NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
Woensdag 10 Juni 1914.
FEUILLETON.
HET BABYLON HOTEL
No. 45.
43e jaargang
De Firma A. LEWENSTEIN
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
LESSEN.
BINNENLAND
Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen
naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht
worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai
machines nevenstaand handelsmerk moet voor
komen. Men late zich onder welk voorwendsel
ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan
praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigste
Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort.
UTRECHT, CHOORSTRAAT 14.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 47. Telephooun. 09.
ADVER1 ENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Van 't onderricht der ervaringen maken
w\j alle dagen op ieder hunner uren ge
bruik. Geschreven handleidingen, die den
weg wyzen naar hetgeen ons te doen
staat in de gewone levensomstandigheden,
zijn onnoodigbijna onbewust, zoo goed
als automatisch, verrichten wij de be
wegingen, die het onderhouden van het
physiek bestaan vereischt, en bezigen wij
de middelen, over welke wij te dien einde
beschikken.
De lessen, waardoor dat alles tot een
gemakkelijk te volgen gewoonte is ge
worden, verkregen wij zonder moeite;
dat deel van onze opvoeding heeft den
genen, wien die taak is opgelegd geweest,
niet veel hoofdbreken gekost. Meestal
was eenige oplettendheid voldoende,
voor het geval zich de een of andere
afwijking vertoonde, welker ontwikkeling
schade zou kunnen teweegbrengen aan
den normalen groei zoowel van de geeste
lijke als van de lichamelijke krachten.
Hoe eenvoudig dit ook wezen moge,
toch vraagt het een voortdurende waak
zaamheid. Terstond wanneer verschijn
selen zijn waargenomen, die het ontkie
men van ongewenschte hoedanigheden
doen vermoeden, het post vatten van
verkeerde gewoonten doen vreezen, het
vestigen van onjuiste begrippen, die leiden
tot een valsch oordeel, doen verwachten,
moet men er bij zijn: een lichte druk,
een kleine opheffing, een weinig diep
gaande opheldering is menigmaal vol
doende, om de rechte lijn te doen weer
vinden.
Dat is het, wat in de eerste plaats ge
leerd moet worden, het zuiver opmerken
ten einde op het goede oogenblik op ge
paste wijze te kunnen ingrijpen, waarmee
natuurlijk gepaard gaat de beantwoording
van de vraag, óf men het doen zal en hoe.
Omtrent de waarde der opvoeding, haar
invloed op de zedelijke vorming, haar
beteekenis voor de menschwording van
haar voorwerp, bestaat meeningverschil.
In hoofdzaak zijn het twee richtingen,
die zich tegenover elkander stellen. De
eene zou men kunnen noemen de theorie
van het „blank papier", waarmee de ziel
van het pasgeboren kind is vergeleken,
omdat men meende daarin alles te kunnen
brengen wat goed en nuttig wordt ge
vonden. De andere zou dan die van de
gedrukte pagina kunnen heeten; wat er
op staat is niet meer te veranderen. Naar
de eerste opvatting vermogen de leiding
en de lessen van den opvoeder alles, de
andere ontzegt haar alle waarde voor de
inwerking op de moreele vorming.
Noch deze overschatting, evenmin die
miskenning, zouden wij zeggen.
Het is waar, teleurstelling blijft ook
op dit gebied niet uit. De voorbeelden
zijn menigvuldig, waaruit blijkt, dat de
resultaten van een wèloverwogen en met
zorg geleide opvoeding niet aan de ver
wachting heeft beantwoord. In plaats van
op het maagdelijk gewaande blad in fraai
letterschrift schoone gedachten te zien ver
schijnen, kwam een onoogelijk manuscript,
kwam de uitdrukking van onreine denk
beelden, kwamen afzichtelijke vlekken te
voorschijn, en van de lessen, te goeder
trouw en met behoorlijken ijver gegeven,
was heel weinig overgebleven.
