NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht, ||p
IS7«. 40.
Woensdag 20 Mei 1814.
43e jaargang
wi&as«ifww«.
FEUILLETON.
De Firma A. LEWEN STE1N
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
VAN STILLE WATERS.
raadsstukkenT
HET BABYLON HOTEL
AaDgezien ons gebleken is dat er onder onzen
naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkooht
worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai
machines nevenstaand handelsmerk moet voor
komen. Men late zich onder welk voorwendsel
ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan
praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigste
Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort.
UTRECHT, CHOORSTRAAT 14.
urrec/>t-ov<feyrar/)t. wLu
v/ti/yt/s -p/ar/o s
J/ye/s A kvostso*/pwfo 'S
Mmr n/Ar/ko/to
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 47. Telephoonn. 09.
ADVER1ENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere reg9l meer 7*/, Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het volkspreekwoord zegt er van, dat
zü diepe gronden hebben. Wat daarmee
bedoeld wordt, weet iedereen lofspraak
ligt er niet in uitgedrukt.
De overeenkomstige Fransche sententie
luidt eenigszins anders: Geen slechter
water, dan stilstaand, heet het daar. De
beweeglijke Galliërs moeten er niets van
hebben; wat niet druk doet en luidruchtig
zich aanstelt, wekt een sterk vermoeden
van bederf. Wij denken meer aan het
geen onder de oppervlakte [zich verbergt;
vertoont deze golving noch rimpel, dan
is het uiterst moeielijk tot den bodem
door te dringen.
Zeker wordt er wantrouwen mee te
kennen gegeven. De gewone man en vrouw,
die van den dagelijksehen omgang, houden
niet van waarnemingen en studiën op
het gebied van menschenkenniszij willen
zich die moeite liever gespaard zien door
een spoedige en volledige uitstalling; Jan
Flapuit heeft altijd een schreefje voor en
zoolang het niet de spuigaten uitloopt, en
men niet zelf het slachtoffer is geworden
van zijn al te groote vrijmoedigheid,
wordt hem een te stoute uiting lichtelijk
vergeven. Wanneer blijkt dat iemand het
hart op de tong ligt end aardoor den rang
om naar buiten te doen treden, wat eigen
lijk nog wel een poos of voor goed binnen
de bekende omheining had moeten blijven,
hem vaak te sterk wordt, dan wordt
gauw vergeten dat het bewuste hart
eigenlijk op de verkeerde plaats zit.
Dat is wel eenigszins te verwonderen
by een volk, hetwelk den grooten zwijger
vereert als den Vader des Vaderlands.
Maar men houde wel in het oog, dat die
toenaam oorspronkelijk door zijn vijanden
is gegeven, om zijn karakter in het val-
sche licht eener onwaardige verdenking
te plaatsen. De dankbare tijdgenooten en
nakomelingen hebben hem overgenomen
en toegepast als onvergankelijken eere-
titel.
En niet alle menschen, die zich
steeds gedekt weten te houden, zijn de
gelijken van den grondlegger van ons
roemruchtig gemeentebest. Er wordt zóó
over geredeneerd, dat wij niet bij elkander
zijn om schuilhoeken aan te leggen, om
sluiers te spreidenof het ons van eenig
nut kan zijn, te ontdekken wat anderen
betreft, moeten wijzelf maar weten en
hebben die anderen niet te beoordeelen.
Verborgenheden dragen altijd zeker ken
merk van griezeligheid, prikkelen om er
achter te komen, en wie door zijn stil
zwijgen dien toeleg doet mislukken, is
spoedig het omgekeerde van een gewilde
persoonlijkheid. Wij hebben zelfs eens
iemand hooren zeggen, met een beeld
spraak van verbluffende stoutheid: „Die
stille waters hebben hetaltijdindemouw."
Voor het oog is misschien een snel
over ondiepen en oneffen bodem zich
voortbewegende vliet aangenamer, door
verrassende, steeds afwisselende licht
effecten, dan de meestal onaandoenlijke
vlakte van een diepe waterkomal weer
kaatst deze ook den hemel in ongerepte
schoonheid, de aanblik blijft dezelfde. En
lang niet altijd is de helderheid zoo groot,
dat het gezicht tot den bodem kan door
dringen. Het kost moeite, tot de weten
schap te komen van hetgeen de diepte
bevat.
Met de menschen is het niet anders.
