NIEUWE *Èf Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. ||p gofememee FEUILLETON. No. 37. Zaterdag 3 Mei 1914. 43e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. PREMIE VREES. HET BABYLON HOTEL Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Teiephoonn. 09. AD VER1 ENT1ËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/» Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden sleohts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. voor de lezers van deze couraut. Het heden verschenen 6de nummer van den zesden jaargang van «feUliilrtfcnrt a bevat o.a.: Mr. Henri Viotta, stichter v. h. Residentie-oikest. Britsch-Indië. Ragputana. De Dahvarratempel. Eenige kiekjes betrekking hebbende op den oorlog tusschen Noord-Amerika en Mexico. Twee foto's naar aan leiding der Ulsterkwestie. Oefe- ninsen georg. door het Ned. Gymn.- Verbond op het terrein van de Amsterd. IJsclub. Proefverkiezing voor vrouwen, op touw gezet door voorstanders van vrouwenkiesrecht. Eenige mooie foto's uit Neder- landsch-Indië. Défilé van het 3Je Reg. Huzaren bij gelegenheid vao den vijfden verjaardag van Piinses Juliana. Het Residentie-orkest te 's-Graven- hage. Geschenk van H. M. de Koningin a. h. Prinsesje. De 1 Mei- betooging in Amsterdam. Het doodetimasker van Napoleon Bona parte. Hel Kindernummer »Ons Prinsesje". De geabonneerde wonende wenscht zich te abonneeren op het weekblad „PAK 5IE MEE", tegen den prjjs van 3cents thuis bezorgd. Een slechte raadgeefster noemt men haar dikwijls, en niet ten onrechte. Van menige opwellende gedachte houdt zij den groei tot daad terug, en on eindig groot is het aantal woorden, die gezegd hadden moeten worden, maar die zij binnen de omwalling der lippen deed besloten blijven. De vrees ducht gevaar bij hel minst geritsel, ziel onheilspellende schaduwen bij het klaarste licht. Den voortschrij denden voet tot den opmarsch, de uitgestoken hand tot krachtig aan vatten doet zij terugtrekken in de onbewegelijkheid, mannelijke besluiten maakt zij krachteloos en aan alle initiatief zet zij den domper op. Zij is de ijzige kilheid van den lentenacht, die in de zich openende bloemknop het stuifmeel doet bevriezen en vrucht zetting onmogelijk maakt; op de banen des levens projecteert zij de schrik beelden die de blijdschap dooven en het geluk verduisteren. Den vreesachtige mogen somtijds de lauweren van den overwinnaar als iets zeer begeerlijks in de oogen schitteren, niet voor hem is weggelegd, zich er het hoofd mede te tooien. Valt eenig succes hem ten deel, dan is het een samentreffen van gunstige omstandigheden dat er toe heeft ge leid; zijn wil had er wemig aandeel in, omdat hetgeen die uitingen moest heeten, slechts een opvolging van aarzelingen geweest is. Waar hij recht op bet doel had behooreu af te gaan, kwam hij sluipende en schoorvoetende verder en de bereiking was eigenlijk een ongehoopte en onverdiende uit komst. Vrees is de domper van de ziel. Onder haar bedwang kan ons innerlijk leven niet komen tot volle ontplooiing, tot den 6taat van volwassenheidzij blijft een stamelend, hulpbehoevend kind, tol kracbtsuitoefeningongeschikt. Bij de samenstelling der Gideonsbende van kloeke mannen, die uittrekken om den naderenden vijand den pas af te snijden, blijven de vreesachtigen van verre staan en in de gelederen der dappere vrouwen, die het wereldsch kwaad te lijf gaan, vinden zij geen plaats. Dat is maar goed ookzij zouden slechts den opmarsch tegen houden en in het critieke oogenblik op de vlucht slaan. Ia bet leger zijn zij den mondkost niet waard. Misschien is nog te beproeven, eenigen der minst ernstig aangedanen een hart onder den riem te steken, en hen nog mee te krijgen, zij bet dan niet in de voorste rijen. Uit hun verbeelding zijn wellicht de spoken te verdrijven, die het vrije gezicht op de werkelijkheid tegenhouden. Er zijn graden van krankheid; van de minst hevige is althans genezing te beproeven. Is zij dat wel altijd! Hebben wij Diet mede in aanmer king te nemen, dat er dikwijls sprake is van een gegronde vrees, die dus wet degelijk ontstaan en voortduring verschuldigd is aan eeD aanwezige werkelijkheid? Kan men haar, ineen niet gering aantal gevallen, zonder onrechtvaardig te zijn, een anderen naam geven dan van een behoedzame een wijze waarschuwster? Meermalen treedt duidelijk aan het licht, hoe