Ongetwijfeld is een zoo onbevredigend
loon voor goed werk in de hoogste mate
te betreuren, en wel is het begrijpelijk,
dat zij, wien dat ten deel mocht vallen,
met smart zich de vraag stellen, wat van
die mislukking de oorzaak mag zijn. En
dan komen de apostelen van hetgeen wij
het noodlotsbegrip kunnen noemen, met
hun pessimistische beschouwing. Zooals
het kind op het wereldtooneel verschijnt,
zoo is hy en blijft hij. Al hetgeen van
Zijn wezen ooit deel zal uitmaken, is aan
wezig. Product van voorafgegane geslach
ten, brengt hij van deze iets mee, eigen
schappen, door bijzondere samenvoegingen
versterkt of door haar tegenstellingen
onwerkzaam geworden, toch als levende
kiemen in den aanleg opgenomen. En nu
kunt gij trachten, met uw lessen, met
uw dwang, met wat gij ook beproeven
wilt, van zekere moreele organen de op
leving tegen te gaan, van andere te be
vorderen, de uitkomst zal niet even
redig zjjn aan de moeite, want zoodra
begunstigende omstandigheden intreden,
die bevorderlijk zijn aan den groei van
hetgeen gij hebt trachten terug te houden,
zult gij bemerken, dat het aan uw handen
ontsnapt.
Wij zullen niet ontkennen, dat een on
telbare reeks van feiten zich voordoen,
die als bewijsmateriaaal voor de juistheid
van deze zienswijze kunnen dienenzeker
is er alle grond, om die van het „onbe
schreven blad" niet te handhaven. Maar
daarmee zijn tal van vraagstukken, die
de ondervinding stelt, niet tot klaarheid
gebracht. Hoe, indien met nauwkeurige
regelmaat de combinatie van eigenschap
pen is bepaald, die den aanleg vormen,
is het dan mogelijk dat kinderen van
hetzelfde gezin diepgaande verschillen
vertoonen, niet slechts in verstandelijke
begaafdheid, maar ook in hetgeen wij
karakter noemen? Zij toch hebben precies
dezolfde voorouders als erflaters, zonder
dat ergens uit blijkt dat aan één van hen
bevoorrechting is geschied, een ver
schil, dat uit geen verscheidenheid van
omstandigheden, noch uit verandering van
inzicht bij de opvoeders te verklaren is
en zich heel dikwijls reeds op jeugdigen
leeftijd openbaart?
Wij zouden vreezen het verwijt te ver
dienen, dat wij misbruik maken van de
gelegenheid om lezeressen en lezers wen
ken van practische ethiek aan te bieden,
zoo wij trachtten dieper op deze en der
gelijke vragen in te gaan, van welke het
geldt, die wie heden meent de oplossing
gevonden te hebben, reeds morgen dien
waan moet prijsgeven. Laten wij, bij de
bekende grauwheid van alle theorie, bin
nen de grenzen van de practijk des „ge-
meenen levens" blijven, die het proefon
dervindelijk op den voorgrond brengt.
Het zij ons dan vergund op te merken,
dat elke verbetering van blij venden aard
van binnen moet komen, moet uitgaan
van hem, die er aan wil werken. De man
en de vrouw zelf moeten zichzelf lessen
geven, in die lessen de leerstof samen
brengen, waarvan de ervaring, dat wil
zeggen, de nawerking van alle uitwendig
zoowel als innerlijk gebeuren de verza
melaarster is. Alleen door zelfveredeliüg
kunnen wij onze bruikbaarheid verhoogen
als opvoeders, zoowel voor onze volwas
sen omgeving als voor de jongeren, in
het bijzonder aan onze verantwoordelijk
heid opgedragen. Dat is de primaire
arbeid, zonder welken het welslagen
weinig is gewaarborgd.
Zou niet een onverdedigbare slordig
heid in het bijwonen der lessen, welke
de eigen ondervinding voor ons beschik
baar houdt, één van de oorzaken zijn,
waardoor zooveel opvoedingswerk mis
lukt?
Ook hier geldt eveneens ten aanzien
van dien arbeid als beroep, dat er bevoegd
heid moet zijn. Maar deze is niet, gelijk
die andere, door voorschriften te regelen,
zelfs niet tot een soort van gewoonte
recht te maken. Alleen de „ouderlijke
macht" bepaalt haar en slechts in
uiterste gevallen treedt een andere macht
reddende en verbeterende op. Dan zegt
Meester Staat: Oho, zulke lessen, dat
komt niet te pas!