Men schuwt de stillen, omdat het werkelijk
niet gemakkelijk valt, bij hen punten van
aansluiting en motieven van instemming
te vinden. Het is een zeer natuurlijke
aantrekking, dip uitgeoefend wordt door
personen van opgewekten aard, die gaarne
een kijkje in hun gedachtenleven gunnen;
en al is datgene, wat het kijkje doet aan
schouwen, van tamelijk beuzelachtigen
aard en van geringe waarde, men ver
maakt er zich mee, wanneer het op min
of meer kluchtige wijze wordt vertoond.
Een vrooljjke Franschman kan een potje
breken zonder dat men het hem kwalijk
neemt; hij staat in ieder geval hooger
aangeschreven dan de stroeve Noor, van
wien geloofd wordt hoogstwaarschijnlijk
ten onrechte, dat hij zijn woorden af
past alsof hij er voor betaald wilde worden.
Het stille water stemt droefgeestig, en
daar houden wij niet van.
En dan, de hoogs waarde van menschen
kennis Is niet het woord de openbaring
der ziel, die een mysterie blijft zonder
deze uiting? Gelijk de klaterende water-
stroomen het natuurleven luide verkon
digen, is ook de menschenstem, die voort
rolt de uitdrukking van het bestaan eener
menschengemeenschap, die juist door het
te zamen brengen van gedachten, van
indrukken, van opwekkingen, van al het
geen wij elkander te zeggen hebben, helpen
opbouwen den babeltoren der .wereldge
dachte, immer hooger reikende, de on
eindigheid tegemoet?
Het is niet geheel zeker dat al degenen,
die waarschuwen tegen de diepte der
gronden onder de stille wateren, van deze
opvatting uitgaan. Niet het besef, dat hun
iets wordt onthouden, waarop zij aan
spraak kunnen maken, is oorzaak van den
tegenzin; veeleer een gevoel van onlust,
van afkeer. Die stillen, zij hebben meestal
iets te verbergen; het is bf met hun ver
leden niet pluis, bf hun plannen kunnen
het daglicht niet velen. Bij hen voelt men
zich niet op zijn gemak, als beloerd en op
het punt van verraden te worden. Al be
reikt dit gevoel geen hoogere intensiteit
dan van een flauw bewustzijn, de vesti
ging van vertrouwen staat het in den weg.
Nu is het zeer de vraag, of ten aanzien
van deze waardeering de rechtvaardigheid
wordt betracht; of er zekere evenredig
heid bestaat tusschen mildheid van uitin
gen en soliditeit van karakter. Wij hebben
wel eens gehoord van lieden, die ic hun
kring zeer gezocht waren, omdat men hen
voor joviaal hield en ook elkander als
zoodanig aanbeval, en die niettemin als
vertrouwelijk bedoelde mededeelingen,
door eigen wijze van optreden uitgelokt,
ernstig misbruikten. Misschien is het re
gel, dat de snel en luid voortstroomende
waterloop geen diepliggende bodem heeft,
maar dan schijnt er toch wel eens een
verborgen kolk te zitten, die verrassingen
kan geven. Het is niet ondenkbaar, dat de
luidruchtige, openhartig zich vertoonde,
wat ophakt en uitpakt, juist om de aan
dacht af te wenden van zijn eigenlijke
bedoelingen.
Het komt voor dat in een open galerij
huizende, met druk beweeg zich in het
leven roerende lieden, hun eigen minder
ernstige gebreken uitpakken met een be
minnelijke oprechtheid, die ze hun gaarne
doet vergeven met het doel, de blikken
te beletten, door te dringen naar grooter
diepte, waar heel wat ergers zou te vin
den zijn. Hun doorgaande handelwijze is
te vergelijken bij die van den smokkelaar,
die bij het passeeren der grens op een
niet moeielijk te ontdekken plaats eenige
contrabande heeft verstopt, in de ver
wachting dat de douane ambtenaar, vol
daan over zijn vondst, niet verder zal
gaan zoeken.
Natuurlijk kan hier niet bedoeld zijn het
wantrouwen, waarmede in den regel de
stillen worden bejegend, naar den anderen
kant over te brengen noch om dezen
er zonder meer van te ontheffen. Zeker,
daar zijn er die niets van zich afgeven,
die er sphyoxachtige allures op nahouden,
die van het zwijgen een beginsel maken,
het als een soort van isoleeringsmiddel
gebruiken. Ontkennen zullen wij geens
zins, dat zij niet tot de allergezelligsten
behooren.
