vei wachten, dat velen zich geroepen
zouden achten om in een woonwagen
of schuit een zigeunerbestaan te gaan
leiden; maar niet ongegrond was de
verwachting, dat de knellende slavernij
van den modedrang zoo niet afge
worpen, dan toch door een milder
vorm van onderworpenheid vervangen
zou worden. Er is bij de jongelui,
vooral bij degenen, die op sportgebied
haantje-de-voorsta willen zijn, een
kleedmethode ingevoerd die het tradi
tioneel bandietericosluum in eere
scheen te willen brengen, terwijl bij
de zich geëmancipeerd achtende dames
de hobbezak-uitrusting eenige triomfen
heeft gevierd. Maar de weg tot
verbetering is met overdrijvingen be-
7)
do or E. Bennett
(uit het Engelsch.)
«Ik veronderstel, dat u er wel warmpjes inzit," zei Rack-
sole, op dien natuurlijken, gemoedelijken toon die hem eigen
was, alsof het denkbeeld daar zoo juist bij hem was opgekomen.
«Behalve wat ik van u zal ontvangen, heb ik een half
millioen uitstaan."
«Dan zult u bijna millionair zijn."
Felix Babylon knikte.
«Ik feliciteer u, m'n waarde heer," zei Racksole, op den
toon zooals een rechter een pas aangestelden, jongeren collega
zou toespreken.
«Negen honderd duizend pond, in franCB uitgedrukt, kan
heel aardig klinken in Zwitserland."
«Voor u, mr. Racksole, zou zoo'n som natuurlijk vrij wel
gelijk staan met armoede. Op hoeveel zou iemand uw rijkdom
wel mogen schatten?" Felix Babylon nam de vrijmoedige
manier van spreken van den ander over.
«Ik weet op een vijf millioen of zoo niet wat ik precies
waard ben," zei Racksole, heel openhartig, en zijn toon gaf
te kennen, dat bij de gevraagde inlichting graag- zou hebben
gegeven, als 't hem mogelijk was geweest.
«U hebt, geloof ik, nog al lastige dingen aan nw hoofd
gehad in den laatsten tijd, mr. Racksole?"
«Die heb ik nog altijd. Ik ben nu voor m'n genoegen in
Londen met mijn dochter, om van al die soort van zaken eens
een poosje af te zijn."
«Ib het aankoopen van hotels dan een soort van ontspanning,
volgens uw opvatting?"
Racksole trok zijn schouders op. »'t Is een variatie op
spoorwegen lachte hij.
«Och, och, mijn waarde vriend, u weet zelf niet wat u
gekocht hebt."
«Owel zeker,"antwoordde Racksole, «ik heb 't voornaamste,
beste hotel gekocht van de heele wereld."
«Dat is zoo, dat is zoo." stemde Babylon toe, met pein-
zenden blik naar het antieke Perzische tapijt starende. «Er
bestaat nergens zoo iets als mijn hotel. Maar u zult dien
koop toch betreuren, mr. Racksole. 't Gaat mij niet aan,
natuurlijk, maar ik kan niet laten nog eens te herhalen, dat
u den koop zult betreuren."
«Ik betreur nooit iets."
«Dan zult u daar heel gauw een begin mee maken
misschien van avond al."
«Waarom zegt u dat?"
«Omdat het Baby Ion Hotel het Baby Ion Hotel is. U denkt,
omdat u contróle kan houden over een spoorweg, of een fabriek,
of een stoombootmaatschappij, dat 't met alle andere dingen
even gemakkelijk gaat. Maar dat is niet waar. 't Baoylon
Hotel kunt u niet controleeren. Er is hier iets En hij
hief zijn handen op.
«Uwe bedienden bestelen u, natuurlijk."
«Natuurlijk. Ik veronderstel, dat ik op die manier per week
een honderd pond verlies heb. Maar dat is 't niet wat ik
bedoel, 't Zijn de gasten. De gasten zijn te te voornaam.
De grootste ambassadeurs, de grootste financiers, de macht
hebbenden, al de menschen die de wereld in beweging zetten,
nemen hun intrek in mijn hotel. Londen is het middelpunt
van alles, en mijn hotel uw hotel is het middelpunt
van Londen. Eens had ik een Koning en een Keizerin- weduwe
tegelijkertijd hier. Stel u voor!"
«Een heele eer, mr. Babyion. Maar waarin ligt die moeilijkheid
van zoo'n geval?"
«Mr. Racksole," luidde het eenigszins barsche antwoord,
«waar blijft uw slimheid die slimheid die oorzaak is geweest,
dat uw fortuin zdo kolossaal is geworden, dat u 't bedrag
er van zelf niet kunt berekenen? Ziet u dan niet in, dat het
dak waaronder voortdurend al de macht, al de hoogheid van
de heele wereld wordt gehuisvest, noodzakelijk ook huis
vesting moet verleenen aan tallooze kwaadwilligen, intriganten,
slechte, gevaarlijke lui? De zaak is zoo klaar als de dag
en zoo donker als de nacht. Mr. Racksole, ik weet nooit wie
de menschen in mijn omgeving zijn. Ik weet nooit wat er
precies omgaat. Alleen nu eu dan neem ik het een en ander
waar, iets dat me op de gedachte brengt, dat er hier zonder
linge, geheimzinnige dingen gebeuren. U sprak daar van
mijn bedienden, 't Zijn bijna allen uitstekende, voor hun
taak volkomen geschikte bedienden. Maar wat zijn ze nog
bovendien? Wat weet ik er van, of mijn vierde on ier-chef
bijv. niet tegelijk age„r. ia vin een a-i lere Snr-ipeescti
Gouvernement.
Wordt vervolg&J