Tusschen dit geval en hetgeen, bij de
enge beperktheid van onze middelen, als
een goede en een voortreffelijke opvoeding
mag worden aangemerkt, ligt een wijde
vlakte, met veel hoog en laag. Er wordt
op aangedrongen, op de verspreiding van
wat juistere begrippen dienaangaande,
door voorlichting van deskundigen. Inder
daad is daar veel voor te zeggen, want
er zijn ouders, die raar met hun kinderen
omspringen, in de meening, dat zij het
nogal verstandig aanleggen. Ook hier zijn
„lessen," aan de volbrenging van de taak
voorafgaande, niet overbodig. Mits en
hierop mag wel even gewezen worden
men zich niet voorstelle dat het om de
theorie alleen te doen is. Zij kan voor
lichten, wanbegrippen doen verdwijnen,
de gronden voor haar aansporingen bij
brengen zij' is in staat, van het gewichtige
werk wat „verstand te doen krijgen. Maar
nooit mag zij doen vergeten dat de drijf
kracht is 't gevoel, 't gevoel van 'n groote
liefde, die niet blind is en ook niet blind
maakt, maar integendeel de oogen wijd
geopend houdt.
Gelijk wij, om kunst te doen waar-
deeren, schoonheid moeten laten zien,
en het onschoone uit de omgeving ver
wijderd houden, hebben wij denzelfden
regel, die op aesthetisch gebied niet be
twist wordt, over te brengen op dat van
de ethiek.
De methode der Spartanen, die, om
hun kinderen aanschouwelijk onderwijs
in het matigheidsbetrachten te doen ge
nieten, slaven dronken maakten, die dan
erg leelljk deden, verdient geen aanbe
veling. 't Moet zijn voorgekomen, dat de
jeugdige toeschouwers het voor grappen
makerij aanzagen en niet onaardig vonden.
En nu gebeurt het, dat wij, bij ons
opvoedingswerk, maar al te dikwijls de
rol dier slaven zelf op ons nemen. Daar
zijn zelf3 menschen, die het in letter
lijken zin doen, als wilden zij met geweld
protesteeren tegen de matigheidsbeweging
en er hun kinderen ver buiten brengen.
Maar figuurlijk doen het er nog meer.
Zij achten zich niet verplicht, geen andere
dan heilzame lessen, dan navolgenswaar
dige voorbeelden, waar het toch meest
op aankomt, te geven; zij ontzien zich
niet, zedelijke misvormdheid voor het
oog van hun kinderen te ontblooten,
zij begrijpen niet, van hoeveel waarde
het is, vaders en moeders beeltenis in
stralend figuur mee te doen gaan als een
lichtschijn op den vaak moeielijken weg
door het leven
Kan men dit overwegende, nog zeggen
dat het opvoedingswerk gemakkelijk is?
Ons dunkt, dat het eenige overeenkomst
vertoont met hetgeen Victor Hugo van
het verzenmaken zei in antwoord op een
hem daarover gedane vraagGemakkelijk
of onmogelijk.
Gemakkelijk, als het werk gedreven
wordt door een liefdevol hart, onder voor
lichting van een gezond verstand. In toe
nemende mate onmogelijk, als de lessen
van het laatste ontbreken of slap zijn.
De arbeid dergenen, die de opvoedkunde
als wetenschap beoefenen, verdient hooge
waardeering en kraehtigen steun. Wij
meenen echter, geen voedsel te mogen
geven aan de meer en meer zich op
dringende gedachte, dat het zonder kennis
van de resultaten der wetenschappelijke
waarneming, die behoort te zijn een rang
schikking van feiten en verschijnselen,
niet goed mogelijk is, dien arbeid op
waardige wijze te verrichten. Honderd
duizenden mannen en vrouwen, die in
hun eenvoudige leveassfeer met blymoe-
digen erst medewerken aan de opkweeking
van een boven het onze staand menschen-
geslacht, getuigen met iets beters dan
woorden, dat het niet waar is. De lessen,
door hen gegeven, voeden de bron onzer
nationale kracht.
Nog eens: de vlaggenquaestie in
rood Zaandam I
Door het lid der Tweede Kamer,
den heer Brumonelkamp, zijn 26 Mei
betieffende de viering van den lsten
Meidag te Zaandam en het niet-uit-
steken van vlaggen van de gemeente
gebouwen en kerktorens op den ver
jaardag van H. K. H. Prinses Juliana,
29)
door E. Behnett
(wif het Engelsch.)
De opzettellijlre brutaliteit van zijn toon van spreken had op
haar een uitwerking, als werd haar, terwijl ze daar vastge
bonden lag in dien stoel, een zweepslag toegebracht. Zooals
alle menschen die een gemakkelijk, onbezorgd leven hebben
geleid, in die gelukkige oorden, waar goud eiken rimpel
gladstrijkt en de wet iederen zweem van wanorde beteugelt,
vond ze 't moeilijk zich duidelijk voor te stellen, dat er an
dere oorden waren, waar goud nutteloos was en de wet machte
loos. Vier en twintig uur geleden zou ze 't als iets volkomen
onmogelijks hebben verklaard, dat wat zij had ondervonden
en nu ondervond aan iemand kon overkomen ze zou op luch-
tigen toon geredeneerd hebben over beschaving en den tegen-
woordigen tijd en over vooruitgang en politie en zoo al meer.