Wat wij dan wèl beoogen, is waarschu
wen tegen den schijn, die onbillijkheid
uitlokt; is aansporen tot een meer afdoend
onderzoek by het beoordeelen van de
personen in onze omgeving. Kan het
laatste slechts onder zeker voorbehoud
toelaatbaar genoemd worden, voor zoo
verre het ons geoorloofd is, mogen wij
toch niet uitgaan van onjuiste gegevens,
ontleend aan uiterlijkheden. Al mocht er
waarheid zijn in het samengaan, door ons
spreekwoord bedoeld, kan de dieplig
gende grond niet tevens van onbesmette
zuiverheid zijn? Ligt er op den ziele-
bodem van den mau of de vrouw, die in
zwijgzaamheid door het leven gaat, niet
vaak een schat van zoodanige waarde, dat
geen wereldsch taxateur die kan bepalen
van herinneringen en aandoeningen,
die slechts het eigen gemoed als omlijsting
duldt?
Het is niet te zeggen, welke invloed
uitgaat van wie, zooals dat heet, „stil voor
zich heen leven," niet te bepalen, welke
offers zjj dikwijls in het verborgen bren
gen ten behoeve van het algemeen wel
zijn, niet uit te maken, welke werk
zame voorbeelden zij vaak geven door hun
zonder eenige pretensie volgehouden plicht
vervulling. Zeker, onder die stillen vindt
men ook égoïsten, geniepigerds, lieden
even karig in nobele daden als in opwek
kende woorden, maar is het wel mogelijk
één soort van menschen aan te wijzen
van onbetwistbare supérieure hoedanig
heid? Verschillen van temperament, die
ook hier de scheidingslijn aangeven, kun
nen geen maatstaf vormen.
Laten wij, in plaats van ons daarover
het hoofd te breken en naar den aard van
eigen karakter, onze persoonlijke houding
tegenover de naasten regelen in verband
met de achting, die ons toekomt, zon
der overschatting, ook zonder zelfverwer
ping. De opgewektheid, die wjj in het
maatschappelijk leven zoozeer op prijs
stellen, eischt ook onze geregelde bijdra
gen. Voor het overige heeft ieder van
onszelf uit te maken, in hoeverre hij ver
plicht is, zjjn innerlijkste, zijn diepliggende
schatten ten dienste te stellen van het
geluk van anderen.
Middelbaar Onderwijs. Handels
school.
Nadat in 1910 was besloten niet over
te gaan tot oprichting eener Gemeente
lijke Handelsschool, werd bij besluit van
31 Januari 1911, gewijzigd bjj dat van
26 Maart 1912 aan de Vereeniging „Han
delsschool voor Amersfoort en Omstreken"
een subsidie verleend van f 4000, benevens
het kosteloos gebruik van eenige lokalen
in het gebouw in de Koestraat.
Omtrent de behoefte aan eene handels
school werd toen niet onverdeeld gunstig
gedacht.
De ondervinding, sedert opgedaan,
heeft echter overtuigend bewezen, van
welk groot belang deze school voor
Amersfoort en omliggende gemeenten is
het aantal leerlingen, dat zich aanmeldde,
maakte het reeds noodzakelijk naar meer
dere ruimte om te zien. Uwe vergadering
besloot dan ook den 24 Februari 1914
het geheele gebouw in de Koestraat voor
het doel in gebruik af te staan.
Het is van zelf sprekend, dat met de
uitbreiding van de school gepaard gaat,
eene vermeerdering van de uitgaven.
Wil het bestuur dus aan den drang
naar uitbreiding blijven voldoen, dan
dienen meerdere middelen beschikbaar
te worden gesteld.
In de bij het adres gevoegde nota van
toelichting wordt aangetoond welke uit
breiding de school behoeft, terwijl in de
bijlage I een overzicht wordt gegeven
van de kosten.
Naar onze meening is deze nota zoo
duidelijk en overtuigend, dat het ons
niet nooodig voorkomt, de wenschelijk-
heid van de uitbreiding nader te verde
digen.
Blijft over de vraag, of de Gemeente
finantieel mede moet werken tot uitbrei
ding van de school, en zoo ja, in welke
mate zjj de kosten daarvan op zich zal
nemen.
In 't licht van de feiten, neergelegd in
meergenoemde nota van toelichting kan
door E. Behnett
23) (uit het Engelsch.)
Ze wist nu dat Rocco, de ongeëvenaarde Rocco, ook in deze
geheimzinnige zaak was betrokken.
«Barones Zerlinski is ongeveer een kwartier geleden ver
trokken," zei de bediende die haar te woord stond.
«Maar ze is pas van morgen hier aangekomen.»
»De kamenier van de Barones zei, dat haar meesteres een
telegram had ontvangen en zich verplicht had gezien onmid
dellijk te vertrekken. De Barones heeft de rekening betaald
en is in een huurrijtuig weggereden.»
"Waarheen
"De koffers waren geadresseerd naar Ostende.»