vaak in de practijk des levens datgene wat wij gewoon zijn een ondeugd te noemen, vlak langs de grens eener deugd loopt; dat het maar van de omstandigheden afhangt, in welke richting een menschelijke eigenschap zich ontwikkelt, en dat het vaak de cultuur is, die baar nuttige of schadelijke uitwerking bepaalt. Het verwijt van »bang te zijn« wordt ook wel eens uitgesproken tot menschen, die niet zedelijk verdorven genoeg zijo. om een slechte daad te ver richten en al zijri dan zij, die het uitspreken, allerminst bevoegd tot een oordeel op ethisch gebied, bet maakt desondanks den indruk, dat zekere minderwaardigheid wordt ten laste gelegd. Ook ligt er een soort van bravoure in de verklaring geen vrees te kennen, die niet vaD den edelsten huize is. Een officier, die na een wèlvolbrachte opdracht de hulde van zijn makkers ontving, zei tot zijn meest vertrouwden vriend: Als zij eens wisten hoe bang ik was dat het zaakje mislukken zou I Niet steeds is de afwezigheid van vrees het kenteeken van moed; wèl is dat de macht, om haar meester te worden, wanneer de plicht zulks eischt. Er is bier ook alweer een psychisch vraagstuk, ter oplossing voorgelegd; het hangt van iemands gesteldheid af, boe hij staat tegenover een zaak, die zijn krachten op zware proef zal stellen. Daar zijn er, die onmiddellijk aangrijpen, zonder de gevolgen nauw keurig te overwegen en aangezien, zooals reeds de Ouden zeiden, 't geluk de stoutmoedigen begunstigt, vindt men onder hen zoowel de helden als hun tegenstelling, de groote boos doeners. Zij zijn de vooruitvliegers op den tocht der menschelijke trekvogels, die ook de eerste schokken onbevreesd doorstaan en er niet zelden bij ten onder gaan. De groote meerderheid, ook van ben die niet verdienen onder de vreesachtigen te worden geteld, zijn niet zonder eenige beduchtheid, die met de mogelijkheid van misschien plotseling opdoemende gevaren reke ning houdt. Er zijn dingen, die de mensch vree zen moet. De inachtneming van de lijn, waar door deze zijn afgescheiden, is bet voorwerp van de zedelijke opvoeding, die zelfs de besten onzer tot aan het uur van bun verscheiden te doorloopen hebben. Hoe eenvoudig dit ook zijn moge, het mag helaas in onzen lijd niet onuitgesproken blijven dat vrees voor afwijking van bet pad der eerlijk heid het lichtsnoer onzer handelingen moet zijn. Er moesten geen couranten in de wereld zijn, wilden wij de illusie kuonen voeden, dat de begeerte naar bezit het ongeoorloofde weet te ont zien immers legio is bet aantal mede- deelingen, waaruit het tegendeel blijkt. Wij hebben hierbij niet uitsluitend op het oog de verrichtingen van de onbevreesde helden van het breekijzer: onze tijd schijnt wel te moeten zijn die der verduisteringen op groote schaal, gepleegd in weerwil van ver schei pt toezicht, met meer beleid op tredende dan ooit tevoren. Het mag niet worden verzwegen, dat de vrees van zich te onteeren niet in voldoende mate de menschen weerhoudt, de grens over te steken, aan gene zijde van welke bet land der eerloosheid ligt. Wij behoeven ons bovendien niet te begeven op het gebied waar de justitie, indien haar Dasporingen niet vergeefs zijn, de taak van het geweten tracht over te nemen ^ook daar, waar zij zich niet kan doen gelden, vindt men voorwerpen voor rechtmatige, lang niet altijd gekoesterde vrees. Er is een stelling van al te ruime toe passing: geoorloofd is wat niet verbo den werd, en menigeen acht zich ten volle verantwoord, in zedelijken zin, als hij haar maar opvolgt. Natuur lijk is niets minder waar. Er is gezegd Het doel der moreele zelfwerkzaamheid moet zijn: het ge weten vernauwen. Dat is dus een aan sporing tot meerdere engharligheid, in anderen zin dan gemeenlijk met dat woord bedoeld wordt. Wij zouden het ook kunnen heeten: aankweeking van vrees. Van vrees voor al betgeen in eigen oog onze zedelijke waarde moet verminderenvan vrees voor hetgeen in strijd is met de eischen der meest nauwgezette billijkheid; van vrees voor onrecht, niet dat onder gaan, maar dat gepleegd wordt. En daarbij zij ook opgemerkt, dat van door E. Behnett 20) (uit het Engelsch.) Ook had hij verscheiden malen een ouderdom met Prins Aribert van Posen, maar hoewel de Prins de minzaamheid in eigen persoon was en zich zonder eenigen twijfel het ge beurde met zijn overleden secretaris ernstig aantrok, toch