Maar haar ondervinding van thans leerde haar, dat de men-
schelijke natuur immer dezelfde blijft en dat beneden het
dunne laagje maatschappelijke veiligheid waarop wij, eenzame
burgers, steunen, de donkere geheimzinnige machten van de
misdaad aan 't werk blijven, precies evengoed als in de dagen
toen men niet in een of andere buitenwijk van Londen kon
rondloopen zonder door straatroover3 te worden aangevallen.
Die persoonlijke ondervinding gaf haar misschien een nog
beter, duidelijker inzicht daaromtrent dan een bezoek aan de
bureaux van de detective-politie in Parijs, Londen en St. Peters
burg 't zou hebben kunnen doen.
/'Goeden morgen," zei de man weer.
Even keek Nelly naar hem op, met een blik vol veront
waardiging.
»U hierl" zei ze, «u, mr. Thomas Jackson, als dat uw
eigenlijke naam isl Maak me bier uit dezen stoel los, dan
zal ik zeggen wat ik te zeggen heb." Haar oogen flikkerden
terwijl ze dit zei en de trotsche, minachtende uitdrukking
van haar gelaat verhoogde de schoonheid er van in hooge
mate. De heer Thomas Jackson, anders gezegd Jules, ober-
kellner van het Babylon-Hotel, beschouwde zichzelf als een
kenner op dat gebied en een gevoel van onbegrensde be
wondering greep hem aan voor dat mooie, fiere Amerikaan-
sche meisje, dat hem daar zoo onbevreesd aanBtaarde.
«Met genoegen," antwoordde hij. //Ik was vergeten, dat ik
u aan dien stoel had vastgemaakt om te voorkomen, dat u
zou vallen," en met een vlugge beweging maakte hij den
band los. Nelly stond op, trillende van ergernis en veront
waardiging.
//Nu," zei ze, hem recht in 't gelaat ziende, «wat beteekent
dit alles?"
//U verloor uw bewustzijn," antwoordde hij, onverstoorbaar
kalm. „Misschien herinnert n u dat niet meer."
De man bood haar met een hoogst beleefd gebaar een ge
wonen stoel aan. Ondanks zichzelf voelde Nelly zich verplicht
te erkennen, dat zijn voorkomen en zijn manieren van distinc
tie en opvoeding schenen te getuigen. Niemand zou op de
gedachte zijn gekomen, dat hij twintig jaar lang kellner in
een hotel was geweest. Zijn lange, slanke figuur en zijn kalme,
gemakkelijke manieren schenen de figuur en de manieren van
een aristocraat; zijn toon van spreken was rnstig en eenigs-
zins uit de hoogte tevens.
//Dat heeft niets te maken met 't feit, dat ik hier word
meegenomen in dit jacht van u."
//Het jacht is niet van mij," zei hij, «maar dat is een zaak
van ondergeschikt belang. Wat de meer belangrijke kwestie
betreft, neem me niet kwalijk als ik u er aan herinner, dat
u een nnr of wat geleden een dame in mijn huis dreigde met
een revolver."
//Dus dat was uw huis?"
//Waarom niet? Mag ik geen huis bezittenglimlachte hij.
//Ik moet u verzoeken het jacht onmiddellijk te doen
omkeeren, en mij terug te brengen." Ze deed haar best op
vasten, beslisten toon te spreken.
//O!" zei hij, «ik vrees dat dit niet gaan zal. Ik heb deze
zeereis niet ondernomen met de bedoeling onmiddellijk terug
te keeren." Bij die laatste woorden bootste hij haar eigen
toon van spreken een weinig na.
//Als ik toch terug kom," zei ze, «als mijn vader met deze
zaak in kennis wordt gesteld, zal 't er heel slecht voor u
uitzien, mr. Jackson."
"Maar verondersteld dat nw vader er eens niets van te
weten komt
/Hoe bedoelt u?"
«Verondersteld dat u in 't geheel niet terugkeerde?"
»'t Is dus uw bedoeling mijn moord op uw geweten te
iaden?"
«Van moord gesproken," zei hij, »'t heeft niet heel veel