Misschien was 't instinct, misschien was het eenvoudig lust
tot het avontuurlijke; maar dien avond behoorde Nelly tot
de passagiers van het voor Ostende bestemde stoomschip, dat
omstreeks elf uur uit Dover vertrekt. Ze had aan niemand
haar plannen meegedeeld, zelfs niet aan haar vader, die zich
niet in het hotel bevond toen ze vertrok. Ze had een kort
briefje neergekrabbeld, waarin ze hem meedeelde, dat hij haar
binnen een dag of twee kon terug verwachten, en ze had
't te Dover op de post gedaan. Het stoomschip was de Marie
Henriette, een groote, weelderig ingerichte boot, met op het
dek verschillende afzonderlijke salons. Een dier salons, het
grootste, was blijkbaar bezet, want van alle ramen waren de
gordijnen neergelaten. Nelly kon niet hopen, dat de Barones
aan boord zou zijn; 't was heel goed mogelijk, dat deze de
stoomboot van 8 uur had gehaald en 't was ook heel goed
mogelijk dat ze in 't geheel niet naar Ostende was gegaan
maar naar de een of andere plaats in een totaal verschillende
richting. En toch koesterde Nelly een flauwe hoop, dat de
dame, die zich Zerlinski noemde, zich in dat achter gordijnen
verborgen salon bevond en gedurende den geheelen tocht
bleef ze in 't kalme maanlicht op het dek zitten, voortdurend
de oogen gevestigd 'houdend op deur en ramen van 't bewuste
vertrek.
De Marie Henriette kwam stipt te 2 uur in de haven van
Ostende aan. Op de kade bewoog zich de gewoonlijk daar
te vinden heterogene, druk gesticuleerende menschengroep.
Nelly bleef op haar post in de nabijheid van de salondeur
en eindelijk werd ze voor haar volharding beloond; de deur
ging open. Vier Engelschen van middelbaren leeftijd traden
naar buiten. Een blik dien ze naar binnen wierp overtuigde
Nelly, dat de heeren de reis met kaartspelen hadden door
gebracht.
't Zou niet overdreven zijn te zeggen, dat ze zich ernstig
ontstemd voelde. Ze maakte zich zelf wijs, dat ze ontstemd
was over den gang van zaken, maar eigenlijk gezegd was ze
ontstemd over Nelly Racksole, Daar stond ze, te twee uur in
den morgen, zonder bagage, zonder iemand tot steun of ge
zelschap, zonder eenig bepaald plan de campagne, in een haar
geheel vreemde, buitenlandsche havenplaats een plaat3 die
geen al te besten naam had en waar, zooals ze wist, eenige
der meest gebrekkig ingerichte hotels te vinden zijn die in
Europa bestaan. Gedurende eenige minuten drentelde ze op
de kade op en neer en toen kreeg ze in zee den rook van
een andere stoomboot op 't oog. Ze vroeg aan een beambte
wat dit voor een stoomboot wezen kon, en kreeg ten antwoord,
dat 't de boot van acht uur was uit Dover, die averij had
gekregen, in Calais had moeten achter blijven voor eenige
kleine noodzakelijke reparaties en nu bijna vier uur te laat
haar bestemming bereikte. Nelly's gedrukte stemming was
als door een toooverslag geweken. Een minuut te voren had
ze zich beschouwd als niet veel meer dan een onnoozele hals,
die op onbesuisde manier aan 't najagen was gegaan van een
hersenschim. Nu kreeg ze op eens 't besef, dat ze bij slot van
rekening heel scherpzinnig en handig was geweest. Ze voelde
zich moreel overtuigd, dat ze de Zerlinski-dame op die tweede
stoomboot vinden zou en al bij voorbaat gaf ze zich zelf
hiervan de eer. Zoo is de menschelijke natuur.
De boot scheen verbazend lang werk te hebben met 't binnen-
stoomen van de haven. Nelly bleef op de kade op en neer
loopen, steeds de naderende boot in 't oog houdend. De stad
leverde een stillen, somberen aanblik op. Nelly herinnerde zich
verhalen, die ze wel eens gehoord had, omtrent dat oord vol
weelde en schittering, dat in het drukke seizoen meer schurken
en oplichters herbergt dan eeDige andere stad in Europa, be
halve misschien alleen Monte Carlo. Ze herinnerde zich gehoord
te hebben, dat de vergulde avonturiers van alle natiën onder
de zon daar, 't zij om zaken te doen, 't zij voor hun genoegen,
bijeenkwamen, en dat eenige van de meest zonderlinge, geheim
zinnige misdaden van de laatste helft der eeuw in dat brand
punt van cosmopolitische ongerechtigheden waren beraamd en
overlegd. W)ordt vervolgd.)