scheen 't Racksole toe, dat hij iets verzweeg, dat hij aarzelde om alles te zeggen wat hij wist. In stilte kwam Racksole, na allerlei geredeneer met zichzelf, dat tot de dood van Reginald Dimmock slechts een zaak van ondergeschikt belang was, die met een veel dieper en ernstiger mysterie in verband stond. En daarom nam hij 't besluit te wachten, met zijn oogen heel wijd open, totdat zich op nieuw het een of ander zou voor doen, dat misschien eenige opheldering in de zaak zou kunnen geven. Voor 't oogenblik nam hij slechts één maatregel hij regelde 't zoo, dat van den diefstal van Dimmock's lijk in de nieuwsbladen geen melding werd gemaakt, 't Is ver wonderlijk hoe goed een geheim kan worden bewaard als de bezitters van dat geheim iemand tegenover zich hebben, die de noodige vastberadenheid en overredingskracht bezit. Rack- sole slaagde in die zaak volkomen. Natuurlijk was 't een eenigszins lastige, ingewikkelde kwestie en zijn succes daar omtrent gaf hem bepaald een soort van voldoening. Tegelijkertijd was Racksole er zich van bewust, dat hij tijde lijk het onderspit moest delven voor een onbekende troep intriganten, waarbij hij zich overtuigd voelde dat Jules een belangrijke rol speelde. Hij durfde Nella nauwelijks onder de oogen te komen. Het meisje had blijkbaar van hem verwacht, dat hij de samenzweerders onmiddellijk zou weten te ontmas keren met een enkelen zwaai van den tooverstaf, waarover hij, de mlllionair, beschikte. Ze was er in het land van haar geboorte zoo door en door aan gewoon hem de meest onmo gelijke dingen te zien volbrengen. Daarginder was hij een heele grootheid; velen beefden alleen bij 't hooren van zijn naam; als hij verlangde dat er 't een of ander gebeurde welnu, dan gebeurde 't; als hij het een of ander wenschte te weten, dan wist hij 't dadelijk. Maar hier in Londen was Theodora Racksole niet heelemaal dezelfde Theodore Racksole. Hij beheerschte New-York, maar Londen scheen over 't alge meen niet zoo bijzonder veel belang in hem te stellen en er waren blijkbaar verschillende personen in Londen, die zich durfden vermeten hem achter z'n rug uit te lachen hem, Theodore Racksole I Noch hij, noch zijn dochter konden zich aan dat denkbeeld gewennen. Wat Nella betrof, ze hield zich gedurende een poos bezig met het gewone administratiewerk van het bureau en bespiedde, met een gevoel van oDrust en belangstelling, het doèn en laten van Prins Aribert. Ze merkte, wat haar vader niet had be merkt, dat zijn Hoogheid een eenigszins teruggetrokken houding had aangenomen, alleen om de geheime bezorgdheid en onrust te verbergen die hem kwelden. Ze zag dat de arme jonge man geen vast, afgerond plan in 't hoofd had en dat hij zich bezwaard en verdrietig voelde over iets dat hij tot nog toe voor iedereen verzweeg, 't werd haar bekend, dat hij eiken morgen op de Victoria Kade op en neer wandelde, alleen en schijnbaar doelloos. Den derden morgen kreeg ze een idee, dat een rijtoertje op de Kade wel goed zou wezen voor haar gezondheid en ze bestelde een rijtuig en reed er heen, gedost in een heel eenvoudig, donker toilet. Dicht bij Blackfriar's Bridge kwam ze den Prins tegen en het rijtuig hield stil. «Goeden morgen, Prins," zoo luidde haar begroeting. «Ziet u dit hier bij vergissing aan voor Hyde Park?" Hij boog en glimlachte. «Ik wandel hier meestal 's morgens," zei hij. »U verbaast me," gaf ze ten antwoord. «Ik dacht dat ik de eenige persoon was in Londen, die aan de Kade, met dit gezicht op de rivier, de voorkeur geef boven 't stoffige Hyde Park. Ik begrijp niet waarom de Londenaren nooit ergens anders schijnen te willen rijden of wandelen dan in dat be spottelijke Park. Als ze nu nog iets hadden zooals bij ons «Ik vind dit 't mooiste plekje van heel Londen," zei hij. Ze boog zich een weinigje voorover, zoodat haar gelaat het zijne wat meer naderde. «Ik geloof, dat we verwante zielen zijn, u en ik," fluisterde ze; en toen: «Au revoir, Prins." «Een oogenblikje, juffrouw Racksole." Hij sprak snel en op dringenden, als 't ware smeekenden toon. «Ik ben erg gehaast," jokte ze; «ik ben van ochtend niet maar alleen voor mijn genoegen buiten. U weet niet half hoe druk we 't hebben." «O! dan wil ik u niet lastig vallen. Maar ik ga van avond het Babyion-Hotel verlaten." Wordt vervolgdj

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 1